2019
Adamskostuum
14-03-2019 - 24-03-2019
Solo expositie - Guido Geelen, Adamskostuum
Kleren maken de man, de nieuwe kleren van de keizer, een klerenkast, op de mouw spelden zijn typisch ‘stoffige’ tegelspreuken.
De twee beelden die Guido Geelen exposeert in onze kledingzaak refereren onder meer aan bovengenoemde gezegden en tevens aan ons werk waar passie, kwaliteit, maatwerk, ambacht en service voorop staat.
Bij binnenkomst in de winkel loop je meteen tegen het beeld van een staande naakte man omgeven door kleurrijke vlinders in een vitrine. Verderop in de zaak bevinden zich twee gouden vuilniszakken waaruit glazen buizen met bloemen steken. De wisselwerking van de beelden in deze omgeving is bevreemdend maar past als gegoten.
We nodigen u van harte uit om gedurende de TEFAF periode, van 14 t/m 24 maart te komen kijken. De kunstenaar is zaterdag 16 maart aanwezig.
Guido Geelen exposeert in binnen en buitenland. Het werk is opgenomen in museum, bedrijfs en particuliere collecties, waaronder Bonnefantenmuseum Maastricht, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam, Museum De Pont Tilburg, Kröller-Müller Museum Otterlo, Het Noordbrabants Museum Den Bosch, Stedelijk Museum Amsterdam. Kunstcollectie ABN-AMRO, Achmea, AkzoNobel, DSM, RABO, Kunstverzameling Jo en Marlies Eyck, De Heus, Groot-Wijnands, van Sint Fiet.
In opdracht realiseerde Geelen diverse beelden in de openbare ruimte.
Momenteel is zijn werk o.a. te zien:
t/m 7 april in Singer Museum Laren de tentoonstelling ‘Out of Office’
t/m 12 mei in Museum de Fundatie Zwolle de tentoonstelling ‘vrijheid’De dirigent
10-05-2019
Project - Dirigent voor het Johann Straussplein
voorgeschiedenis
Het was een tijd afzien voor de bewoners van het Johann Straussplein en omgeving. De wijk, de componistenbuurt, ging op de schop en zoiets heeft letterlijk nogal wat voeten in de aarde. Toen het karwei geklaard was, had de wijk weer een mooi aanzien en de bewoners zagen daarbij graag kunst als ‘kers op de taart’. Dat vond de gemeente Schiedam ook. Samen met bewoners, kunstcommissie van de gemeente en kunstenaar werd een traject ingegaan om een beeld in de wijk te realiseren. Dat begon met een lijst van tien kunstenaars waarvan er drie in overleg met de buurt werden uitgekozen om een voorstel te maken. Het idee van Guido Geelen kreeg de voorkeur en dat was het begin om hier, op het Johann Straussplein, een rustige, intieme verblijfsruimte te maken rondom het beeld van ‘De dirigent’.kunstenaar
Guido Geelen werd aanvankelijk vooral bekend met zijn keramische werken waarbij hij naast traditionele ook industriële technieken met klei toepaste. Geelen kreeg meerdere prijzen, waaronder de Dr. A.H. Heinekenprijs ‘voor zijn onorthodoxe wijze waarop hij de toepassing van het traditionele materiaal klei een vernieuwende impuls heeft gegeven’. Inmiddels werkt hij sinds1998 ook in brons en aluminium en zijn er veel beelden van hem in de openbare ruimte te vinden, waaronder ‘Uithangborden’, tussen de bogen, Amsterdam, uit 1998 tot de sleutelwerken van kunst in de openbare ruimte hoort.
(Zie: https://www.sleutelwerken.nl/kunstwerken/uithangborden)
Zijn werk staat nooit op zich, is geen toevoeging zonder betekenis aan de omgeving, maar ontstaat in samenspel en relatie daarmee. Het stedenbouwkundige landschap, de bebouwde omgeving, de materialen waaruit die bestaat, de zichtlijnen, de lichtval, alles speelt een rol. Ook laat hij graag het maakproces zien. Vandaar de toevoeging van gietkanalen aan veel van zijn bronzen beelden.kunstwerk
Guido Geelen maakte een grondige studie van de locatie voor deze opdracht in de componistenbuurt. Geelen stelde zich de vraag; Hoe maak je muziek zichtbaar? In de componistenbuurt ontbrak de dirigent. Componisten dirigeren vaak als eersten hun eigen werk. Het gesticuleren van de dirigent maakt muziek aanschouwelijk. in zijn optiek visualiseert een dirigent (blad)muziek het sterkst. Het is de taak van de dirigent om samen met de musici het werk van de componist zo dicht mogelijk te benaderen. Een dirigent verbindt niet alleen de musici, maar tevens de toehoorders. Ook op deze plek gaat dat op in het samenspel met de bewoners. Alles speelt een rol, de verhoudingen, de maat met de omgeving. De bomen zijn hier de muzikanten of het koor, de flats de tribune en de passanten het publiek. Je ziet hier een levensgrote leden pop, zonder sekse, man noch vrouw, van alle franje ontdaan. Iedereen kan er een componist, dirigent of iets van zichzelf op projecteren. Het bronzen beeld zou ook iemand kunnen zijn die danst, of een spreker, iemand die wat vertelt. Je kunt het zittend op een van de stoelen die hier staan eens rustig op je laten inwerken en er in zien wat je er in aanspreekt. Het materiaal van het beeld is gegoten brons en geplaatst op een sokkel krijgt het geheel een klassieke uitstraling. De gietkanalen, die er als tralies omheen zitten, noodzakelijk om het brons te laten stromen bij het gieten, heeft Geelen er bewust aan laten zitten. Ze horen bij het maakproces en verstevigen het beeld ook. De grijs betonnen sokkel, past bij de bestrating en de herinrichting. Het beeld staat centraal en versterkt de symmetrie van het plein. Het is hier een fijne plek geworden. De verhoudingen van het beeld met de omgeving, de menselijke maat van het beeld, de kleur van het brons, de sokkel, het klopt allemaal.
Julia SnikkersGuido Geelen maakt sculpturen waarin motieven uit de natuur terug te vinden zijn
Guido Geelen maakt sculpturen waarin motieven uit de natuur terug te vinden zijn
13-09-2019 - 08-12-2019
Groep expositie - Het nest tussen waarheid & herinnering
Guido Geelen maakt sculpturen waarin motieven uit de natuur terug te vinden zijn. Er komt in zijn artistieke oeuvre steeds een dualiteit terug; “het gaat altijd over dubbelzinnigheid, het verenigen van tegenstellingen: abstract en figuratief, kleur en geen kleur, leven en dood…” De dood is bovendien een terugkerend element doorheen zijn oeuvre.
De vitrine van Hein, vlinderpopulatie Afrika bestaat uit messing en glas en werd gemaakt door Piet Hein Eek. Ze maakt deel uit van een reeks vitrines, die Geelen als een samenhangende installatie beschouwt. Een vitrine is een plek waar kostbare en kwetsbare objecten gepresenteerd worden, en suggereert een soort van zeldzaamheid en onvervangbare waarde. In iedere vitrine bevindt zich een mensfiguur uit keramiek, dat is doorgesneden of van elkaar gezaagd, door de verschillende verdiepen. De vlinders zorgen op het eerste zicht voor een polychroom en vrolijk tafereel, maar ze blijken in de lichamen geprikt met dunne staafjes, wat het geheel een lugubere bijklank verschaft. Geelen verwijst er enerzijds mee naar het vaak afgebeelde martelaarschap van St. Sebastiaan, die met pijlen doorboord werd tot hij uiteindelijk stierf. Tegelijkertijd kunnen de vlinders worden opgevat als metafoor voor een ideaal, een utopie of een onschuldige bewustzijnsstaat.
Jeanne VauterinGuido Geelen: Zonder titel (RK15)
Guido Geelen: Zonder titel (RK15)
18-01-2019 - 12-05-2019
Groep expositie - Vrijheid
Guido Geelen heeft nooit veel van keramiek moeten hebben. En dat is best opmerkelijk voor een kunstenaar die met grote regelmaat honderden kilo’s klei in zijn beelden verwerkt. Toen Geelen echter met zijn werk begon, aan het einde van de jaren tachtig, waren kunstenaars nauwelijks geïnteresseerd in klei. Of ze beschouwden het als materiaal waarmee je voorstudies maakte voor ‘echte’ beelden, of ze vervaardigen ‘keramiek’: objecten die nadrukkelijk leunden op de eeuwenoude gebruikstraditie van vazen en potten en borden. Vormgeving en dienstbaarheid boeiden Geelen echter maar matig, hij was vooral gefascineerd door de bijzondere kracht van het materiaal, door de traditie van de beeldhouwkunst, door het modernisme. En dus ging hij op zoek naar manieren om goede hedendaagse kunstwerken te maken van klei. Geen keramiek, geen oubolligheid en huisvlijt. Gewoon: kunst van klei. Hoe moeilijk kan dat zijn?
Die ambitie is cruciaal om het oeuvre van Guido Geelen goed te begrijpen. Hij wil klei gebruiken om ‘gewoon’ goede, fascinerende beelden te maken, maar zijn fascinatie is tegelijk sterk geworteld in de opmerkelijke eigenschappen van de klei, de specifieke aspecten van het vormen, bakken en glazuren, en het gebruik ervan. Zo raakte hij zelfs al snel weer geïnteresseerd in vazen, maar dan wél vazen die de traditionele functie van vazen ‘uitdaagde’ en op z’n kop zette: juist omdat de meeste gebruikskeramiek wordt ontworpen als ‘container’, een object dat iets zal bevatten, maakte Geelen een vazenserie die juist is gebaseerd op het vergiet, de grote anti-container – vazen die volzitten met grote, ronde gaten. Ook in andere beelden zoekt hij nadrukkelijk de grenzen op van de keramiektraditie: om beelden te kleuren gebruikte hij bijvoorbeeld geprefabriceerde veelkleurige transferplaatjes (met daarop afbeeldingen van koeien en andere boerderijdieren) in plaats van emaille. Of hij beperkte de zuurstoftoevoer tijdens het bakken van een beeld, waardoor dat zwart in plaats van rood uit de oven kwam – een subtiele, venijnige hint naar stikken, duisternis en dood.
Die dubbelzinnigheid, die speelsheid en het welbewust opzoeken van de grenzen van zijn materiaal komen allemaal prachtig bij elkaar in Zonder titel (RK 15), misschien wel Geelens meesterwerk. Het is een grote sculptuur, waarin tientallen alledaagse objecten en figuren van roodgebakken klei (variërend van een hond, een aap en een poes tot een wiel, een computer en een teddybeer) zijn samengeperst tot een imposante ‘muur’ – alsof Geelen het echte leven in een enorme, minimalistische Donald Judd-achtige sculptuur heeft gevangen. Maar daarvoor moet het leven wel een offer brengen: bijna alle objecten in het beeld zijn vervormd, geplet, uitgewalst. Daarmee lijkt Geelen in de eerste plaats te verwijzen naar de vertekening die in kunst altijd plaatsvindt als ze iets over tot het ‘echte leven’ wil zeggen, maar de vervorming komt ook voort uit de manier waarop de sculptuur is vervaardigd. Om het beeld te maken verzamelde Geelen vele tientallen objecten die voor hem een lading of betekenis hadden. Sommige verwijzen bijvoorbeeld naar de kunstgeschiedenis (zoals de toiletpot), andere zeggen iets over de wereld in het algemeen (vissen, vogels, groente en fruit) en er zijn hints naar de moderne cultuur: zo mocht voor Geelen een computer niet ontbreken (waarmee hij er vroeg bij was, in 1992), en zijn de boeken die in het beeld zijn verwerkt afgietsels van De tempel van het gezin, een geschiedenis over het samenleven in gezinsverband, gebaseerd op de visie van Paus Pius XII (Geelen komt uit een katholieke Limburgse familie). Zo zitten er nog wel meer persoonlijke verwijzingen in: het autowiel bijvoorbeeld is een kopie van het wiel van een Citroën Ami, de auto van Geelens vader, en zit er ook een hoed van die laatste in de stapeling verwerkt. Zo, heeft Geelen zelf wel eens gezegd, representeert het beeld eigenlijk de hele wereld, in typische Geelen-archetypen
De vorm van het beeld werd ondertussen voor grotendeels gedicteerd door technische mogelijkheden en grenzen. Voor de constructie vervaardigde Geelen vijf kisten van 120 x 60 x 60 centimeter en twee kisten van 60 x 60 x 60 centimeter – een vorm die voortkwam uit het maximale formaat van de houten platen die hij gebruikte (die 244 x 120 centimeter lang zijn), gecombineerd met het formaat van zijn oven: die kan beelden bevatten van maximaal 140 centimeter. Eerst vervaardigde Geelen mallen van de objecten, maakte daar vervolgens kleibeelden van, om die, bijna achteloos, in de verschillende kisten te ‘persen’. Als geheel, als kubussen, werden ze gebakken.
Daardoor krijgt het geheel precies de spanning tussen vrijheid en beperking die Geelen tot zo’n bijzondere beeldhouwer maakt – wat het mooist wordt gesymboliseerd door enkele dieren aan de buitenkant van het beeld die eruitzien alsof ze met hun kop tegen een vensterglas zijn gedrukt. Ze willen naar buiten, het leven in, maar zitten vast in de beperking van het materiaal, van de vorm. Die botsing tussen virtuositeit en beperking, dat aftasten van de grenzen van het materiaal, dat later terugkeert in de vele bronzen beelden die Geelen vervaardigt, maakt het werk indringend. Het leven wil naar buiten, maar kan alleen bestaan bij de gratie van Geelens beheersing – en dat is nou precies de kunst.
Hans den Hartog JagerZonder titel - voorwerpen schenking de pont
Zonder titel - voorwerpen schenking de pont
14-06-2019
Project - Schenking De Pont
In 1996 toen dit beeld ontstond, waren de draaitelefoon en de kolenkachel al hopeloos ouderwets. Geelen koos 'prototypes' met markante vormen in plaats van de afgevlakte, plattere modellen die we nu gebruiken. De afzonderlijke elementen kunnen worden gelezen als een driedimensionale nature morte.
Geelen maakt het proces van het bronsgieten inzichtelijk in dit werk. De gietkanalen, onvermijdelijke overblijfselen die gewoonlijk na het stollen worden verwijderd, vormen hier de aderen die het werk in leven houden.
De 'binnenkant' van het beeld vertoont een reliëfstructuur. Geelen maakte met een kwastje Pollockachtige drippings in de was. Dit is een van de manieren waarop hij naar zijn inspiratiebronnen binnen de kunstgeschiedenis verwijst.
2018
Voedsel om naar te kijken
25-02-2018 - 16-09-2018
Groep expositie - We Are Food
OSS - Er zijn meer twee zoveel varkens als mensen in Brabant. En Oss is de stad in Brabant waar het vlees van oudsher verwerkt werd. Dus ja, logisch dat een expositie over voedsel dan in Oss is.
Gerrit van den Hoven 21-02-18, Bron: BD
Met We Are Food haakt Museum Jan Cunen in Oss aan bij de provincie Brabant die het jaar 2018 uitrolde als het jaar van de gastronomie. Een evenement dat met veel marketing Brabant 'op de kaart' moet zetten als de foodprovincie van Nederland. Voor het Osse museum een kans om aan te sluiten bij een actueel onderwerp met een expositie rond voedsel die in twee delen uiteen valt. Op de eerste verdieping draait het rond het varken, het symbool van de vleesindustrie. Op etage twee gaat het om eten en esthetiek
In het varkensgedeelte pakt de expositie sterk uit. Een van het kunst verzamelende echtpaar De Heus geleende gouden varken van Tilburger Guido Geelen fungeert er als blikvanger, naast een wonderlijk werk van Daan de Boer. Geïnspireerd door de bacon & eggs van het Engelse ontbijt breide De Boer met roze en witte textiel lange lappen ham en maakte hij met gaas, kunststof en een glazen gelen bal ook een reusachtige eierdooier.
Het varken heeft een wat moeilijk te duiden symboliek. In het buurdorp van Oss hingen ze twee jaar geleden nog een dood varken in de boom als protest tegen een azc: een bedreiging en een belediging. Het varken is echter voor sommigen ook een huisdier en voor anderen een teken van welvaart. Daarnaast is het varken ook met heel weinig tevreden, domweg gelukkig in modderpoel. Maar uiteindelijk eindigt het dier als op een lekker vet geschilderd werk van Kees de Kort (1924): in stukken gehakt en klaar om in de worst verwerkt te worden.
Hyperrealisme
Een verdieping hoger verliest Hoekstra grotendeels zijn focus. De esthetiek van het eten schiet er alle kanten op, al blijven er ook hier gewoon voldoende goede kunstwerken. Maar de samenhang ontbreekt. De hyperrealist Tjalf Sparnaay (1954) imponeert er met drie geschilderde stillevens; een sorbet met aardbeien en een dot slagroom zo geschilderd dat je de room er af zou willen likken. Er is ook een groot doek van pakweg drie bij anderhalve meter van een hamburger met uienring en paprika en een fles ketchup. Een in elkaar getrapt colablikje, met nét echte scheuren en roestplekjes. Schilderijen die Sparnaay vorig jaar een plekje in een internationale expositie over het hyperrealisme bezorgden.
We Are Food - over de kunst van voedsel,. Museum Jan Cunen, Oss, 25 feb. t/m 16 september. Opening zaterdag 24/2 door Anne-Marie Spierings, provincie-gedeputeerde voor agrarische zaken.Dankmonument
17-10-2018
Project - Dankmonument
LEIDEN - In Leiden is dinsdagmiddag een monument onthuld ter nagedachtenis aan mensen die hun lichaam hebben gedoneerd aan de wetenschap. De plaquette staat op de begraafplaats Groenesteeg. De onthulling werd gedaan door burgemeester Lenferink en bestuurder Hogedoorn van het LUMC.
Het is een initiatief en een langgekoesterde wens van de afdeling anatomie van het LUMC om een gedenkplek te creëren voor de mensen die hun lichaam doneerden voor hun nabestaanden.
Kunstenaar Guido Geelen maakte het monument door een ontwortelde boom in zijn geheel in brons te gieten. Die boom, een es, staat symbool voor het lichaam van de donor: nadat het is afgestaan kan het nog van nut zijn. De es staat vaak symbool voor het leven van geboorte tot dood.
'Groot belang voor wetenschappelijk onderzoek'
Het ziekenhuis zegt over de noodzaak van het monument: 'Jaarlijks doneren zo’n zeventig mensen hun lichaam aan het LUMC. Die lichamen zijn van groot belang voor wetenschappelijk onderzoek en voor onderwijs aan artsen-in-opleiding en chirurgen.'
'Als mensen hun lichaam schenken aan de wetenschap moet hun lichaam binnen 24 uur na overlijden bij het LUMC zijn. Er is dan weinig gelegenheid voor nabestaanden om afscheid te nemen en daarnaast is er geen plek om heen te gaan om hun dierbare te herdenken.'
'Prachtig monument'
Voor nabestaanden is het monument een belangrijk initiatief. 'Wij hebben niks,' zegt Annemarie Den Hartog, 'als je beide ouders beslissen dat ze donor willen zijn dan sta je heel snel met lege handen. Het resultaat is fijn. Heel blij, ik vind het prachtig.'
Toch zou ze zelf haar lichaam niet aan de wetenschap geven. 'Mijn kinderen vonden het heel moeilijk, en ik zou het niet doen, met alles wat we aan verdriet hebben gehad over mijn ouders.' Het monument zal ze wel af en toe bezoeken.
2017
Goed Gemaakt
21 januari t/m 17 april (tweede paasdag) 2017
Groep expositie - Goed Gemaakt, Ode aan het maakproces
Goed Gemaakt
In 2017 viert Kunstschrift zijn 40-jarige bestaan en dat vormt de aanleiding voor Kunsthal KAdE om samen met het tijdschrift een tentoonstelling te organiseren: over de magie van het maken van kunstwerken door de eeuwen heen. In de themanummers van Kunstschrift is het maken al jaren een van de focuspunten van de redactie. In de tentoonstelling komt dat tot uitdrukking in een verrassend aanbod van kunstwerken die een bijzonder licht werpen op materiaal en techniek, vakmanschap, ideevorming en atelierpraktijk. De tentoonstelling is te zien van 21 januari t/m 17 april (tweede paasdag) 2017.
Ode aan het maakproces
De tentoonstelling ‘Goed gemaakt’ is daarmee bovenal een ode aan het maakproces. Inspiratie, vakmanschap, materialen, technieken en het innige verbond tussen hoofd en hand: via het werk van schilders, tekenaars, beeldhouwers, fotografen en filmers uit verschillende landen, stromingen en perioden uit de Westerse kunstgeschiedenis, tonen we allerlei aspecten van het creatieve proces.
Af/Onaf
De tentoonstelling vervolgt met een zaal over het vraagstuk van de voltooiing. In de loop van de geschiedenis bleven veel kunstwerken door allerlei oorzaken onvoltooid: artistiek onvermogen, onenigheid met de opdrachtgever, politieke omwentelingen of het overlijden van de maker. Dergelijke werken vertellen veel over wat er plaatsvindt voorafgaand aan het voltooien van een kunstwerk. Ook hebben ze vaak, juist door hun ongepolijste vorm, een eigen schoonheid. En wanneer is een kunstwerk ‘af’? Daarover wordt in de loop van de kunstgeschiedenis verschillend gedacht.
Zelf aan de slag
In de tentoonstellingsruimte wordt een atelier ingericht waarin je als bezoeker zelf aan de slag kunt en waar masterclasses en workshops worden georganiseerd.Colouring
16-07-2017 - 12-11-2017
Solo expositie - Guido Geelen, Colouring
Guido Geelen is een beeldhouwer die vanaf eind jaren 80 van de vorige eeuw een nieuw elan aan de Nederlandse keramiek gaf. Het bekendst zijn misschien wel zijn sculpturen van gebakken rode klei in de vorm van wasmachines, stofzuigers, dieren, schedels, boeken en eenvoudige stapelingen van modules in klei, doorboord met grote gaten waar menigmaal een levensechte bloem uitsteekt.
In zijn oeuvre is de bokaal een terugkerend thema evenals de wijze waarop hij letterlijk kleur geeft aan zijn sculpturen.
Een bokaal als pronkstuk is in de schilderkunst al terug te vinden in oud Hollandse tafelstillevens van de 17e eeuw. Zo’n bokaal is meestal verguld, rijk gedecoreerd, met bovenop een elegant figuurtje. In de barok en rococo viert de decoratie hoogtij en worden gouden bokalen voorzien van gegraveerde taferelen, fijn geschilderde voorstellingen of nog extremer, ingelegd met cameeën.
Guido Geelen speelt met de rijke traditie en betekenis van de bokaal met humor en zwier. Zijn bokaal bestaat uit een kelk met een voet in rood of wit gebakken klei, al of niet voorzien van een glazuur. Het is een object opgebouwd uit de spiegeling van twee maal dezelfde soepterrine die Geelen ooit bezat en gebruikte voor de mal van zijn sculptuur. Eén vorm staat met de holle kant naar beneden en daarop één met zijn holle kant naar boven, de oren van de terrine op beide helften nog duidelijk herkenbaar. Het beeld is als een grof weefsel van strengen klei, gekneed met zichtbare afdrukken van de vingers.
In de bokalen van Geelen vind je geen perfectie zoals in vroegere tijden, maar zie je grote gaten en figuurtjes uit klei met onafgewerkte ruwe randjes. Er zijn koeien, varkens, geitjes, kippen, een boerinnetje; de dieren van de boerderij waar ieder kind wel eens mee gespeeld heeft.
De eerste bokaal uit 1988 van ruwe rode klei is ongeglazuurd en van poreuze scherfachtige structuur. Het kreeg in hetzelfde jaar een kleurrijke tegenhanger. Geelen bekleedde het beeld met plakplaatjes van flora en fauna uit de jaren 50, die in de keramische industrie door de firma Mulder op de markt kwamen om vazen en schalen te decoreren. Kreeften, weelderige bloemen, vlinders en exotische vogels, kruipen en vliegen over de dieren van de boerderij heen. Een kip zit op een koe of vissen glibberen over een schaap. De voorstellingen verschijnen maar verdwijnen ook weer door hun overdaad aan kleur. Het oog registreert beweging op een haast abstract bontgekleurd pallet.
Geelen heeft de bokaal vanaf 1988 tot heden, werkend vanuit dezelfde mal, zo’n twintig maal uitgevoerd,. Hoewel ieder sculptuur net iets van de andere verschilt door het handmatig inleggen en kneden van de strengen klei, onderscheiden ze zich vooral in de behandeling van de glazuren.
Guido Geelen onderzoekt in deze reeks werken hoe verschillende glazuren het sculptuur transformeren. Zo zien we een vurig vlammend exemplaar met goudluster, een gothic variant in platina en zwart en een bokaal met een uitstraling alsof het zijn oorsprong heeft in de Chinese Oudheid in celadon. Als een systematicus tast hij de mogelijkheden af en experimenteert hij met de pigmenten van de glazuren die per sculptuur overwegend rood, geel, blauw of de mengkleuren, oranje, paars of groen zijn.
Dit onderzoek naar kleurgeving vindt ook plaats in een tweede serie werken die buiten in het bos van de buitenplaats te zien zijn. Daar staan industrieel vervaardigde rioolbuizen in ringen gezaagd. Simpele vormen, strak en zwaar. Ze lijken nog het meest op verfpotten waar de glazuren in en overheen druppen, als de drippings op een doek van de Amerikaanse kunstenaar Jackson Pollock. Net als bij de bokalen werkt Geelen telkens met één dominante kleur voor het glazuur. Het is intrigerend hoe de glazuren op de keramische ondergrond een andere uitwerking tonen maar hoe tegelijkertijd de ervaring van de kleuren van elk object gelijksoortig is. De buizen geven door hun geometrisch abstracte vorm een uniforme indruk en gaan ondanks hun artificiële kleuring in de omringende natuur op.
In deze werken zet Guido Geelen een onderzoek voort dat in de keramiek een lange geschiedenis heeft. Het kleuren van keramiek middels glazuur werd reeds in de 14e eeuw in China toegepast voordat het westen er in de 17e eeuw kennis van nam. Imitaties hiervan kregen in Nederland en Duitsland een vlucht in de 18e eeuw. In de Duitse stad Meissen werd, mede in samenwerking met Hollandse vaklieden, het recept voor het hoge stoken van specifieke klei ontwikkeld. Hierdoor kon men het porselein en de heldere Chinese kleuren evenaren. Meissen experimenteerde met glazuren en pigmenten totdat het dé plek werd voor keramisch pronkstukken met extreem bijzonder glazuur en zich daarmee tot de Westerse bakermat van het porselein ontwikkelde.
De hedendaagse werkwijze van Guido Geelen is zichtbaar in het artistieke onderzoek van tegenpolen als ambachtelijk en industrieel, natuur en cultuur, chaos en orde, figuratie en abstractie, overdaad en soberheid. Ze geven zijn sculpturen de spanning waarmee hij het traditionele werken met klei een nieuw impuls geeft en waarvoor hij onder meer in 2000 de Dr. A.H. Heinekenprijs ontving
Zsa Zsa Eyck
GastcuratorHet perfectionisme van Guido Geelen
Het perfectionisme van Guido Geelen
16-07-2017 - 12-11-2017
Solo expositie - Guido Geelen, Colouring
Beeldhouwer Guido Geelen deconstrueert en stapelt. Dat doet hij heel precies. Het levert een tegendraads en, zoals een tentoonstelling in Wijlre laat zien, ook kleurrijk oeuvre op. Portret van een opgeruimde kunstenaar in een opgeruimd atelier.Het perfectionisme van Guido Geelen
door Duncan Liefferink
“De dingen moeten wel kloppen”, zegt Guido Geelen. Hij leidt mij rond door zijn atelier aan de rand van Tilburg. En kloppen doen ze, de dingen. Ik geloof niet dat ik ooit een kunstenaar ben tegengekomen die zo nauwgezet en georganiseerd is als Guido Geelen.
Geelens atelier was vroeger een sociale werkplaats. In de centrale hal staat een keramische oven, maar het grootste deel van de ruimte wordt in beslag genomen door een welhaast museale opstelling van beelden uit zijn dertigjarige loopbaan. De vloer is schoon, de beelden baden in helder daglicht, je zou je haast gaan afvragen of hier eigenlijk wel eens gewerkt wordt.
De kelder moet ik ook zien. Hij zegt het niet, maar hij is er trots op. In stellingen, strak in het gelid, zijn mallen en kisten met ouder werk opgeslagen. In een hoek staat een electrische stapelaar gereed.
Guido Geelen (Thorn, 1961) brak eind jaren tachtig, begin jaren negentig door met stapelingen van alledaagse voorwerpen zoals flessen, stofzuigers en telefoonboeken. Hij goot ze af in klei, drukte ze enigszins in elkaar en bouwde er blokken en muren van. In dezelfde periode begon hij met het maken van vazen. Aanvankelijk waren ze bedoeld voor aan de wand: “Ik was in die tijd heel erg bezig dingen te maken die géén beeld waren. Een muur van blokken was al meer dan genoeg. Een vaas moest juist niet op een tafel staan.”
Geleidelijk werden de teugels wat gevierd. Inmiddels heeft Geelen een indrukwekkende lijst vrijstaande bronzen beelden in de openbare ruimte op zijn naam staan. Dat wil gelukkig niet zeggen dat het tegendraadse uit zijn werk is verdwenen. In het atelier staat een vaas uit 2015. Hij is opgebouwd uit gestapelde blokken kleurloze klei waarin holtes zijn aangebracht. In die holtes steken een soort buitenformaat reageerbuizen, waarin steeds één bloem gezet kan worden. De vaas staat gewoon op tafel, maar het is en blijft een wonderlijk apparaat. Eigenlijk is het eerder de deconstructie van een vaas, want de functies zijn strikt gescheiden: eerst de basis, dan de houders voor de afzonderlijke bloemen en tenslotte de kleur, die uitsluitend geleverd wordt door de bloemen.
Vazen, aangevuld met een aantal van Geelens bronzen en aluminium bloemen, waren ook het eerste idee voor zijn onlangs geopende tentoonstelling in Buitenplaats Kasteel Wijlre. “Maar”, zegt Geelen, “ik had het gevoel dat dat niet klopte.” Zomer, buitenplaats, tuin, bloemen: het lag allemaal net iets te veel voor de hand.
Kasteel Wijlre is het domein van Jo en Marlies Eyck. Zij kochten het kasteel in 1981, legden een fenomenale kunstverzameling aan en bouwden in de tuin het Hedge House voor tijdelijke tentoonstellingen. Sinds een paar jaar is het beheer van de buitenplaats overgedragen aan een stichting. “Jo Eyck is groot geworden in de verfindustrie”, stelt Geelen. “De collectie van Jo en Marlies Eyck draaide vanaf het begin om kleur en niet-kleur, denk aan de centrale rol van een kunstenaar als Peter Struycken. Bovendien waren Jo en Marlies Eyck degenen die in 1988 mijn allereerste bokaal kochten. Een mooie gelegenheid om mijn hele productie aan bokalen eens bij elkaar te brengen.”
Zijn bokalen hebben, zoals Geelen het zelf uitdrukt, de vorm van een soepterrine die bovenop een omgekeerde soepterrine staat. Maar soep kan er niet in, want ze zijn zo lek als een mandje. Sterker nog: eigenlijk lijken ze wel een beetje op een mandje. Van een afstandje heeft de structuur iets van vlechtwerk. Kijk je beter dan blijken ook de bokalen in feite stapelingen te zijn, in dit geval van miniatuur koeien, schapen en andere boerderijdieren. “En altijd één boerinnetje!” voegt Geelen eraan toe. Daar kunt u naar gaan zoeken.
Door de jaren heen heeft Geelen steeds teruggegrepen op de bokalen, soms om de stille tijd tussen twee grote projecten te overbruggen, vaak ook om te experimenteren met glazuren en kleuren. Geelen: “Ik heb al een paar keer gedacht: nu hou ik ermee op. Maar dan komt er toch weer iets dat ik niet van tevoren had kunnen bedenken. Neem de allerlaatste twee, net uit de oven: zulke felle kleuren, zoiets is nooit eerder gemaakt!”
Kleur is nog veel uitdrukkelijker het thema in de acht buisbeelden die in de tuin van Kasteel Wijlre te zien zijn. De buizen zelf zijn niets anders dan stukken rioolbuis, zogenaamde gresbuis, van 1 meter doorsnede en 1 meter hoog. De blikvanger is het glazuur, die in dikke klodders, in warm paars, in helder geel, in fel rood, in parelende linten en in brede banen over de randen van de buizen stroomt. “Ik heb het eerst met yoghurt geprobeerd”, lacht Geelen. “Toen ik ging rekenen bleek dat ik 230 liter glazuur nodig had!”
De acht buizen in Wijlre staan losjes verspreid in het groen, als vergeten verfbussen. “Eerst had ik daar twijfels over”, zegt Geelen. “Of het wel zou passen, of het niet zou ketsen met de omgeving. Zoals de vrouwenfiguren van Niki de Saint Phalle, die harde kleuren zijn zo agressief, daar heb ik een geweldige hekel aan. Maar bij mijn buizen werkt het, waarschijnlijk omdat het volledige kleurenspectrum erin zit.”
Na afloop van het atelierbezoek rijden we naar het centrum van Tilburg. In de tuin van Museum De Pont is een paar dagen eerder een groot bronzen beeld van Geelens hand geplaatst. Het is een kluwen koord die verwijst naar het textielverleden van Tilburg en naar het museumgebouw, een voormalige wolspinnerij. Er sijpelt water doorheen. De aanwezigheid van water was een belangrijke vestigingsfactor voor de textielindustrie. Geelen stelt vast dat er nog een paar kleinigheden aan het beeld mankeren. “Het is precies geworden wat ik mij ervan had voorgesteld”, mompelt hij. “Maar ik ben pas tevreden als het helemaal perfect is.“
Guido Geelen – Colouring. Van 16 juli t/m 12 november 2017 in Buitenplaats Kasteel Wijlre. kasteelwijlre.nl.METROPOLIS M
03.08.2017 |— Liza Voetman
Solo expositie - Guido Geelen, Colouring
Buitenplaats #3: Kasteel Wijlre
In deze zomerserie trekken we komende weken de stad uit, op weg naar tentoonstellingen en evenementen die zich voltrekken op en om buitenplaatsen. Vandaag een bezoek aan Buitenplaats Kasteel Wijlre te Limburg.
Gelegen aan een rustig pad, bereik ik buitenplaats Kasteel Wijlre op een warme zomermiddag. Het Hedge House, een modern, betonnen paviljoen middenin een grote grasvlakte, fungeert als entree. Eenmaal binnen, een plattegrond en kop koffie in mijn handen, begeleidt directrice Brigitte Bloksma mij naar de benedenverdieping van het gebouw. Deze ruimte wordt sterk belicht door de ramen boven mijn hoofd, als een eerste verwijzing naar de dialoog die de buitenplaats in alle toonaarden wil benadrukken: de eenwording tussen binnen & buiten, tussen cultuur & natuur en tussen mens & omgeving.
Kunstenaar Guido Geelen weet met zijn tentoonstelling Colouring de rust van deze ruimte te verheffen. Op twintig grijze sokkels toont hij haast identieke bokalen die zijn gerealiseerd vanuit eenzelfde mal. De bokalen zijn minimalistisch en bombastisch tegelijkertijd en hebben de vorm van twee op elkaar geplaatste ouderwetse soepterrines, maar dan in een hedendaags jasje. Zo is de een geglazuurd in blinkend goud, bestaat de ander uit het natuurlijke rode gebakken klei en is een derde speels beplakt met felblauwe, ietwat kitscherige dierenplaatjes.
Zigzaggend tussen de sokkels neemt Geelen je als bezoeker mee in zijn dertig jaar durende onderzoek naar kleur, vorm en materie, maar ook in zijn spel met het kijken zelf. Een reis die startte vanuit de allereerste terracotta bokaal, gerealiseerd met de rode klei afkomstig uit de Limburgse grond. Deze bokaal illustreert de sterke versmelting tussen de aanwezige kunstwerken en de buitenplaats zelf, de Limburgse grond. Wanneer je de vele dwaalpaden van de buitenplaats bewandelt, begint alles wat je tentoongesteld ziet langzaam te verwijzen naar alles daarbuiten; zoals de paardenbloemen in de vitrinekast van het Koetshuis die kunstenaar Michel François plukte langs de oprijlaan van de buitenplaats. Alle objecten, struiken, bloemen en bogen lijken uiterst zorgvuldig overwogen en te zijn afgestemd op elkaar, maar ze verhouden zich bovenal tot de aard van de plek zelf. Zo stamt het ontwerp van de kasteeltuin uit de negentiende eeuw en wordt op elke afzonderlijke plek in de buitenplaats een andere eeuw uit Limburgs’ verleden vertegenwoordigd.
Een groentetuin, een bloementuin, een Koetshuis, vijver en kasteel. Je bevindt je bij buitenplaats Wijlre in een sprookjesachtige omgeving waarin je al wandelend tot nieuwe ontdekkingen komt. Een boom in het bos blijkt geen boom te zijn, maar een bronzen beeld gemaakt door de kunstenaar Giuseppe Penone. Wanneer je vanuit het Hedge House naar buiten tuurt, zie je in de verte ineens vele kippen waggelen. De kippen banen zich een weg door een met gaas gecreëerd parcours en verdwijnen uiteindelijk naar een ruimte die je zelf niet meer kunt zien.
Aan het einde van het parcours, toont Geelen een grote installatie die hij in 2016 speciaal voor de tentoonstelling Luster – Clay in Sculpture Today maakte voor Lustwarande in park De Oude Warande in Tilburg. Toch is het alsof het werk hier altijd al heeft bestaan, alsof het hier hoort. Zijn paradoxale verschillende identieke objecten (rioolbuizen), vergelijkbaar met de eerdere bokalen, doen me denken aan omgehakte boomstammen. Het zijn kleurrijke uitstulpingen uit de grond die opnieuw tot leven lijken te komen. Binnen en buiten, kunst en natuur komen hier letterlijk samen, passende bij het karakter van Kasteel Wijlre.Change the System
14.10.2017 – 14.01.2018, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam
Groep expositie - Change the System
'Change the System' toont design van ontwerpers, die de ambitie hebben om de wereld te veranderen - in kleine stappen of met een groot gebaar. Met werk van meer dan vijftig ontwerpers en kunstenaars geeft de tentoonstelling een beeld van de veranderkracht van het hedendaags design: maken we de zee weer schoon van plastic, bouwen we een wereld zonder kunststof, zetten we grafisch design in om het maatschappelijke debat helder en scherper te krijgen?
De tentoonstelling is verspreid over acht zalen en toont werk van zo'n vijftig nationale en internationale ontwerpers en kunstenaars. De expositie toont de oplossingen van hedendaagse designers en kunstenaars voor mondiale bedreigingen als vervuiling, conflicten, schaarse grondstoffen en politieke spanningen. 'Change the System' toont niet alleen hoogtepunten uit het hedendaags design. In de tentoonstelling zullen verschillende ontwerpers nieuw werk gaan ontwikkelen of experimenten uitvoeren, waarbij ze het publiek actief betrekken. De ene ontwerper zal tijdelijk een productieplek in het museum hebben, en al dan niet samen met het publiek dingen maken, zijn andere experimenten veel meer gericht op het creëren van een momentum, of een community.
Eeuwbeeld voor het Dr. Mollercollege, Waalwijk
Eeuwbeeld voor het Dr. Mollercollege, Waalwijk
12-05-2017
Project - Eeuwbeeld voor het Dr. Mollercollege
Het Dr. Mollercollege in Waalwijk is weer voorzien van een kunstwerk. Deze week werd de manshoge ledenpop van de Tilburgse kunstenaar Guido Geelen onthuld door burgemeester Nol Kleijngeld. De ledenpop die in het atrium hangt beweegt zich omhoog en staat zo symbool voor alle leerlingen die tijdens hun studie aan het Moller tot grote hoogte stijgen. Het kunstwerk van aluminium is voorzien van een goudlaag. Ook dat is niet voor niks. Directeur Kees Maas van het Dr. Mollercollege: ,,We bestaan 100 jaar. Geen gouden jubileum, maar wel goud waard."
Het kunstwerk vervangt een groot schilderij, in de hal van het oude Mollercollege, dat niet in het nieuwe gebouw paste. De schenker van destijds, de familie Mombers, was bereid het kunstwerk, een kruisafname, terug te kopen en zorgde daarmee voor een startkapitaal voor een nieuw beeld. Dankzij steun van het Mondriaanfonds, de Rabobank en de gemeente kon het nieuwe werk worden aangeschaft.
Sylvia van der Ven, 13.04.2017, Brabants DagbladZeecontainer
01-04-2017
Project - Zonder titel (zeecontainer)
Een anonieme schenker heeft het initiatief genomen om een kunstwerk te schenken aan de Gemeente Amsterdam, haar inwoners en bezoekers.
Het kunstwerk van Guido Geelen symboliseert de historische en hedendaagse bedrijvigheid in de stad Amsterdam. Het vertaalt waarden als werklust, saamhorigheid, ondernemerszin en verbindt het lokale met het internationale.
Guido Geelen heeft de opdracht vertaald naar een actueel element zonder daarbij eendimensionaal of verhalend te worden. Het kunstproject bestaat uit de artistieke vertaling van een levensgrote 40 ft. zeecontainer waarbij alle wanden en deuren worden vervangen door een combinatie van in brons gegoten ringen die elkaar raken en zodanig de “outline” van de zeecontainer vormen.
De totale maatvoering van het kunstwerk is gerelateerd aan een 40 ft. zeecontainer met de afmeting: 12 x 2,44 x 2,60 m (op z’n kant geplaatst). De sokkel is 6 meter en het beeld zelf is ook 6 meter hoog. Deze “sokkel” vormt visueel één geheel met het bovenste deel van de sculptuur.
In het ontwerp is gekozen voor kleine tot grote cirkels of ringen. Een cirkel heeft geen begin en geen einde, het voert je altijd weer terug naar jezelf. Daarmee verwijst het naar alle cyclische processen. De cirkel is ook het symbool van het niets, de leegte. En van de absolute vrijheid, door niets gebonden. In het Boeddhisme symboliseert de cirkel de harmonie tussen alle geestelijke krachten, de verlichting. De cirkels verwijzen ook naar samenwerking en verbinding.
Daarmee verwijst het beeld naar Amsterdamse bedrijvigheid, in het verleden en ook nog vandaag de dag. De locatie hier aan het IJ is bewust gekozen. Het IJ was en blijft een belangrijke levensader van Amsterdam. Daarnaast vinden ten Noorden van het IJ op dit moment de grootste stedelijke ontwikkelingen van Amsterdam plaats, het beeld staat op de grens tussen de oude binnenstad en daar waar de stad groeit.
Het werk heeft een zeer transparant karakter, dat maakt dat het geen visuele belemmering vormt, maar eigenlijk de achtergrond doorlaat: De scheepvaart op het IJ zal er doorheen te zien zijn. De locatie is zo gekozen dat het kunstwerk mooie zichtlijnen heeft, vanaf zowel de Westerdoksdijk als ook de Leliendaalstraat en het IJdok.
Giettechnische interventies zoals gietkanalen en gietbeker vormen deel van het artistieke concept en blijven dus op het kunstwerk aanwezig. Lasnaden, voedingssysteem, technische en esthetisch-aanvaardbare gietfouten blijven zichtbaar aanwezig. De kunstenaar heeft beslist wat wel en wat niet visueel aanwezig is.
De afwerking is gestraald “naakt” brons dat onbeschermd de weerselementen, aanrakingen door mens en dier alsook de tand des tijds tegemoet gaat. De gebruikte bronslegering (silicon-brons) is bij uitstek geschikt voor opstelling in een maritieme omgeving.
Tekst & projectbegeleiding: Marco Cops /WiseguysPublicatie Art Aureau
02-2017
Solo expositie - Guido Geelen, Tulipvases
Art Aurea, Reinhold Ludwig: Is there an art tradition or direction that you feel are part of it? If so, which is it?
Guido Geelen: Sculpture, the historic classic line up from ancient Columbian, Greek, Middle-age masters, Michelangelo, Bernini, Rodin, Brancusi, Judd, Bruce Nauman, Marc Quinn etc.
My work in general is about still life / nature mort. You can think here from Fayoem portraits, to the tradition of the Dutch 17 century paintings till Damian Hirst.
AA: What do you like at the clay or the ceramic material?
GG: Clay was in the eighties, when I started to use it, material for potters. For me it was material without a specific history and I liked that a lot. You can compare it in a way with paint in a tube. It’s nothing. Everything you touch has to become meaningful. In a way my work is very conceptual. Before I start a piece I must know very well why I want to make it. Does it add something we know and have already around nowadays? And later on how shall I realize that.
AA: How did you decide to use it in your works?
GG: My work start with a conceptual idea and this developed sculptural.
For instance I wanted to make solid ceramic volumes.
I filled a flowerpot/planter (ceramic pot) with clay and fired the solid volume. The fist series exploded in the kiln but I was convinced I could succeed and of course by trial and error I realized I wanted. In a way this approach helped me to set new boundaries. Ceramists in general are afraid of failures, incorrectness, cracks, because it happens a lot. To me it can be a gift!
AA: In the first place, ceramic objects are made by potters who have learned this profession. Where do you see the most important difference to your approach?
GG: My approach is conceptual. Clay is (besides bronze and other materials) the material to realize my ideas. The Contemporary Art is the field I feel connected with. The Contemporary Ceramic field is part of that. In the past are good ceramic examples from artists like Picasso, Fontana etc. but also a lot uninteresting pottery. Nowadays it’s changing because artists discover the field. The ceramic/ pottery ‘sound’ vanished because contemporary artists approach it with a much more open attitude. This openness and interesting fired clay results helps other artists to explore the field.
AA: At least it seems that more and more sculptors are turning to ceramics in recent years. What do you think is the reason?
GG: Part of the time we live in. Everybody is connected with the internet and besides the virtual images that goes around we also need and appreciate crafts (eco-food etc.) more and more.
AA: When sculptors make objects of use and artisan objects, collected only for aesthetic reasons, where is the difference?
GG: For a sculptor the sculpture is the vehicle to tell a story, to give the viewer some mental contemplation. To put it quite bluntly, for an artisan/potter is a vase a container for water and flowers. Off course to me it’s OK someone buys a piece of mine for aesthetic reasons but I’ am glad I ad some ‘content’ in it.
AA: By fitting your ceramic sculptures with glass tubes into which you can put flowers, you transform them into a decorative objects of use. Does not the decorative art mean a devaluation?
GG: My work is about sculpture and that’s why the glass tubes for the flowers contain water and not the sculpture itself. It's a complete denial of a vase because the piece is solid.
The tubes are as nondescript and meaningless as possible, so laboratory glass. Adding real flowers in sculpture is stressing the idea of life and decay.
AA: Cut flowers have a great tradition in Holland. For a long time, your producer often come with low-cost offers on the market. How does that fit together: art and mass products?
GG: To me high and low art, exclusive and mass produced products etc., are opposites as yin yang, life and dead.
They are inseparably connected to each other.Zonder titel (beeld voor De Pont)
Zonder titel (beeld voor De Pont)
2017.GG.08
Project - Schenking De Pont
Nieuw beeld van Guido Geelen voor De Pont
Het geluid van druppelend water trekt de bezoeker bijna automatisch naar het meer dan manshoge bronzen beeld op de grens van terras en tuin. Het bestaat uit een wirwar van koorden, alsof ze na een verfbad kletsnat te drogen zijn gehangen. Aan de buitenzijde van de kluwen steken op regelmatige afstand van elkaar gietkanalen uit. Ze geven structuur en verankeren het beeld op zijn plek.
De opdracht van De Pont aan Guido Geelen was tweeledig. Het beeld moest verwijzen naar de wolspinnerij die vroeger in het gebouw gevestigd was. En in de tuin ontbrak het nog aan water. Beide elementen zijn door de kunstenaar overtuigend met elkaar verweven. De koorden werden op traditionele wijze in het TexielLab van het TextielMuseum gedraaid, terwijl deze industrie in Tilburg mede dankzij schoon water tot bloei kwam. Het eerste beeld van Geelen dat door De Pont werd aangekocht dateert uit 1990. Het bestaat uit vijfentwintig vierkanten kolommen van bruingrijze klei. Het oppervlak is opengewerkt, waardoor een grillig licht-donkerpatroon de strenge rechthoekige vormen doorbreekt. Die dubbelzinnigheid kenmerkt Geelens werk. Ongepolijste gietkanalen gaan bij hem moeiteloos samen met technische perfectie.
2016
ENNY's FAVORITES
7 april t/m 17 juni 2016
Groep expositie - Enny's Favorites
Deze tentoonstelling is georganiseerd om op een passende manier het tijdperk van ruim 20 jaar af te sluiten waarin Enny Verhey, als kunstadviseur van Delta Lloyd, -met veel passie en deskundigheid,- de kunstcollectie van Delta Lloyd mede heeft vormgegeven. De tentoonstelling laat zien wat Enny voor de collectie en voor veel kunstenaars heeft betekend. De deelnemende kunstenaars hebben steeds de bijzondere belangstelling van Enny genoten.
Deelnemende kunstenaars: Barbara Broekman, Angèle Etoundi Essamba, Guido Geelen, Hans Gerritsen, Frank van Heemert, Anya Janssen, Rinke Nijburg, Lique Schoot & Krystyna Ziach.Guido Geelen – zonder titel (beeld voor LUSTER) (2016)
Guido Geelen – zonder titel (beeld voor LUSTER) (2016)
19-09-2016 - 30-10-2016
Groep expositie - Luster, Clay in Sculpture Today
Guido Geelen (1961, Thorn, woont en werkt in Tilburg) werkte al vaker met gresbuizen: duurzame, milieuvriendelijke rioolbuizen gemaakt van geglazuurd steengoed (gres). Waar gresbuizen uit eerdere werken door Geelen zelf in een gresfabriek werden bewerkt voordat ze werden gebakken - bewust gedeukt en in afwijkende afmetingen -, bestaat de installatie die hij voor Luster maakte uit acht volmaakt identieke, puntgave buizen van één meter hoog en één meter doorsnee. De buizen zijn eerst ontdaan van hun standaardglazuur en vervolgens door de kunstenaar overgoten met glazuurlagen in alle kleuren van de regenboog, hoewel alle buizen een verschillende hoofdkleur hebben. Langs elke buis lopen pasteuze gekleurde stralen naar beneden, zowel op de buiten- als de binnenzijde. Op de brede bovenranden liggen bolle kleurvlakken in prachtige patronen, een gevolg van het aantrekkende of juist afstotende effect van de diverse glazuren. In eerste instantie bedoeld om gestapeld te worden in groepen van twee of vier, besloot Geelen uiteindelijk de toeschouwer in de gelegenheid te stellen om ook de binnenkant van de buizen te kunnen bezichtigen en plaatste ze alle acht los in het bos, als gestrooide confetti.
Aan het aanbrengen van de kleur is geen kwast te pas gekomen. De afwezigheid van sporen van de aanraking door de kunstenaar is één van de belangrijkste karakteristieken van Geelens oeuvre. Veel van zijn sculpturen zijn opgebouwd uit reproducties in klei van alledaagse gebruiksvoorwerpen zoals autobanden, urinoirs en stofzuigers maar ook van mensen en dieren, waarvoor gebruik is gemaakt van mallen.
Het stapelen is een ander door Geelen veel gehanteerd procedé, dat zijn werk verwantschap met het Minimalisme geeft. Bekend zijn de ‘muren’ waarbij Geelen nog natte kleivoorwerpen in rechthoekige bekistingen perste voor ze de oven in gingen, als verwrongen bouwstenen van wandformaties, die even ongerijmd als ritmisch ogen, even ambachtelijk als industrieel, even geometrisch als organisch en even eenvoudig als complex. Vol met tegenstrijdigheden kortom, een derde eigenschap die Geelens werk, ondanks de veelvuldige afwezigheid van sporen van de fysieke hand, onmiddellijk herkenbaar maakt.
Manon Braat
© 2016, Manon Braat & Fundament FoundationGuido Geelen – untitled (sculpture for LUSTER) (2016)
Guido Geelen – untitled (sculpture for LUSTER) (2016)
19-09-2016 - 30-10-2016
Groep expositie - Luster, Clay in Sculpture Today
Guido Geelen (b. 1961, Thorn, NL; lives and works in Tilburg) has often worked with vitrified clay pipes: durable, environmentally friendly sewage pipes made from glazed stoneware. While, for previous works, Geelen himself has worked on the pipes at the factory before they were fired, deliberately denting them and employing unusual dimensions, the installation that he made for Luster consists of eight perfectly identical, flawless pipes, one meter high and one meter in diameter. The pipes were first stripped of their standard glaze and then the artist covered them with layers of glaze in every color of the rainbow, although the pipes have different main colors. Thick colored streams flow down every pipe, both on the inside and outside. On the wide upper edges are rounded areas of color in magnificent patterns, a result of the attractive or repulsive effect of the various glazes. Geelen initially intended the pipes to be stacked in groups of two or four, but ultimately decided to allow the viewer to see the inside of the tubes too and has placed all eight of them separately in the park, like strewn confetti.
No brushes were involved in the application of the color. The absence of any traces of the artist’s touch is one of the most important characteristics of Geelen’s oeuvre. Many of his sculptures are constructed of clay reproductions of everyday items, such as car tires, urinals, and vacuum cleaners, and also people and animals, created as casts.
Stacking is another process that Geelen frequently employs, which makes his work akin to Minimalism. Well-known pieces include his “walls,” for which Geelen pressed wet clay objects into square frames before firing them in a kiln, creating distorted bricks in the form of a wall, which look illogical yet rhythmic, traditional yet industrial, geometric yet organic, simple yet complex. Packed with contradictions, in other words, a third quality that, in spite of the frequent absence of traces of his physical touch, makes Geelen’s work instantly recognizable.
Manon Braat
Translated by Laura Watkinson
©2016 Manon Braat, Fundament FoundationCODA
06-03-2016 - 28-08-2016
Groep expositie - Vernieuwd Verleden
Vernieuwd Verleden toont onder andere een stierenschedel met glazen buizen waarin bloemen gestoken zijn. Geelen: “Voor een tentoonstelling in Frankrijk met het thema ‘bloemen’ maakte ik een ode aan Picasso. Hij creëerde stillevens met schedels en bloemen in kubistische stijl. Mijn werk werd een stierenkop met drie glazen cilinders op de plek waar de stierenvechter zijn speren steekt. In die cilinders zet ik bloemen die per seizoen verschillen.”K. wie Keramik
18-11-2016 - 14-01-2016
Groep expositie - K. wie Keramik
Brutto Gusto_fine arts has been exhibiting and promoting ceramics and contemporary crafts for more than twenty-five years and is proud to represent a distinguished group of world-class artists.
‘Now that so many artists have returned to ceramics and glass, Brutto Gusto has shown us the way, firstly in Rotterdam and for almost ten years in Berlin. Many insiders – and new arrivals – have turned to Brutto Gusto to find out about the recent past and present of these difficult disciplines and materials. And Geer Pouls doesn’t shy away from commissioning visual artists to experiment with these techniques. Crafts only? No, Brutto Gusto is a pioneer of the arts and demonstrates a level of knowledge and instinct possessed by only a few.’ Chris Dercon
‘K wie Keramik’ brings together makers who are exploring the borders between contemporary crafts and sculpture. They include Heidi Kippenberg and Barbara Stehr, who were pioneers in the 1970s and 1980; Guido Geelen, Gustavo Perez Delgado, Sebastian Scheid, Martin Scholtz, Johanna Schweizer, Willem Speekenbrink and Robin Winters, who signalled future directions at the turn of the century; and Carolein Smit, Morten Løbner Espersen and Johannes Nagel, who currently occupy the hottest positions in ceramics.
2015
Beeld
Van 27 t/m 31 mei 2015
Groep expositie - BEELD
BEELD geeft een beeld van de hedendaagse beeldhouwkunst. De tentoonstelling is samengesteld door Karel Schampers, voormalig directeur van het Frans Hals Museum en Joost Declercq, directeur van het museum Dhondt-Dhaenens.
Amsterdam Art Fair - Kunsthal Citroën - Amsterdam (NL)
Van 27 t/m 31 mei 2015Tekst Guido Geelen
14-11-2015
Project - Hinde voor De Kreek
Het oeuvre van beeldend kunstenaar Guido Geelen (1961) omvat een enorme diversiteit aan beelden.
Hij maakt beelden vol tegenstrijdigheden: orde en chaos, streng en barok, ambachtelijk en industrieel, eenvoudig en complex, kunst en kitsch.
Ondanks zijn ongewone toepassing van keramiek verwijst Guido Geelen naar traditionele vormen en functies van aardewerk. Geelen werkt niet alleen in klei maar ook in brons en aluminium. Stofzuigers, urinoirs, telefoons, wastafels, Goudse pijpen en stukken hout werden afgegoten en samengevoegd.
Uitgangspunt voor het ontwerp van Guido Geelen is een hinde. Een onverwachte en bijzondere gast staat voor de entree van De Kreek. De in brons gegoten hinde lijkt wel te zijn verdwaald. Weg van de Veluwe en Oostvaardersplassen op zoek naar een nieuw leefgebied. De aantrekkingskracht van het landschap, gevormd door de getijdenwerking van de oorspronkelijke zee en de menselijke activiteiten in de tuinbouw en fruitteelt, het duurzame gebouw als centrum van de nieuwe wijk met z’n vriendelijke bezoekers is groot. Het is een edel, inheems dier dat vanwege haar innemende aanwezigheid op deze locatie een ‘lieverdje’ van de wijk kan worden. Sterker nog het dier voelt zich al thuis, verwelkomt eenieder en vindt het fijn om geaaid te worden. Hierdoor zal ze vol trots gaan glimmen. In Europa staan op verschillende plekken beelden die door aanraking van mensen langzaam van vorm of kleur zijn veranderd. In de Sint Pieter in Rome is de rechtervoet van het beeld van Petrus afgesleten doordat mensen al eeuwen geloven dat Petrus over zijn voet aaien of kussen geluk brengt.
Binnen in het holle bronzen beeld bevindt zich nog een onzichtbare inhoud. Als je goed rond vraagt in buurt zal je horen wat het geheim is.
Hinde, Guido Geelen, 2015, brons.Wij zijn het landschap
12-03-2015 - 26-04-2015
Groep expositie - 'Wij zijn het landschap'
Canonkunstproject nu op de kaart en in publicatie
In april is het laatste kunstwerk van het canonkunstproject feestelijk onthult. Hiermee zijn vijftien kunstwerken in het landschap gerealiseerd die zijn geïnspireerd op de geschiedenis van Overijssel. Hierbij is een prachtig boek gepubliceerd waarin de verhalen over de locaties, beschrijving van de kunstwerken en de gedichten die naar aanleiding van de kunstwerken zijn gemaakt, te lezen zijn. Ook is er een kaart gemaakt waarmee je op pad kunt om aan de hand van de kunstwerken de verborgen geschiedenis te ontdekken.
Kunst, geschiedenis en landschap
Geschiedenis laat sporen na, maar niet alle sporen zijn zichtbaar in het landschap. In opdracht van het Kunstenlab zijn 15 kunstwerken in de openbare ruimte gerealiseerd, verspreid over de provincie Overijssel. Zij markeren gebeurtenissen die voorheen onzichtbaar waren en vertellen verhalen over onze lokale geschiedenis. De kunstwerken geven zo plekken een verhaal en/of verhalen een plek. Kunst voedt de verhalen bovendien met nieuwe betekenissen.
Juist hierin schuilt de meerwaarde van de verbinding tussen de beeldende kunst en erfgoed; kunst brengt het erfgoed niet alleen op een mooie manier onder de aandacht van een breed publiek maar ziet ook mogelijkheden historische gebeurtenissen en thema’s te actualiseren en/of problematiseren.
De titel van de publicatie 'Wij zijn het landschap' komt uit een gedicht van de Overijsselse dichter Koos Geerds. Hij schreef bij ieder kunstwerk een gedicht. De gedichten vormen daarmee een rode draad door het hele project. De gedichten zijn te lezen op www.canonvanoverijssel.nl
Canon van Overijssel
Het canonkunstproject sluit aan bij de Canon van Overijssel waarin de geschiedenis van Overijssel is beschreven. De website Canonvanoverijssel.nl en de app bieden een overzicht van de rijke en afwisselende geschiedenis van de provincie Overijssel en tonen ruim 1000 canonvensters op lokaal, regionaal en provinciaal niveau. De canons zijn geschreven door lokale historische verenigingen en andere geïnteresseerden, onder regie van/samen met de IJsselacademie.
2013
Cobra tot Dumas
Hans den Hartog Jager
Groep expositie - Cobra tot Dumas, Collectie de Heus - Zomer
Victoria: 'Met Guido Geelen hebben we kennisgemaakt via Mare Mulders. Die zei: "We hebben hier een groepje vrienden in Tilburg en een van hen maakt driedimensionale dingen. Nu weet ik wel dat jullie dat niet zo verzamelen, maar misschien willen jullie toch even mee gaan kijken." Eenmaal bij Guido op het atelier waren we meteen om.’
Henk: 'Later zijn ze met z'n vijven de Tilburgse school gaan vormen.'
Victoria: 'Met een van zijn beelden was meteen iets bijzonders aan de hand - bijna symbolisch. Guido had een serie gemaakt van twaalf "hangbeelden". Die werden gebakken uit rode klei en vervolgens beplakt met kleurige poëzieplaatjes, heel vrolijk, heel speels. En laat er daar nou een bij zitten... Aan de bovenkant stonden boeken, voor ons meteen een verwijzing naar mijn familiegeschiedenis, de drukkerij en uitgeverij van mijn vader. En de onderkant zit helemaal vol beestjes, koeien, schapen, noem maar op - dat verwees natuurlijk naar de agrarische wereld van Henks familie. Zonder het te weten had Guido ons beider roots gevangen in een beeld.' Lachend: 'Meteen gekocht natuurlijk.' Henk: 'Het varken en de kip die op de tentoonstelling komen hebben we later gekocht. Natuurlijk speelt daarbij onze liefde voor beesten en zeker kippen een rol, maar we vinden ze ook als beelden erg goed.' Victoria: 'Guido speelt heel erg met de manier waarop je een beeld maakt. Net zoals een schilder je soms op zijn verfgebruik wijst, zitten er in Guido's beelden allerlei verwijzingen naar het fabricageproces. Dat begint al met die gaten die hij erin stopt, waarmee hij volgens mij wil laten zien dat het hem niet om realisme gaat - het blijven altijd beelden. Dat benadrukt hij nog eens door overal de zogenaamde giet-kanalen te laten zitten. Die kanalen moetje als beeldhouwer tijdens het productieproces aan je beeld zetten zodat het brons de mal in kan vloeien. Als het brons er dan in zit en is gestold, halen alle andere kunstenaars die kanalen weg, met veel vijlen en schuren, omdat ze de illusie natuurlijk niet willen verstoren. Guido laat ze juist zitten, als een soort eerbetoon aan de bronsgieter: "Zonder die gieters bestaat mijn beeld niet", zegt hij, "en dat wil ik laten zien."'
Henk: 'Het prettige aan deze beelden vind ik, dat ze zo toegankelijk zijn zonder plat te worden. Meestal staan ze bij ons op kantoor, waar kunst en onze zakelijke wereld mooi bij elkaar komen. We hebben Guido nu ook de opdracht gegeven om een groot beeld voor de gemeente Barneveld te maken.' Victoria: 'Maar dat kan nog niet in het boek.' Henk: 'Soms moet ik wel om Guido lachen. We hebben zeker zes beelden van hem, waaronder een varken, een kip en een ei. Ondertussen probeert hij me al jaren een koe te verkopen. Een koe op ware grootte. Ik zeg maar tegen hem: jongen, wat moet ik met die koe, waar moet ik 'm neerzetten? In ons kantoor soms? Ach, dat hebben goede kunstenaars wel vaker hè, een sterke eigen wil. Daardoor bereiken ze wat ze willen bereiken. Daar herken ik mezelf ook wel weer in.'Interview door Hans de Hartog Jager
Interview door Hans de Hartog Jager
December 2013, catalogus Facing Nature collectie De Heus - Zomer (Hans de Hartog Jager)
Groep expositie - Facing Nature collectie De Heus - Zomer
Guido Geelen heeft onlangs voor Barneveld een beeld gemaakt een meer dan manshoog, liggend ei dat is opgebouwd uit grote, bijna doorzichtige cirkels. Het is zacht uitgedrukt een opvallend beeld: zwaar verguld ligt het te glanzen voor het plaatselijke gemeentehuis, als een ruimteschip in de zon. "Henk en Victoria de Heus wilden Barneveld een cadeau geven naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van hun bedrijf", vertelt Geelen. "Zij vroegen mij een ontwerp te maken. Eerst ben ik ter plekke gaan kijken. Ik vind het altijd belangrijk om elke keer iets nieuws te maken, iets dat ik nog nooit heb gedaan, een verdieping of verbreding van mijn oeuvre. Toen bedacht ik dat ik meer dan tien jaar daarvoor ook al een beeld voor de familie had gemaakt, een geschenk van het personeel, maar aanleiding van Henks veertigjarig jubileum bij het bedrijf - een ei. Dat was in goede aarde gevallen, dus ik dacht: laat ik weer een ei maken, dan is de cirkel rond: eerst een ei van de 'gemeenschap' nu een ei voor de gemeenschap.”En je dacht niet: Barneveld, ei - dat ligt wel een tikje voor de hand?
"Natuurlijk, alleen toen ik met de burgemeester naar de bronsgie¬terij ging en hij vertelde dat ze vaak Chinezen op bezoek krijgen die Barneveld wel kennen en Amsterdam niet, besefte ik hoe belangrijk die eiercultuur hier is. Uiteindelijk kwam het vooral voort uit de gedachte de cirkel rond te maken."Wat is er dan belangrijker als je een beeld maakt: de vorm of het verhaal erachter?
"Allebei toch wel, alleen vind ik het vaak lastig dat inhoudelijke verhaal goed te vertellen, gewoon omdat het altijd uit een heel complex van overwegingen bestaat. De eerste geste van het personeel speelde mee, het idee van Henk en Victoria dat het verguld moest zijn, de cirkels die al in dat eerste ei zaten, maar die daar nog echt gaten waren. Op mijn eerste tentoonstelling in 1985 bij galerie Paul Andriesse stond trouwens ook al een ei. Juist doordat ik die vorm steeds verder ben gaan onderzoeken, kon het formeel bezien een complex en fascinerend ding worden. Om die losse dunne cirkels een goed ei te laten vormen hebben computers echt dagen moeten rekenen. En ook het maken van die delen was zo complex, dat had twintig jaar geleden nog niet gekund. Maar daardoor is het wel een beeld geworden dat je nog nooit hebt gezien."Grappig genoeg hoor ik je helemaal niet over kippen, of eieren die cadeaus bevatten…
"Nee, dat vind ik te flauw. En om eerlijk te zijn, vormtechnische overwegingen zijn altijd erg belangrijk in mijn werk, zeker zo belangrijk als de inhoudelijke."Je maakt regelmatig beelden waarvan het motief direct aan de natuur lijkt te zijn ontleend, eieren, kippen, varkens, je hebt zelfs een reeks kolen gemaakt. Gaat het daarbij ook meer om de vorm, of zit daar ook betrokkenheid bij de natuur bij?
"Nou, dat is nogal dubbel. Ik voel me zeker betrokken bij de natuur, maar ik denk niet op de manier die jij nu bedoelt. Voor mij is het belangrijk dat mijn beelden eerst van klei en later van metaal zijn gemaakt - klei is toch ook natuur? Klei is aarde en bakken en stollen spelen ook altijd een belangrijke rol. Daarbij laat ik altijd heel nadrukkelijk zien hoe mijn beelden zijn gemaakt: inde klei zie je de handen en de vingerafdrukken, ik toon de naden van de mallen en aan mijn bronzen beelden laat ik altijd welbewust de gietkanalen zitten, zodat zichtbaar blijft hoe het brons heeft gestroomd voor het is gestold. Daar komen die gaten in mijn beelden trouwens oorspronkelijk ook uit voort; ik wilde laten zien dat het oppervlak een bepaalde wanddikte heeft en hoe het beeld was opgebouwd."Die gaten lijken de beelden ook te ondergraven, te ontkennen bijna.
"Ja, dat element zit er al vroeg in, vanaf mijn eerste tulpenvazen. Dat waren weliswaar vazen, maar ik wilde er ook gaten in maken, waardoor ik de essentie van de vaas ontkende. Door die gaten konden ze natuurlijk niet meer als vazen functioneren. Het werden eigenlijk vergieten. Maar die gaten waren belangrijk, omdat ze de illusie doorbreken en laten zien hoe het beeld is opgebouwd, dat het hol is, hoe dik het materiaal is. Tegelijk geeft dat een mooi soort spanning, want als je teveel gaten in een beeld maakt, zakt het in elkaar en dan heb je niks. Die grens opzoeken, de vraag wanneer een beeld nog een beeld blijft, hoeveel gaten je er in kunt maken terwijl het toch herkenbaar blijft als een varken of een ei, dat interesseert me."Hoe meer je vertelt, hoe meer ik de indruk krijg dat vormonderzoek toch vaak de drijfveer is.
"Nee, toch niet. Het begint altijd met een inhoudelijke reden, iets wat ik wil maken, een idee waar ik een vorm voor wil vinden. Daarna volgt het proces om voor zo'n idee de juiste vorm te vinden. Daarbij spelen zoveel inhoudelijk en vormtechnische componenten een rol... Neem het monument voor Marietje Kessels, het elfjarige meisje dat in 1900 werd verkracht en vermoord, dat ik hier in Tilburg maakte. Voor dat monument wilde ik bloemen gebruiken en toen kwam ik op dat idee om de bloemen in was te dompelen en daarvan bronzen afgietsels te maken. Ik begon met lelies, want die zijn het symbool van maagdelijkheid en onschuld en dat paste mooi bij Marietje. Maar toen ik de lelies voor het eerst uit de was haalde, klopte dat inhoudelijk absoluut niet. Ze werden heel puntig, agressief, bijna prikkeldraad en ook de don-kerbruine kleur van de was gaf precies het tegengestelde resultaat. Ik moest dus op zoek naar andere bloemen. Uiteindelijk zijn het Aronskelken geworden, die zijn heel zacht, bijna erotisch en dat bleek zowel vormtechnisch als inhoudelijk beter te werken. Maar toen ik daarmee klaar was en toen het bleek te werken, dacht ik wel: waarom heeft niemand dit nooit eerder gedaan?"Zo'n bronzen bloem heeft ook een specifieke spanning: de bloem, symbool van leven, is tegelijk morsdood, want brons.
"Die hebben ook die dubbelzinnigheid hè? Aan de ene kant bestaan ze uit klei die gestold is, stil staat, gebakken is, aan de andere kant zet je er bloemen in. Op dat moment zijn ze op hun mooist, maar hoe langer ze in de vaas staan, hoe verder ze verwelken. Daarmee is zo'n vaas met bloemen als geheel eigenlijk een beeld dat voortdurend verandert en uiteindelijk toch een symbool van vergankelijkheid."Vind je het belangrijk dat de toeschouwers die dubbelzinnigheid er uithalen?
"Oh ja, al is het maar omdat die dualiteit steeds terug komt in mijn werk. Het gaat altijd over dubbelzinnigheid, over het vereni¬gen van tegenstellingen: abstract en figuratief, kleur en geen kleur, leven en dood... Een beeld dat alleen het leven bezingt, daar vind ik niks aan. Er moet altijd ook dood in zitten. Mensen zeggen vaak dat ze die gaten in mijn beelden zo macaber vinden, maar voor mij zijn die gaten belangrijk om zo'n beeld meer te laten zijn dan een simpele constatering. Juist door die gaten, door die ingreep in de normale werkelijkheid wordt het kunst."Je hebt ook liggende mensfiguren gemaakt die als vazen functioneren. Gaan die over de manier waarop de mens de dood al in zich draagt?
"Mmmh, doordat ze zowel mens zijn als vaas, refereren ze natuurlijk wel aan de vergankelijkheid maar ze heten niet voor niks De anatomische les. Ze gaan ook over ontleden, het uit elkaar halen van een object, van een mens. Maar zo'n beeld heeft ook te maken met het idee dat ik mijn oeuvre steeds verder wil ontwikkelen. Mensfiguren kon ik aan het begin van mijn carrière absoluut niet maken. Maar langzaam heb ik me ontwikkeld, zowel vormtechnisch als inhoudelijk, en nu kan ik dat wel aan. Dat vind ik prettig, want ik wil mijn visuele vocabulaire blijven uitbreiden."Je vader was smid, in hoeverre is je liefde voor materiaal en voor vuur daar al begonnen?
"Dat vragen mensen wel vaker, maar ik weet het niet... Ik denk dat ik door die jeugd in Thorn wel anders naar de romantiek van het platteland ben gaan kijken - ik geloof daar niet zo in. We hadden thuis varkens en kippen voor vlees en een moestuin. Het was bijna autarkisch. Maar doordat ik dat leven echt heb meegemaakt, is die hele moderne romantiek van moestuintjes en het boerenbestaan niet erg aan mij besteed, daarvoor ken ik het te goed."Maar je kunt wel zeggen dat die confrontatie tussen natuur en cultuur steeds in je werk terugkomt.
"Ja, misschien... Ik weet het niet, ik heb het geloof ik niet zo op dat soort freudiaanse verklaringen - misschien ben ik gewoon geen natuurmens. Aan de andere kant", hij denkt even na, "ga ik de laatste jaren wel steeds vaker in de winter naar Zuid-Europa. Hier in Nederland is zoveel lawaai, zoveel drukte... Ik vind het heerlijk om al die menselijke drukte achter me te laten, om rust te hebben. Dat zou je kunnen zien als mijn manier om terug te gaan naar de natuur. Ik heb trouwens ook een enorme hekel aan de winter. Ik word echt depressief van de kou, kom nauwelijks tot werken en dat gaat daar veel beter. Zo bekeken kun je dus zeggen dat de seizoenen wel veel voor me betekenen, ik leef er mee, ik pas me er zelfs bij aan."Toch nog een natuurmens.
Geelen lacht. "Ja, maar anders dan ik zelf zou willen."
2012
Figuurlijk
20 juli - 28 oktober 2012
Groep expositie - Figuurlijk, De menselijke figuur in de beeldende kunst
De Mens: sinds jaar en dag een van de meest geliefde thema's in de beeldende kunst. Dat is niet verwonderlijk, we zijn gefascineerd door het beeld van de mens. We spiegelen ons aan de ander en meten ons ermee. Het kijken naar de ander vertelt ons iets over onszelf; over wie we zijn, wie we willen zijn, of wat we juist verachten.
De tentoonstelling Figuurlijk in Museum Hilversum toont een groot overzicht van in Nederland werkende kunstenaars die aan het klassieke gegeven van de menselijke figuur een hedendaagse invulling geven. De tentoonstelling biedt een nieuw en actueel perspectief op dit eeuwenoude onderwerp.
Waar de menselijke figuur in de Middeleeuwen nog een verbeelding was van het bovennatuurlijke of de representatie van God, zocht men vanaf de Renaissance juist naar een humanistisch wereldbeeld, waar de mens zichzelf in het centrum van het universum plaatste. Het hedendaagse mensbeeld is gelaagder. De huidige 'condition humaine' is ambivalent van karakter en wordt bepaald door tegenstellingen. De beeldende kunst onderzoekt en verkent dit mensbeeld in al zijn facetten.
Figuurlijk; de menselijke figuur in de beeldende kunst, toont het mensbeeld in de hedendaagse kunst, in al haar - vaak dubbelzinnige - gestalten: van muze tot cyborg, van held tot gek, van kwetsbare schoonheid tot wreedheid en vergankelijkheid, van herkenbare tot vervreemdende mens, van het natuurlijke tot het maakbare en van rationeel tot symbolisch mens. De gepresenteerde kunstenaars schuwen taboes niet, door actuele thema's tot onderwerp van hun werk te maken, zoals de rol van de (social) media, de politieke onrust en polarisatie tussen oost en west, het ideaalbeeld en de maakbaarheid van de mens en de blik op de vrouw in het bijzonder.
In een breed scala aan technieken wordt de menselijke figuur in de tentoonstelling onderzocht en voorzien van nieuwe betekenislagen De soms rauwe benadering springt in het oog. De getoonde werken zijn afwisselend ontwapenend, verstild, confronterend en melancholisch van karakter. We zien schoonheid en kwetsbaarheid maar het venijnige rafelrandje van verval, geweld en dood lijkt onontkoombaar.
Een aangrijpende tentoonstelling, die ons confronteert met wie we zijn of zouden kunnen zijn.
Kunstenaars: Elisabet Stienstra, Mariene Dumas, Anne Wenzel, Iris van Dongen, Juul Kraijer, Thom Puckey, Amie Dicke, Anouk Griffioen, Emma van Drongelen, Dieuwke Spaans, Folkert de Jong, Johan Tahon, Berend Strik, Karen Sargsyan, Bas Meerman, Rosemin Hendriks, Sidi el Karchi, Micha Patiniott,Marijn Akkermans, Katinka Lampe, Matthew Monahan, Charlotte Schleiffert, Femmy Otten, Rik Meijers, Guido Geelen, Kimberly Clark, Claire Harvey, Levi van Veluw en Ronald Ophuis.
Curatoren: Imke Ruigrok en Nathanja van DijkHealing Environment
4 oktober 2012
Solo expositie - Guido Geelen & L.J.A.D
Healing Environment is de omgeving zo aankleden en vormgeven dat het stress wegneemt om ziekteherstel te bevorderen. Recentelijke wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat natuur in contrast met een klinische omgeving én een gevoel van contact met buiten bewerkstelligt én vertroostend of stressverlagend werkt en daarmee genezingsprocessen versnelt of vergemakkelijkt.
De drie vitrines - gemaakt door Piet Hein Eek - kaderen het werk van Guido Geelen en L.J.A.D. Creyghton en tonen ons de interessante kruisbestuiving tussen de kunstwerken. De vitrines fungeren als vergrootglas-als eiland-waarin gekende elementen binnen het Healing Environment worden geïsoleerd en geaccentueerd. Ze vormen een visueel rustpunt in de hectiek van alledag in de hoofdgang van het ziekenhuis.
De tentoonstelling wordt gedragen door onderwerpen gerelateerd aan de natuur; zowel de levende als de vergankelijke natuur waarbij de mens immer centraal staat. Als ziekenhuis moeten wij genezing bewerkstelligen. Met deze kunstenaars en door de gecombineerde werken wordt dit gestimuleerd door de specifiek gevraagde aandacht. De beschouwer kan zich op haar/zijn eigen manier verhouden tot het getoonde werk en wellicht dat door de confrontatie met de kunstwerken vertroosting, berusting of nieuwe energie kan worden gevonden. Dat is het streven.
De beelden in gebakken klei en aluminium van Guido Geelen sluiten perfect aan bij de verstilde landschappen van L.J.A.D. Creyghton. Niet in vorm maar wel hun vanuit hun beider visie op het leven en de onderwerpen die zij belangrijk vinden. In Geelen's werk ervaart men vaak de ondertoon van een voorbije tijd, een herinnering; de landschappen van Creyghton ontstaan juist bij de gratie van de herinnering.
De landschappen voor de vitrines komen uit de serie Slagvelden/Battlefields; tegenwoordig idyllische plaatsen waar zich eens - in een meer of minder ver verleden - dramatische taferelen hebben afgespeeld, waar kameraadschap en solidariteit werd beklonken en versterkt en waar mensen zich tot het uiterste op elkaar en op hun uitrusting moesten vertrouwen. De parallel naar de omgeving van een ziekenhuis is niet ver gezocht. Ook daar gaat het vaak om leven en dood, om vertrouwen, het kunnen rekenen op elkaar én op de actuele stand van de medische wetenschap.
Beide kunstenaars werken expliciet met het gegeven TIJD. Geelen door het bevriezen ervan in bijvoorbeeld zijn bloemstillevens, Creyghton door te wachten, te wachten, en nog langer te wachten op dat éne magische moment in het landschap waar hij zich dan bevindt, met de camera op statief om vervolgens de sluiter te ontspannen. Ook in zijn VENSTERS , de digitale eguivalenten van dat speuren, ontdekken, verwonderen en wachten speelt de factor TIJD een cruciale rol; gelijk de fotowerken zijn het "vensters op de wereld".
De bedoeling van de tentoonstelling Healing Environment in ons ziekenhuis is om het publiek uit Tilburg en wijde omgeving, kennis te laten maken met professionele beeldende kunst die tot nadenken stemt. Het inzetten van deze twee gerenommeerde kunstenaars, die al een plaats in de musea en diverse particuliere en openbare collecties hebben gevonden, is een opmaat binnen de ambitie een professioneler niveau van exposities te realiseren. Het jubileumjaar 2012 waarin de renovatie van onze hoofdgang gereed is gekomen hebben wij genomen als momentum om deze koers in te zetten.Archeologie van de toekomst
Monica Boekholt
Groep expositie - Binnenste Buiten
’Trashcan 02’ bestaat uit twee afgietsels van de inhoud van een Amerikaanse vuilnisemmer. Zelf ziet Geelen dit werk als het vastleggen van het ‘nu’ en als ‘een archeologie van de toekomst’. Afgietsels van hedendaags vuilnis - in dit geval Amerikaanse wegwerpartikelen en speelgoed – heeft hij zo een tijdloze, gestolde vorm gegeven. Eerst maakte hij gipsmallen van het afval. Terwijl de klei-afdrukken uit de mallen nog nat waren, perste hij ze in de vorm van een afvalemmer om ze daarna te bakken. Door de herhaling van de vormen is er een minimalistisch sculptuur ontstaan.Spinnenweb
Geelen giet ook echte bloemen af in brons en aluminium. Soms vergult hij het werk daarna: een heel bewerkelijke procedure. Voor ‘Boeket gladiolus’ voorzag hij een bos gladiolen eerst minutieus van een waslaag. Daarna zette hij de bloemen in gips en stookte ze uit. In de ontstane gipsvorm werd
vervolgens het brons gegoten. ‘Boeket gladiolus’ ziet eruit alsof er een grof raster of spinnenweb omheen gedrapeerd is. Dat komt omdat Geelen de gietkanalen, waaruit overtollig brons wegloopt tijdens het gietproces, heeft laten zitten. Hij heeft het object daarmee uit zijn figuratieve verband gehaald. Op enkele plekken zijn de giettrechters, die normaal worden weggezaagd en waarvan de naden glad gepolijst worden, nog zichtbaar. Het beeld heeft daardoor een stoer karakter maar oogt daarnaast fragiel.Emmers
Voor de Haarsluis in het Drentse Diever maakte Geelen in 2001 ‘Balans’. Dit bestaat uit twee goud vergulde bronzen emmers aan een weegschaal. Ook bij deze emmers zijn de gietkanalen nog zichtbaar.In hospitaal kan niet alle kunst
In hospitaal kan niet alle kunst
25 oktober, Brabants Dagblad (Gerrit van den Hoven)
Solo expositie - Guido Geelen & L.J.A.D
Het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg gaat meer werk maken van kunst. Met een kunstwandeling, een kunstboek en een krachtige kunsttentoonstelling.
Het is de eerste samenwerking tussen de Tilburgse kunstenaar Guido Geelen (1961) en de in Haaren wonende fotograaf L.J.A.D Creyghton (1954). In de lange doorgaande gang van het St. Elisabeth Ziekenhuis staan drie door ontwerper Piet Hein Eek gemaakte vitrines waarin Geelen en Creyghton hun werk combineren. Het meest opvallende is de middelste met daarin een verstilde foto van een landschap van Creyghton. Een foto uit zijn reeks ‘Slagvelden’, foto’s van terreinen waar ooit bloedige veldslagen werden uitgevochten. Geelen legde daaronder een beeld in klei van een man die in stukken lijkt te zijn gehakt. Uit zijn lichaam steken glazen vazen. Het is een krachtig beeld waar de toeschouwer een reeks van betekenissen aan kan geven. „Het is een confrontatie met de vergankelijkheid”, zegt Geelen er zelf over.
De expositie van Geelen en Creyghton is een markering. Het Tilburgse ziekenhuis wil meer
werk gaan maken van de kunstexposities. ‘Healing Environment’ van Geelen en Creyghton is de eerste. Het is de bedoeling dat de vitrines blijven staan en later met andere kunstwerken gevuld gaan worden, zegt Rianne Schoenmakers, projectleider facilitaire dienst van het ziekenhuis én lid van de kunstcommissie.
Kunst in het St. Elisabeth was er altijd al. Maar erg veel aandacht was er nooit voor. De kunstcommissie heeft de oudere kunstwerken laten restaureren en gedocumenteerd. Vanmiddag, bij de opening van de expositie van Geelen en Creyghton, wordt ook een boek aangeboden over die kunstwerken: ‘Ons Elisabeth in Beeld’. Er is een wandelroute gemaakt langs de beelden die soms al in een ver verleden werden aangekocht, toen het ziekenhuis nog een sterk katholieke signatuur had. „Kunst is een vorm van communicatie”, zegt Schoenmakers. „We hebben gemerkt dat kunst in het ziekenhuis goed werkt. Natuurlijk, soms vinden mensen er niets aan, maar het zet wel aan tot nadenken.” Er is niet zoiets als ziekenhuiskunst. Al is het zeker niet zo dat alles kan. „Geen naakten, geen politieke kunst”, geeft Schoenmakers aan. Daar komen klachten over. Vroeger werd vooral veel veilige grafiek aangekocht, vooral omdat er veel wandruimte te vullen was en grafiek relatief gezien het goedkoopst was
600 kunstwerken omvat de collectie van het St. Elisabeth. Het is de bedoeling dat die in de loop van de jaren verder zal worden uitgebreid. Maar het budget van de kunstcommissie is bescheiden. Schoenmakers: „We moeten elk dubbeltje omkeren. Voor de expositie van Creyghton en Geelen hebben we subsidie gehad, anders hadden we dit niet kunnen doen.” Graag zou de kunstcommissie werk van een van beiden of van beiden aankopen. Met name het werk van Creyghton blijkt geschikt voor ziekenhuizen. Zo kochten het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch en UMC’s in Leiden en Utrecht al werk van hem aan.Limburgse zoon van smid bekend en gevierd kunstenaar
Limburgse zoon van smid bekend en gevierd kunstenaar
26 juli, Nieuwsklok
Project - Monument voor de herinnering aan de toekomst Oisterwijk
Guido Geelen maakt het 800 kunstwerk-monument
Guido Geelen, zoon van een smid uit het Limburgse Thorn waar zijn moeder een winkel dreef in potten en pannen, spijkers, fietsen, wasmachines en alle soorten en maten ijzeren spullen, durfde zichzelf pas laat toe te staan zichzelf een kunstenaar te noemen. Nu is hij een befaamd kunstenaar die je gearriveerd zou mogen noemen, ware het niet dat hij de lat nog steeds zo hoog legt als iemand die aan het begin staat van zijn loopbaan. Het resultaat van zijn landelijk en internationaal gewaardeerd kunstenaarschap is vanaf 12 december in Oisterwijk te zien. Op 12-12-12 wordt een kunstwerk van zijn hand onthuld dat een monument is voor Oisterwijk 800.
Opdrachtgever Stichting Oisterwijk 800 wilde voor dat doel het beste is huis halen en kwam via bemiddeling van het Brabants Kenniscentrum Kunst en Cultuur in Tilburg uit bij de in 1961 geboren Guido Geelen. Zij bekendste kunstwerk in de openbare ruimte – dus voor iedereen zichtbaar - in Midden-Brabant is het Monument tegen Zinloos Geweld aan de zuidzijde van de Heikese kerk in Tilburg. Dit kunstwerk bestaat uit een bronzen kast waarin voorwerpen van mensen die te maken hebben gehad met zinloos geweld tentoongesteld kunnen worden. Dit kunstwerk-monument heeft het in zich om over honderd jaar nog van maatschappelijke en culturele betekenis te zijn, een onderdeel van het erfgoed. Dat oogmerk heeft de Stichting Oisterwijk 800 ook met het monument dat door Guido Geelen wordt gemaakt.
Guido Geelen (1961) is de jongste van zeven kinderen. Zijn ouders zijn overleden, maar hij kan met warmte vertellen over de hechte band die tussen de kinderen bestaat. Zijn artistieke aanleg werd thuis aangewakkerd. “Als je gestimuleerd wordt in waar je goed in bent, word je al vooruit geholpen”, zegt hij in zijn atelier in Tilburg. “Mijn ouders gaven me alle ruimte.”Tot zijn Havo-pakket behoorde tekenen. Hij ging naar de Tehatex (Tekenen, Handvaardigheid en Textiele Werkvormen) en kwam zo in Tilburg terecht. Hoewel hij er nog voor waakte om zich kunstenaar te noemen, groeiden daar zijn ambities hard. Terwijl hij nog op school zat, had Guido Geelen al een eigen atelier. “Ik trok mijn eigen plan”, blikt hij terug op die periode en daarin is hij behoorlijk zichzelf gebleven, een conclusie die iedereen kan trekken op basis van zijn werk. In 2000 bijvoorbeeld ontving hij de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de kunst ‘voor zijn onorthodoxe wijze’ waarop hij het gebruik van klei ‘een vernieuwende impuls’ had gegeven.Kunstenaarschap is een beroep
Kenmerkend voor zijn persoon is dat hij ondanks zijn onorthodoxheid en zijn succes als kunstenaar wel met beide benen op de grond is blijven staan, een kwaliteit die door de Stichting Oisterwijk 800 hooglijk wordt gewaardeerd. “Pas toen ik er goed van kon leven. Toen het werk op verschillende plaatsen te zien was, ook museaal. Kortom, toen er een publiek voor mijn werk was, durfde ik me beeldend kunstenaar te noemen”, is in dit opzicht een voor hem kenmerkende uitspraak. “Het is een bijzonder mooi vak, maar het is ook een kwetsbaar beroep. Nu wordt het kunstenaarschap door een bepaalde groep in de samenleving gezien als een linkse hobby. Voor mij is het een verantwoordelijk en voor de samenleving waardevol beroep
Een jaar na het Tehatex-examen kon Guido Geelen zijn eerste solotentoonstelling op zijn palmares schrijven. Al snel werden werken van hem gekocht door Köller-Müller Museum, Museum Boijmans Van Beuningen, Noordbrabants Museum en Museum De Pont. Dat Tilburgse museum voor hedendaagse kunst biedt, naast de ‘kast’ bij de Heikese kerk, nog een voor inwoners van de gemeente Oisterwijk dichtbije mogelijkheid om werk van Guido Geelen te bekijken. “Ik ben er dag en nacht mee bezig. Het is keihard werken. De reflectie met wat je doet moet zo intensief zijn, dat het beste van wat je in je hebt boven komt.”Het maken van een mal is werk voor een gespecialiseerd bedrijf
Het maken van een mal is werk voor een gespecialiseerd bedrijf
26 juli, Nieuwsklok
Project - Monument voor de herinnering aan de toekomst Oisterwijk
Om het kunstwerk-monument van Oisterwijk 800 te kunnen maken, moet eerst een mal worden vervaardigd van de onderkant van de vrijheidseik. Dat gebeurd met de grootst mogelijke voorzichtigheid omdat iedereen is doordrongen van de grote historische waarde van dit groene monument. De mal die wordt gemaakt omvat de hele omtrek van de onderkant en is 70 centimeter hoog. Dit wordt straks ook de omvang van het kunstwerk-monument.
De mal is op maandag 23 juli ter plekke gemaakt door een gespecialiseerd Vlaams bedrijf uit Gent. Eerst is een beschermende laag op de schors aangebracht. Het materieel dat daarvoor is gebruikt is milieuvriendelijk en op waterbasis. Vervolgens is op deze beschermende laag een laag met siliconen ‘gezet’ en om het geheel is een steunmal van gips gevormd.
De benodigde mal bestaat uit vier delen. Die worden later samengevoegd. Met behulp van deze mal kan het kunstwerk in brons worden gegoten. In het kunstwerk, door Guido Geelen ‘een sarcofaag’ genoemd, wordt de container met de brieven aan de toekomst vast verankerd. Ook dat werk wordt uitgevoerd in België. Door middel van een slimme constructie wordt het monument stevig en diefstalbestendig op zijn plaats gezet. Dat staat te gebeuren een paar dagen voorafgaand aan de onthulling op 12-12-12.Hoe het beeld van het 800-kunstwerk ontstond
Hoe het beeld van het 800-kunstwerk ontstond
26 juli, Nieuwsklok
Project - Monument voor de herinnering aan de toekomst Oisterwijk
Guido Geelen zag de vrijheideik en ineens was het idee daar
Bomen komen heel vaak terug in het werk van Guido Geelen. Wat dat betreft was het een meer dan gelukkige bijkomstigheid dat de keuze van de Stichting Oisterwijk 800 op hem viel om het herinneringsmonument aan het jubileumjaar 2012 te maken. “Dit kunstwerk in Oisterwijk past in mijn ontwikkeling”, stelt hij zelf vast aan de vooravond van de feitelijke realisatie van het kunstwerk dat nog in lengte der jaren moet herinneren aan het feest dat de inwoners van Oisterwijk, Moergestel en Heukelom zichzelf schonken. Wat de Stichting Oisterwijk 800 betreft is dit kunstwerk een eerbetoon aan alle inzet, de wil tot samenwerken en de wil om er samen iets van te maken. Zodoende is het kunstwerk een uiting van de kracht van deze gemeenschap.
Bestuursleden van de Stichting Oisterwijk 800 waren er zelf getuige van hoe de kunstenaar Guido Geelen het idee kreeg om als het ware een in brons gegoten kopie te maken van de onderkant van de fameuze Oisterwijkse vrijheidseik. Het is interessant voor de volgende generaties om dit proces kort te beschrijven – hoe Guido Geelen, na te zijn bijgepraat over heel veel historie en eigenschappen van Oisterwijk, Moergestel en Heukelom, bij café Deksels in het voormalig VVV-huisje opstond en zich naar de vrijheidseik liet voeren. Dáár, op dát moment, bij die eerste confrontatie met dit levend monument was er het idee dat meteen stond als een huis. “Een soort geboorte”, beschrijft Guido Geelen dat moment. “Het ontstaat gewoon.”
Hij zegt zich op tweeërlei manieren geïnspireerd te hebben gevoeld. Eerstens zijn daar de brieven die basisschoolkinderen uit Oisterwijk en Heukelom aan zichzelf hebben geschreven. Deze honderden brieven worden in kopievorm en op alle moderne dragers van data in een hermetisch gesloten bus in het monument bewaard. De originele brieven vinden permanent onderdak bij het Regionaal Archief Tilburg. Een monument als een op de toekomst gerichte schatkist, was wat Guido Geelen in de praktijk moest zien te brengen
Hij legde een relatie met de holte die ontstaat als de omtrek van een boom in brons wordt gegoten. Een tweede associatie die hem op dit idee bracht is de eeuwenoude, in feite constante relatie die er bestaat tussen de gemeente Oisterwijk en de natuur.
Het toeval wil dat op De Lind in Oisterwijk zeldzaam veel historisch groen bij elkaar staat, zoals het Trouwlaantje, de eeuwenoude lindeboom en de vrijheidseik. De symboliek van de vrijheidseik in het kader van Oisterwijk 800 is ijzersterk. En als straks het kunstwerk-monument aan het andere einder van het Trouwlaantje staat kan letterlijk van de historische vrijheid die Oisterwijk heeft doen bloeien naar de vrijheid van het heden en de toekomst worden gelopen. “Ik geloof niet in het pure abstractie”, zegt Guido Geelen over zijn visie op kunst. “Ik werk heel associatief. Daarom zit er altijd iets van herkenbaarheid in mijn werk.”Bronzen evenbeeld voor Vrijheidseik Oisterwijk
Bronzen evenbeeld voor Vrijheidseik Oisterwijk
24 juli, Brabants Dagblad (Alex van Lanen)
Project - Monument voor de herinnering aan de toekomst Oisterwijk
Met de plaatsing van een bronzen afgietsel van de voet van Vrijheidseik op de Lind, laat 'Oisterwijk 800' een tastbare herinnering na in het centrum.
Bezorgde blikken van voorbijgangers vallen op de Vrijheidseik op de Lind in Oisterwijk. Tot bijna een meter boven de grond is de boom deze zonnige maandagochtend ingesmeerd met een witte smurrie.
De eeuwenoude boom, de laatste levende Vrijheidseik in Nederland, heeft een roemrucht verleden. Drie jaar geleden was de eik inzet van een hoog oplopend conflict. Een tak brak af en beschadigde een kunstwerk, de gemeente besloot tot kap. Na tussenkomst van Oisterwijker Bert Klerks, die zich aan de boom vast dreigde te ketenen, mocht de Vrijheidseik toch blijven staan.
Tegenwoordig schijnt hij het weer relatief goed te doen; experts denken dat hij nog decennialang meekan.
Daar doet die witte smurrie niets aan af, bezweert kunstenaar Guido Geelen. „De boom lijdt hier niks mee, aan het eind van de dag is er niets meer van te zien." De witte substantie is de eerste aanzet tot een kunstwerkmonument van de hand van Geelen. Dat wordt op 12 december (12-12-'12) op de Lind onthuld, ter herinnering aan het jubileumjaar Oisterwijk 800. De activiteiten van gisterochtend resulteren in een mal van de onderkant van de Vrijheidseik. Het uiteindelijke kunstwerk wordt een zeventig centimeter hoge bronzen kopie van de boom en wordt aan het andere uiteinde van het Oisterwijkse trouwlaantje geplaatst. De provincie heeft een subsidie van 23.900 euro toegekend, verder wordt het project betaald uit sponsoring.
Het 'Monument voor de herinnering aan de toekomst' bevat een container met brieven die schoolkinderen uit Oisterwijk, Moergestel en Heukelom eerder schreven aan de toekomst. Die worden over vijftig jaar geopend. Ook brieven van kinderen uit het asielzoekerscentrum en de Vlaamse 800-gemeenten Arendonk en Landen worden erin opgenomen. „Ik zocht naar iets typisch Oisterwijks", vertelt Geelen over zijn idee. „Al pratend met de mensen van Oisterwijk 800 kwam ik op het idee van een boom." Hij ziet een parallel tussen het Oisterwijkse kunstwerk en het kunstwerk tegen zinloos geweld in Tilburg, dat ook van zijn hand is. „Daarbij zorg ik als kunstenaar ook niet voor de inhoud, maar faciliteer ik alleen." De 'deksel' van het kunstwerk wordt gemaakt van een schijf van een eik die moest wijken voor de A58 bij Anneville. Voorzitter Paul Spapens van Oisterwijk 800: „We hebben samen met boswachter Frans Kapteijns op de Kampina gezocht naar een Oisterwijkse boom die geschikt is, maar die niet gevonden. De schijf willen we als het kunstwerk af is, schenken aan Bert Klerks. Om zo respect te betonen voor wat hij heeft gedaan voor de Vrijheidseik."
2011
Persbericht De Proloog
23.01.2011
Groep expositie - De Proloog
Afgelopen zondag 23 januari openden Menno Derk Doornbos en Piet Hein Eek de deuren van hun tentoonstellingsruimtes in een voormalige Philips keramiekfabriek in Eindhoven. De eerste tentoonstelling 'De Proloog' geeft een vooruitblik op het tentoonstellingsprogramma, projecten en samenwerkingen. In "de Proloog" wordt 'een tipje van de sluier' opgelicht van en een aanzet gegeven tot de tentoonstellingen en projecten die in de komende periode in deze nieuwe kunstlocatie met de volgende kunstenaars gerealiseerd worden: Hans van Bentem, Koen van den Broek, Tom Claassen, Jan De Cock, Joost Conijn, Harry van Dierendonck, Huibert van Dorp, Guido Geelen, Scarlett Hooft Graafland, Floor van Keulen, Hans Op de Beeck, Jan van der Ploeg, Tomas Rajlich, Marc Ruygrok, Bert Teunissen, Anais Tondeur en Luc Tuynmans.Jan van der Ploeg, wallpainting no. 303, zonder titel, 2011, 281 x 1460 cm Acryl op muur en Tom Claassen, Turnster', geborsteld aluminium, 110 55 x 36 cm, 2007, Courtesy Menno Derk Doornbos & Piet Hein Eek. Ulrike Erbslöh en Charles Esche van het Van Abbemuseum en Menno Derk Doornbos en Piet Hein Eek heffen het glas na het tekenen van een bijzonder convenant. De Van Abbemuseum presentatie met Kunstwerken van LotharBaumgarten, Bernd&Hilla Becher, Ad Dekkers, Barry Flanagan, Allan McCollum, Aernout Mik, Juan Muñoz, Pieter Ouborg en Charley Toorop geselecteerd door Menno Derk Doornbos en Christiane Berndes geselecteerd. De tentoonstelling is geopend door Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum die door het ondertekenen van een convenant ook een bijzondere samenwerking met het Van Abbemuseum bekend heeft gemaakt.Guido Geelen: Nieuwe beelden
De eerste solo tentoonstelling in dit complex is van Guido Geelen en toont zijn meest recente serie 'Nieuwe beelden'. In deze tentoonstelling worden een zestal beelden gepresenteerd; deze werken verbeelden personages, zowel vrouwen als mannen, die in fragmenten zijn opgebouwd en hun menselijke postuur aannemen door een messing en glas constructie van Piet Hein Eek. Zorgvuldig gepositioneerd en in enkele gevallen in hun naakte waarheid vertellen zij stuk voor stuk hun onuitgesproken verhaal. De toegepaste vlinders vormen een denkbeeldig scherm rondom ieder persoon en geven de vlinder populatie per continent weer. Een van de aspecten aan deze serie werken is dat Guido Geelen het snelle verdwijnen van steeds meer vlindersoorten in de wereld signaleert. Het wordingsproces van deze serie werken heeft zich in de afgelopen zes jaar ontwikkeld. In eerste instantie zijn de modellen afgegoten en in mallen vastgelegd. Deze mallen zijn gebruikt om de klei te vormen waarna met een grote precisie een ontelbaar aantal gaatjes geprikt zijn. Nadat deze fragmenten gestookt zijn is, met hulp van een vlinder deskundige, per continent een zoektocht gestart naar geregistreerde en niet beschermde vlinders die een zo actueel mogelijk beeld geven van de huidige vlinderpopulatie. Piet Hein Eek, een ontwerper waar Guido Geelen regelmatig mee samenwerkt, heeft het noodzakelijke constructieve element in de vorm van een messing en glazen vitrine ontworpen, en vormt een integraal onderdeel van de werken. De tentoonstellingen 'Guido Geelen: Nieuwe beelden' en de parallel tentoonstelling 'De Proloog' zijn te zien van 23 januari tot en met 26 maart 2011 van maandag tot en met zaterdag van 10.00 tot 18.00 uur. Locatie: Piet Hein Eek, Halvemaanstraat 30, 5651 BP Eindhoven. Meer informatie via www.pietheineek.nl Op aanvraag kunnen er ook rondleidingen of evenementen worden georganiseerd. Info: muk@pietheineek.nl of tel. 040-2856610 Voormalige Philips keramiekfabriek In deze voormalige Philips keramiekfabriek werden tot in 2001 magneten gemaakt voor diverse soorten Philips producten. Het complex van ruim 10.000 m2 omvat ruimten voor de productie van meubelen van Piet Hein Eek, onze kantoren, een showroom, een restaurant, verschillende tentoonstellingsruimten, mogelijkheden voor een collectiedepot, ateliers en multifunctionele ruimten voor concerten, theater voorstellingen, bijeenkomsten etc. Noot voor redactie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Menno Derk Doornbos; menno.doornbos@gmail.com of telefoon 06 -53481638.In een gouden kooi. Over een installatie van zes werken van Guido Geelen
In een gouden kooi. Over een installatie van zes werken van Guido Geelen
Philip Peters
Solo expositie - Guido Geelen, Nieuwe Beelden
Een vitrine is een plek waar kostbare en kwetsbare kleinoden van allerlei aard aan het publiek worden getoond. Voorwerpen krijgen in een vitrine een extra aura van onaanraakbaarheid om de simpele reden dat men ze inderdaad niet kan aanraken, maar daarmee gepaard gaat een atmosfeer van zeldzaamheid, van precieuze, onvervangbare waarde. In een vitrine liggen meestal unica’s (geïllustreerde manuscripten, bepaalde soms van een officiële naam voorziene kant en klare juwelen of ruwe diamanten, artefacten uit oude of exotische culturen e.d.). Dan heeft de vitrine dus eigenlijk twee functies die in elkaars verlengde liggen: hij beschermt en koestert én hij creëert, mede daardoor, een nieuwe waarde die als het ware de beide andere waarden (materieel en immaterieel, financieel en esthetisch) overkoepelt of tot een synthese brengt. Dat heeft gevolgen voor de status van de voorwerpen in de vitrine: ze zijn uiteraard zichzelf maar door de verbijzondering van hun van de rest van de wereld geïsoleerde context in een ‘eigen’ ruimte worden ze tegelijkertijd representaties van zichzelf: ze zeggen iets over zichzelf wat ze buiten de vitrine niet zeggen of kunnen zeggen of althans in aanzienlijk mindere mate. Met andere woorden: de manier van presenteren heeft invloed op datgene wat gepresenteerd wordt, of, sterker nog: deze vorm van presenteren is tegelijkertijd een vorm van representeren. Daardoor komen de ge(re)presenteerde voorwerpen als het ware in een soort vacuüm terecht – in hun afzondering horen ze alleen bij zichzelf en hun soortgenoten in andere vitrines, maar echt concreet in de zin van letterlijk tastbaar zijn ze eigenlijk niet meer, het zijn niet langer fysieke voorwerpen die ook thuishoren in de ruimte van de beschouwer, in de ‘lichamelijke’ ruimte (zoals een sculptuur), ze zijn zozeer verbijzonderd dat ze nauwelijks nog echt bestaan – ze verwijzen wel naar een mogelijk bestaan elders en op een ander moment in de tijd en die referentie geeft deze presentatievorm betekenis, maar die betekenis verschilt totaal van de puur objectmatige betekenis: hij bestaat uit associaties, fictie dus. De objectmatige functie in de ruimte is overgenomen door de verpakking, door de vitrine die daardoor in zekere zin deel wordt van zijn eigen inhoud die door hem tegelijkertijd getransformeerd wordt: het spirituele bevindt zich in het eigenlijke object: dat verleent de vitrine een haast cultische functie, zoals een reliekschrijn in een kerk.
De fraaie vitrines van messing en glas, die Piet Hein Eek voor een serie werken van Guido Geelen heeft gemaakt, ‘belichamen’ bij uitstek deze functie. Hoewel het om aparte werken gaat, variaties op hetzelfde thema, zijn ze eenmaal opgesteld goed als samenhangende installatie te beschouwen. Die bestaat dan uit zes vitrines van verschillende hoogte die in vier tot zeven verdiepingen zijn verdeeld. In iedere vitrine bevindt zich een mensfiguur die in matwitte keramiek is uitgevoerd, op ware grootte, in staande of knielende houding, waarmee de hoogte van de vitrine correspondeert.
Die personages zijn dus als kostbaarheden chic geconserveerd in een veilige vitrine. Althans, dat zou je denken, maar aangezien iedere vitrine uit verdiepingen bestaat betekent dit dat geen enkel personage héél is. Ieder lichaam bestaat uit delen die op een verdieping passen, met andere woorden: de lichamen zijn doorgesneden, van elkaar afgezaagd, van hun onderlinge verband ontdaan. Nu lijkt ieder deel misschien een gekoesterd kleinood, maar tegelijkertijd is ieder deel van een mens maar een fragment, naast en onder de eerst waargenomen esthetiek is dus tegelijkertijd iets gruwelijks aan de hand.
Je zou kunnen spreken over een verticale versie van het bed van Procrustes: de maatvoering is in iedere vitrine gelijk dus het personage is daaraan aangepast zodat het er daadwerkelijk in kan. Dat daarbij het geheel verdwijnt is kennelijk van minder belang dan dat de vormgeving klopt, dat het personage zich in zijn nieuwe verschijningsvorm conformeert aan vooraf geformuleerde maatstaven en standaarden.
En natuurlijk moet dat ook en in de eerste plaats metaforisch worden opgevat als een cultuurkritiek die in onze tijd angstig ter zake is: we leven in een periode van steeds extremere fragmentatie, waarbij individu en individualisme worden ondergebracht in rigide systemen van allerlei tegenstrijdige aard, het zicht op het geheel is verdwenen. Michelangelo bevrijdde zijn personages uit de steen, Geelen verminkt ze en zet ze gevangen in een gouden kooi: het verschil tussen 1500 en 2011.
In zekere zin leidt deze vormgeving ertoe dat we naar onze eigen tijd kijken alsof we artefacten uit een lang verdwenen cultuur aan het bestuderen zijn waarin men er naar onze maatstaven vreemde en wrede gebruiken en rituelen op na hield, totdat we met een schok tot de ontdekking komen dat we eigenlijk oog in oog staan met onszelf, naar de rituelen van hier en nu aan het kijken zijn, naar een complete existentiële crisis waarin het geheel alleen nog maar utopisch te (re)construeren valt als de som der delen. Want een écht geheel worden die delen met elkaar niet meer, hoogstens verwijzen ze ernaar en in onze verbeelding kunnen we ze misschien aan elkaar lijmen maar de littekens zijn zo essentieel dat de personages nooit meer tot leven kunnen worden gewekt; en als het een utopie is, dan eerder een van de herinnering dan een van de toekomst – en zo is het werk in laatste instantie juist dystopisch. Dan wordt de vitrine martelkamer en graftombe tegelijk.
En er is meer aan de hand. De lichamen waren in eerste instantie afgietsels van bestaande mensen wier namen ze ook dragen, wat het drama van de personages nog dichterbij brengt, heel dicht op de huid: nu is het Jeroen of Hein, Marenthe of Cécile, de volgende keer zijn we het zelf, want het recept past op iedereen.
Om een en ander verder te compliceren is hier en daar een deel van een arm of been als het ware van de rest af gevallen zonder dat de vitrineconstructie daar aanleiding toe gaf; dan ligt zo’n lichaamsdeel gewoon op de grond (als het een been is) of op een van de glazen verdiepingen (als het een arm is), met andere woorden: we kunnen onze fragmentering niet alleen verwijten aan onpersoonlijke ideologieën en structuren, we vallen kennelijk vanzelf ook al uit elkaar.
Dit aspect van de presentatie doet weer denken aan musea waar je beelden uit de oudheid soms op een vergelijkbare manier getoond ziet: er ontbreken lichaamsdelen of een stuk van een lichaamsdeel en dan wordt het bewaarde detail bij het beeld gelegd of gezet. Nooit, voor zover ik weet, wordt het beeld in dergelijke gevallen gerestaureerd: het wordt gepresenteerd zoals het gevonden is - en het is gevonden en in een museum (een hele grote vitrine) geplaatst in een tijd waarin de cultuur die dat beeld ooit vertegenwoordigde allang niet meer bestond. Met andere woorden: zo’n opstelling geeft een letterlijk verminkt beeld van die cultuur, daar werd in de tijd zelf ongetwijfeld anders tegenaan gekeken en bovendien hadden zulke beelden gewoonlijk een functie, als godenbeeld, devotiebeeld of anderszins, en die functie was niet: in een museum staan. Wij kijkers realiseren ons terdege dat we naar (een beeld van) geschiedenis staan te kijken.
Maar wat zegt het over een cultuur als we, zoals in dit geval, naar onze eigen tijd kijken wanneer die gepresenteerd wordt zoals normaliter alleen een verdwenen cultuur wordt getoond? Wat moeten we ervan denken als onze ledematen al in onze eigen tijd afbreken en als onze ledematen in het algemeen nu al niet meer met zichzelf verbonden zijn? Dat is angstaanjagend: kennelijk verkeert onze wereld ‘bij leven en welzijn’ al in een stadium van letterlijke ontbinding, lang voordat er eeuwen overheen gegaan zijn die de artefacten door slechte conservering tot delen uit elkaar hebben doen vallen.
Jeroen en Marenthe zijn geen goden, Jeroen is niet Apollo en Marenthe niet de Venus van Milo, bij wijze van spreken: we leven in een zogenaamd democratische cultuur, waarin iedereen de eer te beurt kan vallen om in stukken in een vitrine aan ieder ander te worden getoond.
Toch zijn de personen van Geelen maar ten dele ‘echte mensen’, al is hun afkomst overduidelijk. Dat komt doordat ze geen ogen hebben, de pupillen in de ogen ontbreken. Wij kijken naar ‘Cécile’ of ‘Hein’, maar zij kijken niet terug, zij kijken niet naar ons, ze staren in een onpeilbare verte achter ons en dat onderscheidt hen dan toch weer van de kijker terwijl het ze juist weer verbindt met beelden uit de oudheid: door die onpersoonlijke, serene, transcendente ‘blik’ maken ze deel uit van een sfeer waar wij geen toegang hebben, die sfeer van eeuwigheid en oneindigheid waar misschien alle personages in monumenten deel aan hebben maar die voor ons onbereikbaar is: misschien moet je daarvoor toch eerst een kunstwerk zijn, liefst gelouterd door gevangenschap in een fraaie tombe – in die zin wordt de vitrine dan een soort piramide en het geheel een monument voor onze cultuur, voor het uiteenvallende mensbeeld dat nog altijd een beeld van mensen is. Ook een gehavende cultuur kent niches en momenten van grote schoonheid, van hoge kwaliteit, het is nooit alleen zwart of wit. Overigens houden op dat moment ‘Jeroen’en ‘Marenthe’ eigenlijk op Jeroen en Marenthe te zijn en verkrijgen ze de bovenpersoonlijke status van symbool, van embleem, van zinnebeeld. Dat is de transformatie die de kunstenaar hen heeft doen ondergaan.
Wie nogmaals naar de ogen van de personages kijkt zou ook tot een (iets) andere conclusie kunnen komen: omdat die ogen niet kijken kunnen ze ook niets zien en je zou kunnen construeren (maar ook ervaren) dat ze niet naar buiten, maar naar binnen kijken – uiteindelijk waren alle Griekse zieners blind, ze werden niet afgeleid door allerlei gedoe daar buiten.
Maar deze beelden hebben nog een visueel zeer in het oog springend en ook inhoudelijk essentieel element te bieden. Ieder personage is namelijk omringd door een flink aantal vlinders van de meest uiteenlopende soorten en kleuren, wat iedere vitrine op het eerste gezicht een bont, polychroom aanzicht geeft dat gevoelens van esthetische rijkdom en verrukking oproept. Maar dat komt niet zonder prijskaartje. Wie de personages in de vitrines van dichtbij bekijkt ziet dat ze over het hele oppervlak vol zitten met hele kleine gaatjes die er een beetje uitzien als minimale zwarte stipjes. In een aantal van die gaatjes is een staafje gestoken en aan het andere uiteinde zit steeds een vlinder vast. De eerste indruk is dat de vlinders om de personages heen zwermen, althans dat ieder beeld daarvan een momentopname is, want in letterlijke zin beweegt er niets. Nu blijkt dat de vlinders zelfs concreet, lichamelijk, aan de personages vast zitten; ze zijn er onverbrekelijk mee verbonden, ik zou haast zeggen: ze leiden een gemeenschappelijk leven daar in die vitrines, het lot van de een is het lot van de ander.
Een paar opmerkingen over dit opmerkelijke partnerschap.
Hoewel de vlinders er werkelijk prachtig uitzien zitten ze toch op een manier vast aan de personages dat zich een specifieke iconografische associatie opdringt en wel met het in de kunstgeschiedenis zeer vaak afgebeelde martelaarschap van St. Sebastiaan, die met pijlen werd doorboord tot hij uiteindelijk het leven liet. Opmerkelijk is dat bij dit tafereel in het overgrote merendeel van de gevallen de pijlen en de wonden die zij veroorzaken Sebastiaan niet lijken te deren. Hij staat er altijd even onaangedaan bij, alsof het hem niet aangaat, alsof hij zich eigenlijk helemaal niet bewust is van wat er feitelijk gebeurt. De reden daarvoor zou kunnen zijn dat het iconografisch voorschrift voor de kunstenaar een gelegenheid vormde om een prachtig, ideaal, vaak zelfs bepaald sexy mannenlichaam te schilderen en dat de pijlen als het ware alleen ‘voor de vorm’ nog even in dat lijf werden geschoten zonder dat het martelaarschap in werkelijkheid het hoofdonderwerp van zo’n fresco of schilderij was. Eventueel kon altijd nog geredeneerd worden dat de nonchalance waarmee de heilige, onveranderlijk een aantrekkelijke jonge man, het hele gebeuren over zich heen liet komen een extra bewijs van zijn heiligheid vormde: hij was al in ‘hoger sferen’ en geen pijl kon hem innerlijk nog raken. Ook zou je hierbij nog kunnen denken aan de overeenkomst tussen seksuele en mystieke extase, hoewel je dat als kunstenaar waarschijnlijk beter niet aan de grote klok van de opdrachtgevende kerk zou kunnen hangen.
De personages van Guido Geelen hebben ook iets van deze onaandoenlijkheid: ze lijken zich van de vlinders niet bewust terwijl die toch venijnig in hun vlees gestoken zijn zoals vlinderverzamelaars die beestjes ook ergens opprikken. Er zit dus een element van subtiele en onopgemerkte wreedheid in deze taferelen die de protagonisten misschien niet opmerken – of die ze transcenderen – maar wij, de kijkers, wel. En ons lijkt het een dubieus genoegen.
Tegelijkertijd zijn de vlinders, ook in hun combinatie, van een buitengewone schoonheid (in tegenstelling tot de pijlen van Sebastiaan) en spelen ze daardoor visueel een hoofdrol in dit werk. Je kunt er dus verschillend over denken en dat kan heel goed samengaan: in de kunst sluit de ene betekenis de andere niet per se uit. Als je de vlinders opvat als metaforen voor een ideaal, vrij vliegend bestaan in de grenzeloze natuur kan dat misschien ook begrepen worden als een utopie, of als een verbeelding van hoe de mens zich in het beste geval ook kan ontwikkelen, tot een stralende, vrije, onschuldige bewustzijnsstaat. In dat geval zijn de vlinders onze voorbeelden en vervullen ze dus naast hun esthetische ook een didactische, moraliserende rol. In dat opzicht contrasteren ze dan met het beeld van het verval in de cultuur en lijken ze zelfs een alternatief te bieden: het vieren van individuele vrijheid, schoonheid en verschil.
In dit verband is de rol die de vlinder ooit in de chaostheorie kreeg toegekend veelzeggend: er is wel beweerd dat een vlinder die zijn vleugels uitslaat minieme veranderingen in de atmosfeer teweegbrengt die uiteindelijk het pad van een tornado kunnen beïnvloeden. De kleinste gebeurtenissen kunnen de grootste gevolgen hebben, dus een klein onschuldig vlindertje zou volgens deze theorie de wereld beslissend kunnen veranderen. In deze formulering is de vlinder natuurlijk niet meer dan een anekdotisch voorbeeld, maar als metafoor komt hij hier goed van pas: de vlinder is niet machteloos ook al is hij zich van zijn invloed niet bewust. Op deze manier gezien is de combinatie van vlinders en mensen fraai gevonden: lotgenoten, voorbeelden, metaforen voor elkaar, bewust en onbewust van (het effect van) hun handelingen, tegelijkertijd meesters van de vrije keuze en onderhevig aan de streken van het lot.
Het is in deze context ook geen toeval dat er zes vitrines zijn: die staan voor de zes continenten waar vlinders leven (lepidopteristen, vlinderkenners, classificeren de continenten enigszins verschillend van hoe geografen dat doen). Daarmee heeft de installatie als geheel dus een wereldwijd formaat gekregen, hij omvat de hele aardbol.
Maar vlinders zijn een ernstig bedreigde diersoort. En hun mogelijk uitsterven heeft alles te maken met menselijke activiteit van allerlei aard, met de manier waarop wij met de aarde omgaan. Dan wordt het beeld weer somberder: hoewel het mooi is dat de diertjes hier in vitrines worden beschermd, zijn deze exemplaren – waaronder zeldzame uit alle windstreken - allang dood; de natuur is evenzeer in verval als de cultuur en ook nog door vergelijkbare oorzaken. In die zin zijn in dit werk mensen en vlinders lotgenoten, allebei bedreigd en hier alvast voor volgende generaties bewaard als het toekomstige verleden. Zelfs zou je er nog een draai aan kunnen geven die ons in zekere zin weer terugbrengt bij Sebastiaan: de vlinders doen iets terug door zich venijnig in onze huid te boren. Natuur en cultuur zijn onderling afhankelijk, maar ook (zelfs letterlijk) met elkaar in strijd. Ik wil me hier nu niet wagen aan verdere psychologiserende interpretaties van de relatie tussen mens en vlinder, maar de associaties liggen voor het oprapen.
De personages in de vitrines zijn doorstoken met zoveel gaatjes dat ze bijna geheel poreus lijken. In ieder geval is er in hun lichamen in principe ruimte voor een veelvoud aan vlinders. Maar afgezien van esthetische en compositorische overwegingen bestaan er ook niet meer genoeg vlindersoorten om aan de al aanwezige toe te voegen: de gaten in de cultuur kunnen niet meer worden opgevuld met de schoonheid van vrije, poëtische gedachten – andersom zou je ook kunnen redeneren dat de vlinders helemaal niet in de huid van de personages zijn geprikt, maar dat ze er juist uit voortkomen, dat het metaforen zijn voor vrijheid en schoonheid en al die zaken waarover tegenwoordig vrijwel alleen nog maar in termen van ironie wordt gesproken, misschien omdat het voortschrijdende verlies ervan te pijnlijk is.
Maar welke leesrichting we ook kiezen, er is in ieder geval sprake van een soort symbiose tussen natuur en cultuur, schoonheid en verbrokkeling, die wordt gepresenteerd in een tentoonstellingsomgeving op een manier die de eigen tijd al bijna als voorbij beschouwt.
Tenslotte wil ik, in het verlengde hiervan, nog iets zeggen over één aspect dat als zelfstandige waarde onderbelicht is gebleven en dat is de schoonheid. Natuurlijk, na Auschwitz had ‘schoonheid haar gezicht verbrand’ en sindsdien is de wereld er niet bepaald op vooruit gegaan en is schoonheid in de kunst dus min of meer gelijkgesteld geraakt met onnodige kitsch of ongewenst escapisme, maar ik zie niet in waarom dat nodig zou moeten zijn: schoonheid is ook vertroosting, kan ook een topervaring teweeg brengen en zuivere schoonheid kan stellig ook mystiek worden geduid.
Ik vind dat deze installatie van werken van Guido Geelen uiteindelijk óók daarover gaat. Ondanks de cultuurpessimistische betekenissen die er zonder veel moeite uit gedestilleerd kunnen worden biedt het werk tegelijkertijd ook vertroosting, puur visueel, zinnelijk genot, waarbij al het andere voor een moment kan worden vergeten en dan is de laatste betekenis van het werk: het vieren van de pracht van de kleur en haar gradaties en contrasten, rechtstreeks vanuit de natuur in de kunstcontext ingebracht, als fundamentele gegevens van het leven op aarde. Wie daar niet bij stilstaat en er de tijd voor neemt loopt – zeker als dat uit ideologische overwegingen gebeurt – een essentie mis waar kracht uit kan worden geput, de profundis lux, het licht in de duisternis.In a golden cage. About a six-work installation by Guido Geelen
In a golden cage. About a six-work installation by Guido Geelen
Philip Peters, vertaling Marie Louise Schoondergang / The Art of Translation
Solo expositie - Guido Geelen, Nieuwe Beelden
In a display case all kinds of precious and vulnerable valuables are shown to the public. The case gives the object an added aura of untouchability for the simple reason that it, in fact, is untouchable, thus creating an atmosphere of rarity and of precious, irreplaceable value. Very often unique objects, such as illustrated manuscripts, custom made, signed pieces of jewellery, rough diamonds and artefacts from ancient, exotic cultures are shown in display cases. In fact, a display case has two corresponding functions. It protects and nurtures and, partly because of the latter, it also creates a new value that, as it were, encompasses or synthesizes, the others (material and immaterial, financial and aesthetical). This affects the status of the objects in the display case. They obviously retain their unique qualities, but because of the isolated context that differentiates them from the rest of the world they become representations of themselves. They express something about themselves that they don't or can't say outside of the display case, or at least to a considerably lesser degree. In other words, the way in which objects are presented, influences the objects themselves or, more importantly, this kind of presentation is at the same time a kind of representation. In their isolation the objects belong only to themselves and to others of their sort in similar display cases. They are in fact not tangible anymore in the very literal sense that they cannot be touched. No longer are they physical objects that - in the same way as a sculpture - also belong in the ‘real life’ spectator’s space. They have differentiated themselves to such an extent that they hardly truly exist anymore. The (re)presented objects find themselves in a kind of vacuum. Even though they do refer to a possible existence in some other place or time, their meaning has become completely different from that of the purely physical object. It now consists of associations. It has, in fact, become fiction. The function of the physical object has been taken over by the packaging, the display case. The case, therefore, becomes part of its own content and is at the same time transformed by it. The spiritual quality is inside the actual object, thus giving the display case an almost ritualistic function, like a reliquary in a church.
The beautiful brass and glass display cases that Piet Hein Eek made for a series of artworks by Guido Geelen ‘embody’ this function extremely well. Although the artworks are autonomous, variations on the same theme, once arranged they can be regarded as a coherent installation that consists of six vertical display cases of various heights, segmented into four to seven levels. A life size human figure, executed in matt white ceramics, is placed in each display case. The figure’s posture, either standing up or kneeling down, corresponds with the height of the display case.\
Like precious items these characters are stylishly preserved in a safe display case. Or so one would think. The fact is that every display case has shelves. Consequently, not one of the characters is in one piece. Every body is made up of parts that fit on one of the shelves. In other words, the bodies have been severed, sawn, and the parts have been stripped of their coherence. Each part is now like a cherished, precious object. At the same time each part of the human figure is only a fragment, which implies that, apart from the aesthetics that were observed earlier, something horrible is going on simultaneously.
One might say that this is a vertical version of the bed of Procrustes. The measurements of each display case are the same and so the character has been adjusted to fit inside it. The fact that this means that ‘the whole’ has disappeared and the character in his new appearance has had to conform to norms and standards that have been formulated beforehand, is apparently of lesser importance than a design that is just right.
Of course, this should also and primarily be taken as an important metaphor. It should be seen as frighteningly relevant cultural criticism. In this day and age we are facing increasingly extreme fragmentation. Individuals and individualism are accommodated in rigid, contradictory systems and we have lost sight of the big picture. Michelangelo freed his characters from the stones. Geelen mutilates them and locks them up in a golden cage: the difference between 1500 and 2011.
To a certain degree the installation’s design leads us to observe our own day and age from a distance. It is as if we are studying artefacts from a long lost culture that has rituals and habits we consider to be strange and cruel. Then, shockingly, we find out that we are actually standing face to face with ourselves, with the rituals of the here and now, with a complete existential crisis in which a utopian ‘whole’ can only be (re)constructed by the sum of its parts. For these parts will never again form a true whole. At most they will refer to it and in our imagination we might glue the parts back together. However, the scars are so essential and irreparable that the characters can never be brought to life again. And, if it is a utopia, it is one of memory rather than of the future. Now we finally realize that the work is in fact dystopian, making the display case both torture room and tomb.
And there is still more to it. Originally the bodies were casts of existing humans whose actual names they bear. Then the plot of the characters’ drama thickens and the message is brought closer to home, under the skin. This time they may be called Jeroen or Hein, Marenthe or Cécile. Next time it may be us because this recipe suits all.
To complicate things even further the occasional part of an arm or a leg has fallen off, as it were, without the display case's construction even provoking it. Body parts are just lying on the floor (if it's a leg) or on one of the glass shelves (if it’s an arm). In other words, we can’t just blame this fragmentation on impersonal ideologies and structures; apparently it’s also ourselves who are falling to pieces.
This aspect of the presentation reminds us of museums where one sees antique statues on display in a similar way. Body parts or pieces of body parts are missing while retrieved parts are put on display near the statue. Never, as far as I'm aware, is a statue restored in a case like this. The statue is simply presented in the state it was found in and placed in a museum – i.e. a very large display case - in a time in which the culture that it represents no longer exists. In other words, a set-up like this will literally give a disfigured image of that culture. In its own time the statue would have undoubtedly been looked upon in a different way. It would often have had a function as an idol or devotional object or something else. Its function would certainly not have been 'standing in a museum’. We, the spectators, duly realize that we are looking at (an image of) history.
But what does it say about a culture when one, as in this case, is looking at one’s own time, when it is represented in a way in which usually only long lost cultures are shown? What should one make of body parts falling off while still alive and of limbs that, in general, already have no connection to the whole anymore? To a certain extent this is frightening. Apparently the world we live in is already in a state of literal dismemberment; long before time and bad preservation have taken their toll and have caused the artefacts to disintegrate.
Jeroen and Marenthe are no gods; Jeroen is not Apollo and Marenthe is not the Venus of Milo, so to speak. This so-called democratic culture we live in offers everyone a change to be cut into pieces and put in a display case to be shown to others.
Still, even though their origin is abundantly clear, Geelen’s characters are only partly ‘real people’. This is because they have no eyes, the sockets have remained empty. We might look at ‘Cécile’ or ‘Hein’, but they will not look back at us. They will stare past us at some unfathomable distance. This not only distinguishes them from the spectator, but also connects them to the statues of antiquity. It is this impersonal, serene and transcendental ‘stare’ that makes them part of an atmosphere that we have no access to. An atmosphere of eternity and infinity that all characters in monuments may be part of, but that is unattainable to us. Maybe one has to be an artwork first to attain this, preferably cleansed by imprisonment in a beautiful tomb. In this way the display case will become a kind of pyramid and the whole will become a monument to our culture, to the disintegrating image of man that remains a portrayal of man. Even a dilapidated culture knows niches and moments of great beauty, of great quality, things are never just black and white. It is at this stage that ‘Jeroen’ and ‘Marenthe’ have stopped being Jeroen and Marenthe and have attained the suprapersonal status of symbol, emblem, personification. This is the transformation the artist has put them through.
Those who make an effort to look at the characters' eyes once again may now come to a (somewhat) different conclusion. One might now think, and experience, that because of the eyes’ incapacity to watch they are also unable to see and therefore are not looking outward, but inward. Ultimately, all Greek visionaries were blind; they were not distracted by the fuss and bother of the outside world.
But these statues have another visually eye-catching and intrinsically essential element on offer. All characters are in fact surrounded by quite a number of butterflies in a great variety of species and colours, giving every display case, at first glance, a bright, polychrome appearance that evokes feelings of aesthetic wealth and delight. But this has a price tag. While looking at the characters in the display cases up close, one will see that their entire surface is covered in small holes, looking a bit like tiny, black dots. Small sticks with butterflies attached to them have been inserted into some of the little holes At first glance it looks as if the butterflies are swarming around the characters, or that we are at least looking at a still of such an event - for in fact nothing is moving. Then it turns out that the butterflies are even actually, physically, attached to the characters. They are inseparable. I would almost say that they were living communal lives in those display cases of theirs, the fate of one becoming the fate of the other.
A few remarks on this remarkable partnership.
Although the butterflies look truly stunning, they have been attached to the characters in such a way that it brings to mind the iconographical image, used so often throughout art history, of the martyrdom of St. Sebastian who was pierced with arrows and eventually lost his life. What makes this scene so striking is that in the majority of examples the arrows and the wounds they inflict do not seem to harm Sebastian. He always just stands there, untouched, as if it is no concern of his, as if he isn’t at all aware of what is actually going on. One of the reasons for this may be that the iconographical instructions were a chance for the artist to paint a beautiful, ideal, often positively sexy looking male body. Arrows were merely added for the sake of formality and martyrdom never becomes the main theme of one of these frescos or paintings. If necessary, one could always argue that the, invariably attractive and young, saint’s indifference to the incident was an extra demonstration of his saintliness. He was already 'on higher grounds' and no arrow was able to hurt him internally. This might also be associated with the analogy between sexual and mystical ecstasy, although it might be wise for an artist not to shout this from the commissioning church’s rooftops.
Guido Geelen’s characters also appear to be unmoved. They seem unaware of the butterflies, even though they have been prodded viciously into their flesh in much the same way butterfly collectors pin their little creatures someplace. So there is an element of subtle and unnoticed cruelty in these scenes that the protagonists might not notice – or that they transcend – but we, the spectators, do notice. To us it seems a dubious pleasure.
At the same time these butterflies and the way in which they are combined, are of an extraordinary beauty – as opposed to Sebastian’s arrows – and play the visual lead in this work of art. So it is possible to have different points of view, but that is quite alright. In art one viewpoint will not necessarily exclude the other. If one interprets the butterflies as metaphors for an ideal, liberated, flying existence in nature’s infinity, this might very well be understood as a utopian image. It can also be seen as a representation of man’s most advantageous development, his transformation into a being with a glorious, free and innocent state of awareness. In this case the butterflies are our role models and are not just aesthetic, but also educational and moralising, thus contrasting with the image of a declining culture. Moreover, they seems to offer an alternative, a celebration of individual freedom, beauty and differences.
The role that is assigned to butterflies in chaos theory is significant in this context. It is said that when a butterfly flaps its wings this causes minimal changes in the atmosphere that could eventually influence a tornado's path. Even the smallest events can have the greatest consequences. Therefore, according to this theory, even a tiny, innocent little butterfly can decisively change the world. When formulated like this, the butterfly is of course no more than an anecdotic example. Nevertheless, in this case it is a suitable metaphor: the butterfly is not powerless even though it is unaware of its influence. From this perspective, the combination of butterfly and man is a real find. They are ‘birds of a feather’, role models, each other’s metaphors, both aware and unaware of (the effect of) their actions, masters of free choice and at the same time subject to the tricks of fate.
It is not by accident that there are six display cases in this context. They represent the six continents in which butterflies live (lepidopterist – i.e. butterfly experts, I had to look this up myself - classify the continents somewhat differently from geographers). This gives the installation as a whole worldwide proportions. It encompasses the entire globe.
But butterflies are endangered species and their possible extinction has everything to do with all kinds of human activities and the way in which man treats the earth. Once again, the image becomes gloomier. Even though it is nice that these creatures are protected in display cases, these specimens – among them rare examples from all corners of the world – have been dead for quite some time. Nature is as much in decline as our culture and the causes are similar. In this sense man and butterfly are equals in this piece, both endangered and preserved for generations to come as the past of the future. One could even twist this interpretation in a way that brings us back to Sebastian. The butterflies return the favour by viciously piercing our skin. Nature and culture are not only interdependent, but also (even literally) in conflict with each other. I do not want to venture into further psychologizing interpretations about the relationship between man and butterfly, but there are associations in abundance.
The characters in the display cases have been pierced so many times, that they seem almost entirely porous. In theory, there is certainly enough space inside their bodies for numerous butterflies. But apart from aesthetic and compositional considerations there aren’t even enough butterfly species in existence anymore to add to the ones that are already there. The holes in our culture cannot be filled with the beauty of free, poetic thoughts. On the other hand one could argue that the butterflies have not been pinned into the skins of the characters at all. On the contrary, they have emerged from them. They are metaphors for freedom and beauty and all those things that, these days, are only spoken of ironically - perhaps because their imminent loss is too painful.
Whatever interpretation we choose, in all cases there is some kind of symbiosis - between nature and culture, beauty and decline - that is presented in an exhibition set-up in a way that even today is almost thought of as outmoded.
In line with all this I would finally like to comment on the aspect of beauty, which has remained underexposed as an autonomous value. Of course, after Auschwitz ‘beauty has burnt her face’ and since then the world has not exactly improved. These days, beauty in art more or less equals unnecessary kitsch or unwanted escapism. But I don’t see why this should be the case. Beauty is also comforting and it can bring about unforgettable experiences. And surely, pure beauty may be interpreted as mystical.
In the end, I think that this installation of works by Guido Geelen is also about these things. In spite of the pessimistic cultural denotations that can easily be distilled from it, this work offers comfort and pure visual and sensory pleasure which allows us to forget all else for a moment. And this is the final meaning of the work. It is a celebration of the splendour of colour and its diversity of shades and contrasts, brought straight from nature into an artistic context, like fundamental data of life on earth. Those who do not stop and take time to consider this will run the risk – especially when it is done on ideological grounds – to miss an essence that can be use to draw strength. De profundis ad lucem, out of the depths towards the light.Inspiratie uit klassieke oudheid
Inspiratie uit klassieke oudheid
17 augustus, Amersfoort Nu (Adriënne Nijssen)
Project - Een Nieuwe Laocoön
AMERSFOORT - “Nee, ik heb niet het idee dat ik naar een nieuwe uitvoering van een heel oud beeld kijk. Voor mij is het gewoon een nieuw beeld dat ik prima vind passen in deze omgeving,” zegt Birgit.
Ze komt wel vaker in het Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Meestal om aan de grote leestafel plaats te nemen en de tijdschriften door te bladeren. Voor haar hoort het vergulde beeld van kunstenaar Guido Geelen in de hal gewoon bij het gebouw. Het kunstwerk is geïnspireerd op ‘De Laocoöngroep’, misschien wel het bekendste beeld uit de oudheid. Het stelt de Trojaanse priester Laocoön en zijn zoons voor, die worden aangevallen door twee slangen. De priester had de Trojanen gewaarschuwd voor de Griekse list met het Trojaanse paard. De slangen werden gestuurd door de godin Athena omdat deze mee had gewerkt aan de list met het paard samen met Odyseus. De originele Laocoön-groep werd tientallen jaren voor Christus gemaakt, door Hagesandros, Polydoros en Athanadoros van Rhodos. Het beeld werd regelmatig tot oorlogsbuit gemaakt. Via Frankrijk, waar Napoleon het tentoonstelde in het Louvre, is het beeld in het Vaticaan terecht gekomen. Guido Geelen, in 1961 in Thorn geboren en nu Tilburger, ontving in 2000 de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de kunst. De prijs werd hem toegekend voor de onorthodoxe wijze waarop hij de toepassing van klei een vernieuwende impuls gaf. Ook in brons en aluminium past hij vaak minder gebruikte technieken toe. Vanaf het moment dat Geelen de opdracht van de Rijksdienst kreeg, maakte hij zijn plannen kenbaar. Hij wilde niet alleen aansluiten bij het gebouw en de mensen maar ook bij de oneindige hoeveelheid materiaal van 350.000 jaar geschiedenis die bij de Rijksdienst te vinden is. Een echte familie stond model voor het kunstwerk dat drie generaties laat zien. Deze verwijzen naar het verleden, heden en de toekomst. De drie figuren zijn in een spiraal om elkaar heen verwerkt, waarbij de zoon op de grond gezeten de basis vormt. De vader is de kern waaromheen de andere twee figuren en de slang draaien; hij draagt de kleinzoon op zijn schouder die als enige uit kan kijken in de verte. “Ik vind het een realistisch werk,” zegt Birgit. “Moet je zien, zelfs de afdruk van de huid is nog te zien.” Normaal worden gietranden bij een kunstwerk weggewerkt, hier zijn ze allemaal te zien. De kunstenaar heeft dit bewust gedaan als verwijzing naar het werk van de Rijksdienst. Onderzoekers hebben immers de hele context nodig om goed te kunnen beoordelen.
2010
Guido Geelen: 'Anatomische les' (2006)
Guido Geelen: 'Anatomische les' (2006)
22 januari 2010, Christelijk Weekblad (Liesbeth de Jong)
Groep expositie - Zinnen beelden Vier momenten
‘Zinnen beelden – vier momenten’ is een opmerkelijk kunstproject in en rond ‘s-Hertogenbosch, waaraan twaalf kerken deelnemen van zowel katholieke als protestantse signatuur.
Dichters en beeldend kunstenaars, meestal afkomstig uit Noord-Brabant, hebben zich samen met de voorgangers van deze kerken verdiept in viermomenten uit het kerkelijk jaar om daar vervolgens op een bijzondere wijze uitdrukking aan te geven. Het project is na een gedegen voorbereiding op 31 oktober jl van start gegaan. Op Hervormingsdag dus. De datum waarop Luther in 1517 zijn stellingen op de deur spijkerde van de slotkapel in Wittenberg. De dag die het begin aankondigde van de Reformatie. Van gescheiden wegen. Op 31 oktober 2009 werd in ’s-Hertogenbosch juist de ontmoeting en de dialoog centraal gesteld. In viermaal een periode van zes weken wordt het resultaat daarvan door de deelnemende kerken bij toerbeurt gepresenteerd.
Inmiddels is reeds de tweede periode aangevangen (9 januari - 14 februari), de periode waarin Epifanie (Openbaring) gevierd wordt. In de drie participerende kerken gaan de kunstwerken daarom een relatie aan met onderwerpen die bij Epifanie horen. Voor de kerk in Vught is dat ‘Driekoningen’, de kerk in Boxtel toont kunst bij het ‘eerste wonder van Jezus (de bruiloft te Kana)’, terwijl voor de Protestantse kerk van Oisterwijk het onderwerp is gekozen van de ‘eerste prediking van Jezus’ oftewel de Bergrede.
Beeldend kunstenaar Guido Geelen en dichteres Astrid Lampe werden om hun medewerking gevraagd in verband met laatstgenoemde kerk. Geelen is uitgegaan van een reeds bestaand kunstwerk dat hij in 2006 maakte; ‘Anatomische les’. Een levensgroot mensfiguur van terracotta is opgedeeld in hoofd, romp, armen, onderlijf, benen en voeten. In deze ‘brokstukken’ zijn op verschillende plekken gaten uitgespaard om er, met verse snijbloemen gevulde, glazen buizen in te plaatsen. En net als 17e eeuwse bloemstillevens, waaraan bewondering voor de schepping is af te lezen, maar die tevens op te vatten zijn als vermanende verwijzingen naar vergankelijkheid en sterfelijkheid, klinkt in het levensgrote vaasbeeld van Geelen het memento mori door, wanneer zich in het gebroken lijf een snel verlopend proces van verwelkende bloemenpracht voltrekt. Juist deze gelaagde symboliek geeft het werk een kwaliteit, waardoor het betekenisvol weet bij te dragen aan de bedoelingen van het kunstproject ‘zinnen beelden – vier momenten’. De wisselwerking tussen kunstwerk en ‘omgeving’ -voorganger, kerkgebouw en geloofgemeenschap samen - heeft die bijdrage een indringend karakter verleent. Dat bleek tijdens de kerkdienst met avondmaalsviering van zondag 10 januari jl. toen de kunstwerken voor het eerst in de kerkruimte stonden opgesteld en wel op een cruciaal belangrijke plaats. Het in goudbrokaat uitgevoerde gedicht van Astrid Lampe lag als een antependium over de liturgietafel, waarvoor de houten bekisting van het beeld op heel vanzelfsprekende wijze functioneerde. Destijds is deze bekisting in opdracht van Geelen door vormgever Piet Hein Eek ontworpen en uitgevoerd om als sokkel, annex vervoer- en opbergruimte van het beeld te dienen. Het is onlosmakelijke deel uit gaan maken van de ‘Anatomische les’ en maakt variatie in opstelling mogelijk.
Om op de liturgietafel over genoeg ruimte te beschikken voor het benodigde avondmaalsgerei, bleef het overgrote deel van het beeld in de bekisting opgeborgen. Dit uit praktische overwegingen geboren gegeven, kreeg voor Geelen, die een katholieke achtergrond heeft, een symbolische lading daar het hem onmiddellijk deed denken aan het katholieke gebruik om in een altaar een reliek op te nemen. Het maakt de plek en de kerk belangrijk en verleent identiteit. Voorganger ds Wil van Egmond ging tijdens de dienst in op de associatie die het ‘gebroken lijf’ oproept met de liturgische handeling van het ‘breken van het brood’. Op verschillende wijzen sluiten de kunstwerken in uitvoering en opstelling aan op het in Oisterwijk centraal geplaatste thema; de Bergrede. In het algemeen zou je kunnen stellen dat de vanitas-symboliek die met de ‘Anatomische les’ is verbonden, passend is bij de inhoud van de Bergrede, waarin Jezus mensen oproept zo te leven dat ‘het koninkrijk van God’ naderbij kan komen. Maar ook in de details is een relatie te herkennen. Het wit van antependium en stola correspondeert met de liturgische kleur die van Kerst tot en met de zondag na Driekoningen( 6januari) wordt gebruikt.. De speciaal voor de gelegenheid ontworpen stola van de voorganger draagt het [ ] – teken; de vierkante haken die gebruikt wordt om commentaar, correcties en nuancering in geschreven teksten op te laten vallen. In de context van het thema in Oisterwijk als een passend teken te beschouwen, wanneer men zich realiseert dat Jezus in zijn Bergrede de tien geboden aanscherpt en nader duidt.
De vierkante haak blijkt in het Hebreeuws voor ‘huis’ te staan, zo legde ds. Van Egmond uit tijdens het ‘ moment voor de kinderen’, en is daarmee op te vatten als een verwijzing naar de gelijkenis aan het slot van Jezus’ Bergrede; ‘Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots’. (Matt. 7:24)
Zonder het concept van te voren gedetailleerd vast te leggen, kregen de kunstwerken in het samenspel van alle betrokkenen betekenis in deze speciale context. “ Waar het naar toe is gegaan, heb ik nooit van tevoren kunnen bedenken”, zegt Geelen in een reactie op de kerkdienst en het project. “Er was een onderling vertrouwen dat het zou werken en dat is ook zo gebleken.”
Bij het project ‘zinnen beelden – vier momenten’ verscheen het gelijknamige boek van Bertram Westera, waarin de deelnemende dichters, beeldend kunstenaars en kerkelijke voorgangers worden geportretteerd en de geschiedenis van de monumentale gebouwen en hun gebruikers wordt beschreven. (uitgeverij Skandalon)Reacties op een preek: Thuis en toch vreemd
Reacties op een preek: Thuis en toch vreemd
22 januari 2010, Christelijk Weekblad (Gert Marchal)
Groep expositie - Zinnen beelden Vier momenten
De uitersten liggen heel dicht bij elkaar. Ook laaiend enthousiasme en schuimbekkende woede. Het gebeurde in de synagoge in Nazareth, naar aanleiding van een korte preek van Jezus. Van waar deze omslag? En van waar dat majestueuze slot, geladen met een goddelijke humor: 'Hij ging midden tussen hen door en vertrok'? Gert Marchal leest Lucas 4:14-30.Synagoge is plaats van samenkomt. Plaats om elkaar te ontmoeten en samen op audiëntie te gaan bij de Hoog-Heilige, de Here God. Het besef van heiligheid en de ruimte voor gezelligheid gaan er op een unieke wijze samen. Iedere volwassen Joodse man - 'zoon der wet' genoemd - heeft het recht de Schriftlezing te verzorgen, daartoe uitgenodigd door de leider, de overste van de synagoge. Staande leest met uit de Schrift(rol), onder gezanguit de kostbare kast, de 'ark' gehaald, achter de tafel, midden in de synagoge (de bima); als men een opmerking wil maken over het ge-lezene doet men dat zittend.Jubeljaar
Op deze sabbat wordt Jezus uitgenodigd de lezing te verzorgen. Inmiddels is de roep over Hem alom verspreid. De synagoge is dan ook bomvol want dit kan een interessante happening worden. De lezing is, volgens het gangbare rooster, uit Jesaja 61. Die woorden klonken voor het eerst toen de ballingen na meer dan een halve eeuw terugkeerden uit Babel. Inmiddels was het jubeljaar, eens in de (7x7=) 49 jaar verstreken: een nieuw begin, een schone lei voor allen, die in het krijt stonden, aan lager wal geraakt .Sommigen waren daar helemaal niet blij mee, omdat ze dan veren moesten laten. Zij waren in goeden doen, veelal ten koste van anderen. In het Jubeljaar (zie Lev. 25) werden de kaarten opnieuw geschud en gelijkelijk verdeeld. Jezus leest de woorden van de profeet Jesaja en besluit met: 'een jaar van het welbehagen van de Heer'. Daarna geeft Hij het boek aan de dienaar terug en gaat zitten. De spanning in de synagoge is te snijden. Nu zal het gebeuren! Een storm van de Geest, met als klap op de vuurpijl een wonder uit de losse hand... Er wordt echter alleen gezegd: 'Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld'. Daarna wordt de spanning verbroken en ontstaat er enig geroezemoes. Men verbaast zich over de woorden van genade, terwijl Jesaja ook gewag maakt van een dag van wraak. Is het opzet, toeval om die oude woorden zo selectief te lezen?Omslag
Even later slaat de stemming totaal om. Vooral wanneer Jezus spreekt over buitenstaanders, die de bedoeling van God beter verstonden dan de intimi, de vertrouwde kring. Ook hier gelden de woorden van Gezang 482:De eersten zijn de laatsten, / wie nakomt gaat voorop, zij moeten zich niet haasten/die leven van de hoop. (...) Wie later is geboren / komt eerder aan de tijd, wie lager thuisbehoren / gaan hogerop vrijuit.en bron van ergernis voor allen die hun eerste plaats niet willen afstaan, omdat zij er - hoe en waarom dan ook - rechten aan ontlenen. Sinds de komst van Christus is de ons toegemeten tijd genadetijd. Daarom wordt gezegd: Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld. Te zien is er vooralsnog weinig. Niet meer dan tekenen die voor de goede verstaander doorzichtig zijn tot op Gods uiteindelijke bedoelingen. Vooral een stukje brood en een slokje wijn. Misschien kunnen we vooralsnog niet meer verdragen dan een teken. Ons kleine, kwetsbare hart zou barsten van vreugde. Prof. J.W.Schulte Nordholt schreef een lied bij dit verhaal, opgenomen in de bundel Tussentijds (nummer 72):De Geest des Heren is op hem / die tot verkondiging verkoren,ons aanspreekt zodat wij het horen / als hoorden wij Gods eigen stem. Wat is het dat hij aan ons meldt? / De blijde boodschap voor de armen: het overweldigend erbarmen / dat ons gebroken hart herstelt. Dat de gevangenen bevrijdt / en ons verlost uit schand' en schade en meldt het jaar van Gods genade, / zijn recht en zijn barmhartigheid. Wij danken God voor deze stem / die heeft geklonken in ons midden,ons aangevuurd heeft bij het bidden/met uitzicht op Jeruzalem.Malberg in beeld(en)
Jacques Costongs
Project - 5 beelden voor Malberg
Op 9 oktober 2010 had ik de eer om, samen met bewoners van Malberg en de voorzitter van het buurtplatform, de kunstwerken van Guido Geelen te onthullen. Nu is ‘onthullen’ eigenlijk het goede woord niet. Dat doe je door een doek eraf te trekken. Dat was nogal ingewikkeld geworden bij vijf kunstwerken, waarvan er een aantal op een zuil van meer dan 10 meter hoog staan.
Hoe we het dan wel gedaan hebben? Dat onder andere leest u in deze uitgave, die speciaal is uitgebracht ter gelegenheid van de ‘ingebruikname’ (een beter woord denk ik) van de nieuwe kunstwerken.
Malberg is de vierde Maastrichtse wijk, waar beeldende kunst in de openbare ruimte is gerealiseerd. Caberg, Heugemerveld en Bosscherveld gingen voor. Wittevrouwenveld volgt in het voorjaar. En het moet maar onder ons blijven, dat Malberg daarbij eigenlijk bevoordeeld is. Niet alleen de openbare ruimte is hier voorzien van een kunstwerk. Ook in het Centre Manjefiek Malberg is er – al eerder – een geplaatst: de ‘Tijdverkijker’ van Geert Mul.
In het voorjaar van 2011 kun je over de kaart van Maastricht een lijn trekken, die loopt van kunstwerk naar kunstwerk in de vijf stadswijken. Met het realiseren daarvan hebben we de renovaties van die buurten willen markeren. Want de kwaliteit van een stad lees je af aan die van haar wijken.
Natuurlijk moet het stadscentrum – als ‘etalage’ – op orde zijn. Maar dat heeft geen enkele zin als de ‘hele winkel’ en alles wat daaraan vast zit niet ook staat als een huis. En dan heb ik het over de stadswijken; daar waar de meeste inwoners wonen; waar onze kinderen naar school gaan; waar onze bejaarden hun oude dag doorbrengen; waar onze amateurkunst is gehuisvest en waar het verenigings- en gemeenschapsleven zijn fundamenten heeft.
Ik zei het al bij het in gebruik nemen van de kunstwerken van Guido Geelen: het (her)bouwen van een wijk doe je niet alleen met stenen en beton. Daar hoort ook kunst bij. Kunst kleedt de wijk aan. Als kunst goed is, is ze regelmatig onderwerp van gesprek en zet ze het denken en de creativiteit op gang. En omdat de kunstwerken in de renovatiebuurten speciaal voor deze stadsdelen gemaakt zijn, zijn ze uniek en zorgen ze voor iets eigens. Daarom is het van belang dat kunst voor iedereen beschikbaar is. Niet alleen voor de elite (of wat daarvoor doorgaat) of voor de binnenstad. Nee, kunst hoort in elke wijk, dus ook in Malberg.
Goede kunstwerken hebben altijd ‘iets te vertellen’. Maar het is wel zo prettig als je ‘het verhaal’ rond en over het kunstwerk kent. Het verhaal van het kunstwerk van Guido Geelen ‘De vijf Malberg(st)ers’ wordt u daarom in deze brochure aangeboden. Van harte! Maar niet alleen door en namens de gemeente Maastricht. Zowel het kunstwerk als dit boekje waren er nooit gekomen, als de Beheersmaatschappij Malberg BV niet het grootste deel van de kosten voor haar rekening had genomen.
En tot slot: natuurlijk alle eer voor kunstenaar Guido Geelen, de maker van de vijf beelden. Zijn kunstwerken verhalen vaak over ‘de gewone man en vrouw’. Ook in Malberg zoals u hierna zult lezen. Voor het maken van zijn beelden is Guido Geelen in de wijk gedoken. Hij heeft oud fotomateriaal en nieuwe plannen bestudeerd, hij heeft mensen die er lang wonen en nieuwkomers bevraagd. Al die informatie is als het ware vastgelegd in de vijf beelden die er sinds oktober staan. Het is aan u om die verhalen te koesteren en ze door te vertellen.
Jacques Costongs
wethouder van wonen, wijken en cultuur'Een goed kunstwerk tilt je op uit het leven van alle dag'
'Een goed kunstwerk tilt je op uit het leven van alle dag'
Peter Pluymen
Project - 5 beelden voor Malberg
Over het kunstwerk van Guido Geelen in Malberg en over hemzelf
Daar staan ze dan. Vijf kunstwerken in één rechte lijn vanaf de Bunderruwe, via Vendelplein, richting Zouwdal. Een zuilenrij in een van de groene longen van Malberg. Daar waar de natuur dringend is gevraagd om Maastricht binnen te kruipen en een groene wig te drijven tussen de bouwsels van steen, beton en asfalt.
Vijf beelden, ieder op een kolom van staal. Op even zoveel uitgekiende plekken die een eenheid vormen. Als je een waterpas zou hebben van ongeveer een kilometer lengte en je zou dit reuzeninstrument over de 5 zuilen leggen, dan staat ‘de libel’ precies tussen de twee streepjes in het glazen oog van het instrument.
De op de zuilen geplaatste figuren lijken heel sterk op elkaar. Ze hebben iets van een eeneiige vijfling. Het enige waarin ze verschillen is in dat wat ze verbeelden. De een leest de krant of kijkt naar de televisie; de ander aait de hond; nummer drie gooit het waswater weg na het poetsen van de auto of iets anders; er is een voetballer en de vijfde tilt zijn/haar kind liefdevol omhoog. Allemaal dagelijkse bezigheden.
Het geslacht is voor de gelegenheid weggelaten. Want de hoogtewezens staan model voor alle Malbergers, ongeacht de dikte van de beurs; op wie je wel of niet valt, het kleurtje van de huid of opleiding en afkomst. De tijd van ‘de zwarte en de roej daker’, de sociale prehistorie, toen Maastricht nog (zelfbenoemde) boven- en daarom ook ondermensen had, is immers definitief voorbij.
Daar staan ze dan eindelijk. Alstublieft.
U heeft er drie jaar op moeten wachten, maar dan heb je ook wat. Een cadeau voor de inwoners van Malberg, aangeboden door de Beheersmaatschappij Malberg BV en de gemeente Maastricht.
Nu de vijf beelden er staan en aan de wijk zijn overgedragen, is de tijd daar om u – inwoners van Malberg – te informeren over de bedoeling van het kunstwerk en over de man die ze gemaakt heeft. Eerst de kunstenaar. ‘Uit de klei getrokken’;
wie is Guido Geelen?
Duizenden en duizenden jaren heeft moeder Maas haar oevers getrakteerd op de vette bruine afzetting en meer dan 7.000 jaar geleden ontdekten de Limburgers van toen, dat je met die klei – als je haar bakte – gebruiksvoorwerpen kon maken. En dat is nooit meer opgehouden. Vanaf de cultuur van de Bandkeramiekers, met hun mooi versierde potten, via de Romeinen, die er hun dakpannen van maakten, naar de veldbrandovens in de 19e eeuw en de massaproductie van religieuze beelden in de befaamde kunstateliers van Sint Joris in Beesel. Daar waar, voor en na de Tweede Wereldoorlog, kunstenaars het beleg op hun brood verdienden. Ze ontwierpen er hele volksstammen van in de geestelijke adelstand verheven types. Af en toe – als de baas niet keek – lieten ze een blote madam uit hun handen komen. Die werd dan ’s avonds in het café verkocht vanwege de opgelopen drankrekening.
In die duizenden jaren lange traditie duikt in Thorn de jonge Guido Geelen op. Als kleine jongen ging hij met zijn vriendjes naar de plaatselijke dakpannenfabriek Van den Boel. De koters bedelden om klei, waarmee van alles werd geproduceerd. Als de muts van de voorman goed stond, mochten de maaksels met de pannen mee de oven in. Zo is het met Guido begonnen. Een makertje dat de ambachtelijkheid via papa’s genen heeft meegekregen.
Na zijn middelbare school koos Guido Geelen niet meteen voor het kunstenaarschap. Hij ging eerst naar de lerarenopleiding. Je moet wel je brood kunnen verdienen en dat is in de wereld van de kunst niet altijd gegarandeerd. En een degelijke scholing in de kunstgeschiedenis en weet hebben van de tradities, waartoe een kunstenaar zich te verhouden heeft, stonden hem ook wel aan. Maar na het behalen van zijn leraardiploma heeft hij nooit voor de klas gestaan. Hij begon meteen te werken als kunstenaar. Hij maakte beelden en tentoonstellingen en zijn werk werd meteen verkocht.
Trouw aan zijn roots waren het ‘beelden’ in klei. Maar vanaf het begin week hij af van wat keramisten doorgaans voortbrengen. Geen traditionele vazen, schalen of gedenkborden. Niks geen beeldjes van de veestapel van huisdieren, die het mensdom voor zijn voeding, plezier of ter verdrijving van de eenzaamheid pleegt te houden. U kent deze producten wel. Ze zijn te koop in de souvenirwinkel, het pottenbakkersatelier, de betere servieszaak en – na afdanking – op de rommelmarkten van Koninginnedag, Luik en Tongeren.
Al hoewel… Guido Geelen maakt wel vazen, maar dan zijn het ‘vaasbeelden’. Een poef, een stofzuiger en een paar vissen of – in het andere geval – een computer en een telefoon worden samen tot een compositie van klei verwerkt en vervolgens doorboord. Het beeld wordt afgebakken, waardoor het zijn mooie terracotta kleur krijgt. Dan worden de gaten van glazen buizen voorzien, waarin de gebruiker de bloemen van zijn of haar keuze, met de juiste hoeveelheid water, voor enige tijd in huis kan opstellen.
Voor een van zijn eerste beelden maakte hij gipsmallen van alledaagse voorwerpen zoals een tv, een teddybeer, een gitaar, een hond en andere dieren, een fruitschaal, een keyboard en meer van dat moois. Toen de klei-afdrukken van de gipsmallen nog nat waren, perste hij ze allemaal in een rechthoekige bekisting. Daarna ging het geheel de oven in. Het resultaat was ‘een muur’ van ongeveer 2 bij 2 meter, die overkomt als een van onder tot boven volgepropte etalage van een tweede handswinkel. Maar dan wel helemaal in het mooie keramische rood, dat u kent van de aardewerk bloempot.
Waarom maakt hij deze beelden?
Guido Geelen wilde vanaf het begin verder gaan dan daar, waar het kleiverwerkende domein van de toegepaste kunst ophoudt. Niet het ‘plat’ weergeven van de werkelijkheid, maar er iets aan toevoegen.
‘Verhalen vertellen’ die er toe doen. Niet het genre dat erin gaat als koek of als een kruik jenever en Gods woord in een ouderling. Daarvoor hoef je immers alleen maar te slikken en niet te kauwen.
Thema’s aan de orde stellen die voor de mens erin kunnen hakken. Zoals leven en dood; liefde en verlies; geluk, verdriet en rouw; schoonheid en lelijkheid; trouw en dienstbaarheid versus onverschilligheid en arrogantie; je thuis voelen en gemeenschapszin naast ontheemding en vervreemding; diepgang en ernst tegenover oppervlakkigheid.
Het gaat over onderwerpen en gebeurtenissen, die ieder mens – vroeg of laat – in zijn of haar leven tegenkomt. In zekere zin zijn ze dus ‘alledaags’. Maar ze zijn zó belangrijk, dat ze niet alleen het onderwerp horen te zijn van meezingers, soaps en tranentrekkers. Ze moeten indringender worden aangeboden. Dat is de specialiteit van de kunstenaar. En dat kan op verschillende manieren: brutaal en tegendraads of speels en oogstrelend.
Hoe dan ook, Guido Geelen wil met zijn beelden de toeschouwers, voor een keer of meer, gelukzalige, confronterende of ontroerende momenten bezorgen. Hij wil ze even van de grond tillen en op hoogte laten zwijmelen. Even weg van en uit ‘het gewone’ leven. Even jezelf tegenkomen en proeven aan de bijzonderheid. Daarna mag je weer verder (en liefst graag nog een keertje terugkomen).
Het keramische werk van Guido Geelen werd en wordt zeer gewaardeerd. Het heeft zijn plek gevonden in de collecties van verzamelaars en die van de belangrijkste Nederlandse musea. In 1988 en 1990 ontving hij de Prijs van het Amsterdamse Fonds voor de Beeldende Kunst en in 1989 de Charlotte Köhlerprijs. Die wordt toegekend aan jong en veelbelovend talent. Voor zijn vernieuwend werk kreeg hij in 2005 de Nederlandse Keramiekprijs, nadat hij in 2000 al de dr. A.H. Heinekenprijs had ontvangen.
Guido Geelen heeft het niet bij keramiek gelaten. Daar is hij te nieuwsgierig en te onderzoekend voor. Guido werkt ook in brons en aluminium. Hij heeft veel en mooie opdrachten op zijn naam staan. Zeer bekend zijn onder andere zijn kunstwerk voor het Marietje Kessels-project (voor een veilige samenleving voor kinderen) en een monument tegen zinloos geweld. Beiden in Tilburg. Het is niet vreemd dat Guido Geelen deze opdrachten kreeg. Zijn betrokkenheid bij het wel en wee van mensen is groot. Dat heeft de Malbergse werkgroep – die in 2008 een kunstenaar moest kiezen – zeker ook gezien en aangesproken.
We zijn terug in Maastricht anno 2010, bij het kunstwerk van Guido Geelen in Malberg.‘Het worden beelden die heel dicht bij de bewoners staan’
De ‘vijf zuilen van Geelen’, die in Malberg worden geplaatst, verschillen van het oorspronkelijke ontwerp. De kunstenaar wilde de dragers van de beelden eerst in beton laten uitvoeren. Met cement uit de ENCI-groeve. De zuilen moesten uitzien als boorkernen, dus met verschillende lagen erin. Alsof ze uit de Maastrichtse ondergrond waren gehaald en vervolgens bovengronds rechtop gezet. Als een ‘afdruk’ van miljoenen jaren plaatselijke historie.
Guido Geelen wilde daarmee verwijzen naar het kleurrijke en bijzondere wordingsverhaal van Maastricht en de bewoners die daarin figureerden. Naar de Krijtzee tussen de 145 en 66 miljoen jaar geleden. De wieg en het graf van mosasaurus Bèr en de ontelbare kleine friemeldieren, die tezamen de mergel hebben gemaakt, waarmee we bouwen en waarin we wonen.
Naar het feit dat de eerste Nederlanders zo’n 250.000 jaar geleden Maastrichtenaren waren (Nou ja, Maastrichtenaren… ze kwamen langs en toen de konijnen op waren gingen ze weer)
Naar alles en iedereen, die hier verder nog passeerden. Vluchtelingen en veroveraars. Naar al die keren, dat de stad (en de regio) van eigenaar en nationaliteit wisselde. Vaak nadat ze was geplunderd en de man en de vrouw van de straat, met hun inboedel, leven en eer, weer eens de rekening hadden betaald. En een deel van hen, die met onfrisse en hebberige ideeën voor de poorten verschenen, bleef hier plakken. Het voegde (tot dan toe) vreemde voor- en achternamen toe aan het gemeentelijke bevolkingsregister.
Hij wilde verwijzen naar het gegeven dat in Malberg de grond lag, waarop een van de Maastrichtse galgen stond. De tijd vóór de reclassering en de mensenrechten. Toen criminelen en andersdenkenden werden uitgeleverd aan een stuk adembenemend hard touw en daarna aan de kraaien.
En natuurlijk wilde hij duiden op de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de stad. Als resultaat van eeuwenlange toelevering door moeder Natuur, bouwmeesters en kunstenaars, geleerden en ambachtslieden, gezagsdragers én ‘de gewoen lui’ met hun typische volkscultuur.
En dat alles overgoten met een saus van relativerende mildheid. Maastrichtenaren waren en zijn weliswaar bijna fanatiek trots op hun nest (‘dao mooste met dien puuj vanaof blieve’) maar we gaan hier nu eenmaal niet tot het gaatje. Kritiek op de hoogste bazen bewaren we het liefst tot ‘de vasteloavend’. Dan komt zij niet zo hard aan en valt er tenminste nog wat te lachen.
En als de ‘Mestreechter Geis’, voor de zoveelste keer, letterlijk of figuurlijk omver wordt gereden, dan zetten we hem gewoon weer op zijn sokkel, drinken ‘e lekker kaajt pèlske’ en gaan fluitend over tot de orde van de dag. Alsof er niets gebeurd is, want het komt hier allemaal niet zo nauw.
Al deze facetten van de Maastrichtse Werdegang wilde Guido Geelen een denkbeeldige plek geven in de kolommen van zijn Malbergse beelden. Want we worden gedragen door onze onder- en achtergrond. We zijn en leven (in) de opbrengst van mooie ontwikkelingen, geniale vondsten, toevalligheden en boevenstreken en laten we dat vooral niet vergeten als we denken en oordelen.
De betonnen pilaren bleken echter niet uitvoerbaar. Daarvoor in de plaats kwamen zuilen van staal. Het nieuwe geheel, dat daardoor ontstaat, raakt een andere betekenis van de kunstwerken. De nieuwe dragers lijken op heipalen, die niet helemaal in de grond zijn geslagen. De draagkracht van deze eeuwenoude bouwkundige helpers staat niet ter discussie. Ze torsen hele dorpen en steden en helpen daardoor de gemeenschap overeind te houden.
En dan de bekroning. Vijf Malbergers ‘in goud gegoten’. Ze zijn ‘betrapt’ in hun dagelijkse bezigheden. In het onderhoud van hun bezittingen, in hun vrijetijdsbesteding, de zorg voor hun huisdieren, hun contact met de buitenwereld en de liefde voor de jonge generatie. Is dat allemaal nou zo bijzonder?
Jawel, als je het maar wilt zien. Als je er maar oog voor hebt.
We leven in een tijd van de mooiste, de beste, de handigste en de slimste. We hypen op opgefokte superindividuen. Met een avondje zappen rol je van de ene talentenjacht in de andere. De Amsterdamse PC Hooftstraat, waar met geld wordt gesmeten, is hot. Dat lijkt niet te gelden voor de Dorpsstraat in Ons Dorp of Het Tuinpad van mijn Vader. De gewone Nederlander schijnt alleen nog interessant te zijn voor De Rijdende Rechter. Daar waar de kleinzieligheid en de afgunst worden uitvergroot en als sensatie worden leeggezogen.
Guido Geelen heeft iets met de doorsnee man en vrouw en hun dagelijkse besognes. In 2005 ontwierp hij een MUPI, een verlichte reclamezuil, voor de Kruikezeiker. De modale Tilburger, het broertje van de Maastrichtse Sjeng.
In hetzelfde jaar maakte hij het werk ‘Bouwmeesters voor Heijmans’. In de kantoorhal van het bedrijf plaatste hij twee levensgrote in brons gegoten bouwvakkersfiguren. Alles, dat naar binnen wil, moet erlangs. Bobo’s, big shots, witte boorden en iedereen, die denkt dat hij maar iets voorstelt, komt ze tegen. En ze kunnen er niet om heen dat zij – de werklui – buiten, in weer en wind, zich het schompes staan te werken om het bedrijf overeind houden.
En nu in Malberg heeft hij de gewone man en vrouw op een voetstuk gezet. Een eerbetoon aan het waardevolle en het weerbarstige van de eenvoud.
Voor de goede orde: we hebben het hier niet over simpelheid, domheid of geestelijke armoede. Het gaat over eenvoud als essentie en kwaliteit. Dat wat resteert, als alles van alle franje is ontdaan. De overblijvende naaktheid waarin, voorzichtig en op de tast, de weg naar een gebruiksaanwijzing voor het leven kan worden gevonden.
Op 5 oktober 1713 werd in het Franse Langres, aan de bronnen van onze Maas, de schrijver, filosoof en kunstcriticus Denis Diderot geboren. Hij was de zoon van een ambachtsman, een messenmaker. Pa Diderot ontwierp chirurgische instrumenten. Zoon Denis fileerde met precisie – alsof hij de scalpels van zijn ouwe heer gebruikte – de samenleving van zijn tijd. Hij pleitte voor religieuze tolerantie, voor vrijheid van gedachte en voor een democratische geest. En dat werd hem door de elite van toen niet in dank afgenomen.
In een van zijn geschriften noteerde hij het volgende:
‘Niet alles wat waar is, is eenvoudig.
Toch is alles, wat eenvoudig is, waar –
maar op een bijzondere manier.’
De kunstenaar Guido Geelen, zoon van een hoefsmid uit het maasdorp Thorn, zegt het hem na in Malberg. Op zijn manier.Erasmus Award
Daan Van Speybroeck
Project - Erasmus Award
Gevraagd een award te maken voor de Faculteit der Letteren Radboud Universiteit met de verbeelding van de Erasmustoren waar de faculteit in gehuisvest is, heeft Guido Geelen een boek, of beter hét boek, rechtop gezet en stevig gefundeerd in andere boeken of misschien wel in steeds dezelfde. Tegelijk heeft hij een beweeglijkheid aan het werk gegeven door het boek niet strak in witte klei op te trekken, maar juist door de afdrukken van zijn handen erin te laten zien. Meteen gaat het om boeken die vastgehouden worden, gelezen en bestudeerd, ja door de aanwezigheid van het handschrift van de kunstenaar, zelfs geschreven zijn. Het laboratoriumglas in het beeld verwerkt, kan evengoed verwijzen naar een inktpot als naar vaas voor bloemen te gebruiken – een vorm van triomf of bekroning van de studie. Aldus valt dit kunstwerk op diverse niveaus te lezen en te interpreteren.
De Erasmus award verwijst niet enkel visueel naar de vorm van het gebouw, samen met de Refter en de Universiteitsbibliotheek gelegen aan het Erasmusplein. Hij maakt eveneens een soort knipoog naar de naamgever aan het gebouw en het plein door te refereren aan de bekende gravure van Albrecht Dürer. Daarop liggen en staan op de voorgrond, naast Erasmus, een aantal boeken. Het kunstwerk van Guido Geelen varieert hierop.
Kortom, Guido Geelen zorgt voor een bijzondere award, net zoals de medewerker die een ervan in ontvangst zal mogen nemen eveneens iets exclusiefs en bijzonders, iets en onomstootbaars en ongezien heeft weten te presteren. En het feestelijke hiermee verbonden, het heuglijke eraan, vindt zijn uitdrukking in het goud waarmee de handgevormde klei bekleed werd. Dat de witte klei hier en daar nog onder het goud vandaan komt, wijst erop dat het niet om een ultieme bekroning op een afgerond geheel gaat, maar dat de geleverde prestatie een bijzonder moment in een oeuvre in volle ontwikkeling is.
Waar awards doorgaans uit een aantal identieke exemplaren bestaan, verschillen ze hier steeds enigszins van elkaar. De sporen van de handen, het handschrift waarmee ze zijn gemaakt hier bewust en uitdrukkelijk zichtbaar gehouden, zorgen voor subtiele variaties op en voor de eigenheid van ieder van de werken. Dit onderstreept eens te meer het unieke van de prestatie van wie deze award krijgt.
2009
Vroegere culturen waren verder dan wij
Vroegere culturen waren verder dan wij
Zinnen beelden - Vier momenten, Bertram Westera
Groep expositie - Zinnen beelden Vier momenten
'Ik heb genoten van psychedelische jeugdmissen toen ik jong was. Nummers uit Jesus Christ Superstar en van Eksep-tion, een ontspannen en toegankelijke sfeer... Maar dat toegankelijke vind ik allang geen prae meer, integendeel. Het maakt de eucharistie juist nogal plat. Tegenwoordig kan ik enorm genieten van de Passies van Bach, of van Latijnse kerkmuziek. Gregoriaanse zang in een omgeving die uitnodigt tot meditatie, raakt mij zoals eigentijdse kerkmuziek mij zelden raakt. Al ben ik, eerlijk is eerlijk, ook getroffen als bij een crematie Langs het tuinpad van mijn vader van Wim Sonneveld van een cd klinkt.’
'Spiritualiteit is een onderstroom die niet naar godsdienst gedifferentieerd is. Veel kerken zijn gebouwd op plaatsen waar aardstralen worden gevonden. Vaak waren dat al voor die tijd gewijde plaatsen. Waar de heilige eiken van de Germanen zich bevonden, was spirituele energie geconcentreerd. Hoe ze die plekken vonden? Ja, hoe vinden mensen de juiste plek voor zichzelf om in afzondering te contempleren? Er zal een kracht van die plekken uitgaan.'
'Ook waar mensen met dezelfde intentie, dezelfde gerichtheid bijeenkomen, zie ik
een bundeling van spirituele energie, die zo'n plaats gewijd maakt. Neem Lourdes. Hoe kan het dat mensen daar genezing vinden? Ik geloof dat de aanwezigheid van zoveel mensen met eenzelfde gerichtheid een helende werking heeft. En dat wan-neer mensen een Mariabeeld zien huilen, ze daar kracht aan ontlenen. Dat kun je wel wegverklaren, zo van: de hars uit dat hout gaat smelten in de zon, en dat is wat je ziet. Maar mensen zien geen smeltende hars, ze zien een huilend Mariabeeld. Waarom moet hun dat uit het hoofd ge-praat worden? We denken dat we met onze technologie en wetenschap ailes kun-nen verklaren, maar andere, ook verdwe-nen culturen hebben kennis en wijsheid bezeten die ons tegenwoordig vreemd is. Onze beschaving staat technologisch hoog, maar bij zoveel van wat we niet we-ten, zijn er aanwijzingen dat vroegere culturen daarin verder waren dan wij..
'Ik hecht zeef aan de bijbelverhalen die ik thuis en op school hoorde. Ze bevatten lessen voor het leven, net als de sprookjes. Ze brengen ook veel voorstellingen en thema's uit de kunstgeschiedenis tot leven. En ze reiken waarden en normen aan. De Tien Geboden bijvoorbeeld. Regels hebben niet vanzelf zeggingskracht. Maar binnen het verhaal van zo'n volk dat afglijdt met dat gouden kalf, en die woedende Mozes met die twee platen - die confrontatie, dat drama, geeft die geboden veel meer kracht en reliëf.'
'Nee, de eucharistie doet me niets. Brood en wijn tot je nemen omdat die vlees en bloed vertegenwoordigen - dat voegt voor mij niets toe aan het mysterie. Vooral de eraan voorafgaande boetedoening, en het idee dat je van je zonden af bent zodra je die formule hebt gepreveld, staat ver van mij af. Dan wordt het ongrijpbare plastisch, en waar rituelen plastisch worden en voorstellingen en geschriften letterlijk worden genomen, zie je onbuigzaamheid en onverdraagzaamheid ontstaan.'
Guido GeelenKunst langs de Limes
Augustus 2010, Keramiek
Project - Boom voor Nieuw Werklust
De Limes (spreek uit lie-mes) is de grens van het Romeinse Rijk die de eerste 400 jaar van onze jaartelling door Nederland liep. Nu is de Limes het grootste archeologische monument van Nederland. Slechts delen ervan zijn zichtbaar. De Limes is vooral opgegaan in ons huidige landschap én in onze samenleving. De Romeinen brachten hun monetaire stelsel, taal, schrift, religie, gebruiken en technieken mee naar ons land. Hiermee leeft de Limes, zichtbaar en onzichtbaar. Verschillende kunstenaars maakten de Romeinse grens in Zuid-Holland weer zichtbaar. In Katwijk, Valkenburg, Leiderdorp, Alphen aan den Rijn, Zwammerdam, Rijnwoude en Bodegraven markeren diverse kunstwerken die grens. Sommige werken zijn de afgelopen jaren geplaatst, enkele tijdelijke kunstwerken werden vorig jaar geplaatst tijdens het themajaar Leve de Limes, de afronding gebeurt dit jaar. Al die kunstwerken verbeelden de Limes op een eigen manier en tonen aan dat de Romeinse grens een geheel is. Ze vormen met en bij elkaar een grens van beeldende kunst en maken dit belangrijke archeologische monument tastbaarder.
De provincie Zuid-Holland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de realisatie van de kunstwerken. De tijdelijke projecten bij Fort Wierickerschans (Bodegraven) en Rijnwoude waren initiatieven van Kunstgebouw, Erfgoedhuis Zuid-Holland en Landschapsbeheer Zuid-Holland. In Wierickerschans hebben bewoners en bezoekers kunnen genieten van evenementen, muziek en lezingen.
Een belangrijk project is de Boom voor Nieuw Werklust (2010) van Guido Geelen in Hazerswoude-Rijndijk. In een stalen boom van zo'n acht meter hoog werden uiteenlopende keramische voorwerpen als een telefoon, stofzuiger, toetsenbord, poef, autoband en hoed opgehangen. De voorwerpen verwijzen naar archeologische vondsten van alle tijden en het materiaal rode klei naar de dakpannen van de voormalige dakpannenfabriek Nieuw Werklust en het feit dat de Romeinen ons de dakpan hebben gegeven. De locatie is het terrein van de dakpannenfabriek, een
Rijksmonument naast de Oude Rijn, dat ernstig is vervallen. Het werk is geplaatst in de tuin van de directeurswoning. Het is een tijdelijk werk waarin het thema vergankelijkheid tot uitdrukking wordt gebracht. De ongeglazuurde voorwerpen zullen door weer en wind veranderen: stukslaan, vallen, scheuren of barsten. De boom blijft tot september staan.
Andere projecten langs de Limes zijn onder meer het beeld Brittenburg (2009) van Nicolas Dings, Vondsten op het dak (2005)van Mirjam Bakker, een Latijnse inscriptie (2006) en Romeinse portretten
(2006) van Titus Nolte, een Romeinse ruiterhelm (2009) van Alphons van Leeuwen / Leon Veerman en een tijdelijke poort van Paul de Kort.
Het kunstwerk van Nicolas Dings staat in Katwijk. Op een tafelplateau waarin de plattegrond van het Romeinse grensfort de Brittenburg is gegraveerd, staan de soldaten van keizer Caligula opgesteld om te vechten tegen de zee. In Alphen aan den Rijn staan 10 Romeinse figuren op het dak van het appartementencomplex Palazzo. De beelden van Mirjam Bakker verwijzen naar de archeologische vondsten die op deze plek zijn gedaan. Eveneens in Alphen maakte beeldhouwer jan van Ipenburg Romeinse munten in brons na en plaatste deze in het plaveisel van het Rijnplein. In juni werd in Zwammerdam een poort onthuld van beeldhouwer Paul de Kort. Hierin zijn geluiden te horen en beelden te zien die verwijzen naar Rome op een warme dag. Alphons van Leeuwen en Leon Veerman tenslotte lieten een eigentijdse kopie van een koperen Romeinse ruiterhelm aanbrengen op een granieten zuil in Bodegraven. Nog in ontwikkeling is de Limes Liberator van Michiel van Bakel. Een interactieve installatie in het veld, bestaande uit twee grote hoorns waarin geschreeuwd kan worden. Als dat gebeurt gaan er signaallampen branden die de voormalige Limes zichtbaar maken. Op initiatief van DS Landschapsarchitecten en Kunstgebouw gaan diverse gemeenten de Limes markeren in de openbare wegen die de vroegere grens van het Romeinse Rijk kruisen. Zij doen dat met de speciaal ontworpen Limes-straatsteen waarvan er steeds twee op de kruisingen worden geplaatst.Tentoonstelling 'Jeugdzonde. Over opus één en opus min één.'
Tentoonstelling 'Jeugdzonde. Over opus één en opus min één.'
5 september, Persbericht
Groep expositie - Jeugdzonde. Over opus één en opus min één.
’Jeugdzonde. Over opus één en opus min één.' is een tentoonstelling van het werk dat vooraf gaat aan het oeuvre (opus -1) van beeldend kunstenaars.
Honderdveertig beeldend kunstenaars: van jong (locaal en internationaal) talent tot gevestigde (locale en internationale) namen laten werk zien dat geen deel uitmaakt van hun 'officiële oeuvre'. Met andere woorden, dat zij mogelijk liever niet in een catalogue raisonné zouden willen opnemen, werk dat men 'Wo0' zou kunnen noemen ('Werk ohne Opuszahl', oftewel werk zonder catalogusnummer), een term uitgevonden door componist Ludwig Van Beethoven en waarnaar verwezen wordt in de ondertitel van de tentoonstelling. Elke kunstenaar toont één werk dat door hem/haar betiteld is als het sleutelwerk voor het ontstaan van het kunstenaarschap. Deze werken zijn nooit eerder geëxposeerd.Inhoud
De intentie van de tentoonstelling is om over de problematiek van het begin van een kunstenaarsschap te reflecteren (of tenminste om deze aan te raken), om na te denken over kunstenaar worden of zijn. Een onderzoek naar de oorsprong van ieders maken van 'kunst'. En dat vanuit een specifiek perspectief; kan opus min één ons iets vertellen over opus één? Kunnen we de vraagstelling vanuit een strikt chronologisch standpunt benaderen of enkel vanuit een terugkijkend perspectief? Heeft een artistieke praktijk een begin en een einde?Uniek
Bijzonder aan deze expositie is dat het werk betreft dat buiten het oeuvre van de kunstenaar valt. Het zijn 'persoonlijke documenten' die nooit eerder getoond zijn, maar wel een ingrijpende beslissing zijn geweest om voor het kunstenaarschap te kiezen. Dit geeft het project een uniek karakter, namelijk het tonen van het ontstaan van het kunstenaarschap, in tegenstelling tot het presenteren van een oeuvre dat een herkenbaarheid of begrijpelijkheid suggereert. Dit thema is uitermate relevant in het licht van de groeiende media-aandacht voor de kunstenaar als persoon hetgeen ten koste kan gaan van (het interpreteren van) het werk.
De kunstenaars leveren bij hun werk een korte begeleidende korte tekst waarin het werk wordt gesitueerd, uitgelegd hoe het is ontstaan, wanneer het is gemaakt, etc. Deze teksten worden gebundeld in een publicatie.Samenwerking Hedah en LLS 387 Antwerpen
Een eerste editie van de tentoonstelling was van 19 maart tot 30 juni te zien in de vzw LLS 387 Ruimte voor actuele kunst in Antwerpen.
Net als de eerdere editie van de tentoonstelling, zal ook deze tweede editie in Hedah worden ingericht door de in Brussel gevestigde kunstenaar Gert Verhoeven. Hij zal de werken (en hun verhalen) in een installatie samenbrengen.
Voor deelnemende kunstenaars zie overzicht onderaan dit persbericht.Symposium
Op zondag 4 oktober wordt er een symposium georganiseerd door Dirk Pültau (kunstkrant De Witte Raaf) en Koen Brams (directeur van de Jan van Eyck Academie, Maastricht). Zij nemen op onafhankelijke basis deel en organiseren een lezingennamiddag om onder meer - als deel van het geheel - één of twee voorbeelden van 'jeugdzonden' uit te lichten.Deelnemende kunstenaars
Michael Van den Abeele I Marianne Aartsen I R.W. Beerens I Judith van den Berg I Jeroen van Bergen Antoine Berghs I Ton Boelhouwer I Fred Bervoets I Guillaume Bijl I Patrick Bolk I Michaël Borremans Guy van Bossche I Ben Brack I Dirk Braeckman I Nathalie Brans I Ricardo Brey I Koen van den Broek Mireille Brouwer I Liv Bugge I Marie José Burki I Patrick Van Caeckenbergh I Wim Catrysse I Jacques Charlier I Anouk De Clercq I Oscar Creemers I Leo Copers I Amédée Cortier I Charles Crutzen I Michael Curran I Anne Daems I Dalemans Brothers I Koenraad Dedobbeleer I Luc Deleu I Simona Denicolai Dré Devens I Brigitta van Drie I Paul Drissen I Sacha Eckes I Anneke Eussen I Jeroen Evertz I Jaap de Graaf I Jos De Gruyter I Jan Fabre I Norbert Fiddelers I Christoph Fink I Romy Finke I Michel Frangois Wolfgang Fütterer I Guido Geelen I Filip Gilissen I Norbert Grunschel I Fons Haagmans I Benoït Hermans I Honoré d'O I Fred Houben I Michel Huisman I Gottfried Hundsbichler I Jan Van Imschoot Henri Jacobs I Tin Jacobs I Janneke Janssen I Sven 't Jolle I René van Keeken I Jan Kempenaers Valentine Kempynck Anne-Mie Van Kerckhoven I Fransje Killaars I Suchan Kinoshita I Roel Knappstein I Job Koelewijn I Ben Leenen I Theo Lenssen I Jacques Lizène I Bernd Lohaus I Emilio López Menchero I Erik van Maarschalkerwaard I Erwan Mahéo I Pepi Maier I Valérie Mannaerts I Nicolaas Mantrange I Rufus Michielsen I Ray Moon I Johan Muyle I Sophie Nys I Willem Oorebeek I Alien Oosting I Ria Pacquée Yoann Van Parys I Magdalena Peltzer I Joaquim Pereira Eires I Claudia Plank I Benoit Platéus I Klaus Pobitzer I Hans Werner Poschauko I Tonn Prins I Ivo Provoost I L. A. Raeven I Han Rameckers I Roger Raveel I Kim Rikken I Perry Roberts I Guy Rombouts I Ines den Rooijen I Juul Sadée I Donya Saed Keiko Sato I Ine Schröder I Ton Slits I Mieke Smits I Philippe Van Snick I Elly Strik I Walter Swennen Toon Teeken I Marjan Teeuwen I Christophe Terlinden I Koen Theys I Harald Thys I Mirjam van Tilburg I Ana Torfs I Narcisse Tordoir I Joëlle Tuerlinckx I Mitja Tusek I Luc Tuymans I Loïc Vanderstichelen Dimitri Vangrunderbeek I Rinus Van der Velde I Gert Verhoeven I Richard Venlet I Benjamin Verdonck Angel Vergara I Pieter Vermeersch I Henk Visch I Heidi Voet I Tim Volckaert I Eddy De Vos I Freek Wambacq I Sandrien Wansink I Andrew Webb I Han van Wetering I Jean-Pierre ZoetbroodOphelia
Introductie
Groep expositie - Ophelia, sehnsucht, melancholie en doodsverlangen
Schoonheid en dood vloeien uit elkaar voort in een eeuwige cyclus. De verse bloemen in De anatomische les 2 van Guido Geelen worden gevoed door ontbinding en verval, om uiteindelijk zelf ook te verwelken en te dienen als humus voor andere. Het is een andere manier van denken om met de dood om te kunnen gaan, om te kunnen geloven dat het leven niet voor niets is, maar uiteindelijk opgaat in een groter geheel.Kerst-Boom-Stal in Udens Museum voor Religieuze Kunst
Kerst-Boom-Stal in Udens Museum voor Religieuze Kunst
10 december, Brabants Dagblad
Groep expositie - Kerst-Boom-Stal
In het Museum voor Religieuze Kunst in Uden is tot eind februari een bijzondere kerstboom te zien.
Eigenlijk een kerst-boom-stal, gemaakt door de kunstenaars Guido Geelen en Piet-Hein Eek. Een boom van titaniumstaal, volgehangen met grote glazen objecten. En die objecten blijken bij nader onderzoek samen een grote kerstgroep te vormen. Het kindje Jezus, een kribbe, Jozef en Maria, herders, compleet met de drie wijzen.
Tilburger Guido Geelen heeft er lang aan gewerkt, zegt hij. De boom had eigenlijk vol met brandende kaarsen moeten hangen, maar dat kreeg directeur Leon van Liebergen van het museum niet gedaan bij de brandweer. De geblazen glasobjecten zijn van binnenuit verzilverd. Geelen: „Verzilverd glas was vroeger het zilver voor de armelui.
De kerst-boom-stal is de eerste uit een serie van acht van Geelen en Eek, en de enige die in Nederland getoond wordt. Van Liebergen: „Het museum heeft dit kunstwerk aangekocht. Je moet weten dat katholieken vroeger alleen de kerststal kenden. Een kerstboom was heidens. Oorspronkelijk komt de kerstboom als fenomeen uit Duitsland. Het eeuwigdurende groene karakter ervan speelt mee in de verspreiding ervan."Handwiel van Guido Geelen
Januari/februari, De Beeldenaar (Gerrit Bogaers)
Project - Jaarpenning 2008 VPK
Overwegingen van het bestuur, meningen van leden
De ontwikkeling van de door de Vereniging voor Penningkunst (vpk) vanaf het jaar van haar oprichting in 1925 uitgegeven penningen laat een veelheid aan vormen zien, zo bewijzen publicaties in De Beeldenaar, de (vernieuwd wordende) website www.penningkunst.nl en de vpk-jubileum uitgave Handzame Sculptuur, VPK-penningen vanaf1925 tot en met 2000 door Louk Tilanus.
De penning kent twee stromingen, die wij, ofschoon daartussen allerlei dwarsverbindingen en overlap bestaan, binnen de vereniging aanduiden als meer of minder traditioneel, respectievelijk meer of minder modern. Het experiment, het avontuur brengt overlap en nieuwe vormen. Vast beleid van de vpk is: per jaar één min of meer traditionele penning en één min of meer moderne penning. Om en om als jaarpenning en inschrij^penning. Het bestuur zorgt voor penningen die passen in dat beleid, zoals dat afgeleid kan worden uit de ontwikkeling in de uitgegeven penningen. In de periode 2008-2010 wil het bestuur in deze op velerlei gebied turbulente tijd in de penningkunst gaarne ruimte maken voor de vier aristotelische elementen water, aarde, lucht en vuur, alsmede voor het geestelijke element. In 2008 heeft dat geleid tot de inschrijf-penning Man is but a worm van Judith Pfaeltzer (uitgave in terracotta en zilver, maar ook in brons en goud besteld) staande voor de aarde en de experimentele penning Handwiel van Guido Geelen gebaseerd op de brandkraan of handkraan bij verwarmingssystemen, enz., staande voor het water.
Het verenigingsbestuur heeft de argumenten pro en contra van Handwiel verzameld en besproken en is toen,
gezien de inzet, vorm en betekenis, geheel achter Handwiel gaan staan, mede omdat deze zowel in deze tijd als voor de vpk een symbolische betekenis heeft. De mens heeft tot op zekere hoogte zijn eigen lot in eigen hand. Dat geldt voor politiek, economie, milieu, maar ook voor de penningkunst.
De aardse handkraan mag als signaal en markeerpunt op de ontwikkelings-schaal van penningen worden geplaatst in de buurt van de penning Uitdijend Heelal van Barbara Kletter (jaarpenning 1997), ofschoon deze laatste zowel qua vorm als geografische hoogte nog iets verder weg ligt. Handwiel heeft, zoals verwacht een veelheid aan uiteenlopende reacties gegeven. Deze discussie is van belang voor de vitaliteit van de penning. Alle beoordelingen en standpunten zijn helder en goed om bij de handkraan, c.q. dit draaiwiel te koesteren en daarover na te denken. Ze zullen, meen ik, een aansprekend referentiepunt vormen voor onze gedachtevorming, ons beleid en onze penningkeuze. De penning Handwiel van Geelen zal zoals verwacht, fungeren als draaipunt of draaiwiel in penningenland, wellicht ook op internationaal gebied. Handwiel is een markeer-punt in de discussie, wat is een penning? Hij geeft een heel zuivere, hoge toon, een trillingsgetal dat tot nadenken en bezinning stemt. De penning is zowel een eye- als een ear-opener. De onderlegger, een washandje van koninklijk damast uit het Textielmuseum van Tilburg als penninghouder en -beschermer, met veelbetekenend een schaak- of dambordpatroon, waarin geweven is het corresponderende individueel in de penning geslagen nummer van de individuele penninghouder, onderstreept de symbolische betekenis van deze penning.
Handwiel staat symbool voor de mens als soort, die zijn lot - gedeeltelijk - in eigen hand heeft. In tijden van milieu-, financiële en andere crises een moment van bezinning? Als Handwiel daar een heel klein accent in is, prima. Het staat voor deze tijdgeest. Tegelijkertijd geeft de penning als draaitol een rotatie. Waar het lot iets of iemand brengt, is een open einde, dat van meer afhangt dan alleen de mens. Dat zit ook in hogere sferen, waar wij geen of weinig vat op hebben, laat staan dat we alles (kunnen) begrijpen. Handwiel gaat verder dan de penning. Misschien is Handwiel voor deze of gene te vroeg, omdat men er zoals bij moderne muziek voor open moet (komen te) staan. De penning heeft dus ook een tijdswaarde. Daarin zit de kracht en waarde van deze penning. Tegelijkertijd is deze penning zeer uniek. Namaak heeft geen zin. Het is een unieke, op zich zelf staande vorm. Het zijn 450 individueel genummerde exemplaren van aluminium in dito genummerd damast. Het bestuur zou het jammer vinden als leden zo onverstandig zijn om de blauwe washand, duurzame bewaarhandschoen van de penning van Guido Geelen niet te bewaren. Zij is onderdeel van de huidige gedachten over experimentele penningkunst en als je dat weggooit, vernietig je je eigen referentiekader en iets essentieels.
Het verenigingsbestuur vindt het van belang de ontwikkeling van penningen en de vereniging te dienen en heeft daarom degenen die hun mening hebben gegeven gevraagd deze te mogen publiceren in De Beeldenaar. De hierna genoemde leden waren van harte bereid deze toestemming te verlenen.
Meningen en overwegingen van VPK-leden
Karei Soudijn
Gister arriveerde Handwiel, met washandje en al. Een mooie aanwinst! Ook als geluidspenning, want als je deze penning rechtop zet en er met een balpen tegenaan slaat, blijft de heldere klank lang hangen. Na gisteren speur ik met andere ogen naar brandkranen in gebouwen en op straat, want goede kunst verandert de waarneming van de werkelijkheid. Zou het niet mooi zijn als Mirjam Mieras haar aardige stuk over deze penning en de kunstenaar vertaalt voor The Medal?
Wim Korink
Guido maakt mooie dingen, maar deze penning vind ik niets.
Jos Reniers
De penning in goede staat ontvangen. Ik ben er blij mee.
Mirjam Steenbergen
Voor mij op tafel ligt een stuk gereedschap, wat is genoemd de jaarpenning 2008, welke wij vorige week mochten ontvangen. Hoe ik dit object ook wend of keer- een draai kan ik er letterlijk aan geven, figuurlijk absoluut niet. De bijpassende slang ontbreekt er nog aan. Helaas kan ik deze brandkraan, welke geen penning kan heten, niet plaatsen in onze penningvitrine. Daarom zit er niets anders op dan hem terug sturen - ook al schrijft men er een fraai stukje over in De Beeldenaar, het object leuk te verpakken - voor mij lijkt dit op het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Hier doe ik niet aan mee.
H.G.J. Borgers
Ik ben jaren lid van de vpk. Wat ik vanmorgen ontving is naar mijn mening de vereniging onwaardig. Ik wil het niet hebben en stuur het voorwerp dan ook retour. Dat de heer Geelen goed mallen kan maken interesseert me niet. Bij de gieterij zijn er ook mensen die dat goed en ook beter kunnen.
Ria Baltus-Beerends
Vandaag de penning Handwiel van Guido Geelen ontvangen. Ik ben er blij mee. Het is fantastisch om een kunstwerkje in huis te hebben van zo een beroemde kunstenaar.
H. van Osch
Geheel tegen mijn gewoonte in kan ik niet nalaten mijn mening te geven over de penning 2008. De penning is voor mij een teleurstelling. Het voorwerp ziet er armzalig uit, ligt niet fijn in de hand en laat een gebrek aan creativiteit zien. De belettering is slordig. Het is misschien ambachtelijk bijzonder, maar perfecte ambachtelijkheid wordt bij een penning voorondersteld.
Fenna Paes van Keulen
Wat een verrassing weer, die nieuwe penning. Ik weet nauwelijks wat me het beste bevalt: Het wiel of de verpakking. Eerst vond ik de penning zo licht, van revolutiemateriaal, maar sinds ik de klank heb gehoord en heb ondervonden dat het ook een goede tol is - op de kop - ben ik helemaal enthousiast. Altijd begrijp ik de bezwaren van mevrouw Nijland in ons blad, maar nooit staan die me in de weg de penning te waarderen. Misschien wel, omdat ik van imperfectie hou. Hoe het zij, deze penning kan beginnen aan zijn zwerftocht door ons huis.
T.A. v.d. Berg-Been
Hiermee beeindi ik, tot mijn spijt, mijn lidmaatschap. Met de laatste mij toegestuurde jaarpenning heb ik enige moeite. Hij past niet in mijn penningkabinet (het laatje kan niet dicht) en aan onze radiator past het ook niet. Jammer.
Annemarie Slager
Ik weet dat er over een jaarpenning heel veel gedacht en gepraat wordt. Er wordt heel veel tijd aan besteed. Zo vind ik de gedachte, de associatie: water-brandweerkraan goed gevonden. Het washandje er om heen is heel fraai. Des te sneuer vind ik het dat er een penning te voorschijn gekomen is die zo goedkoop, bijna als een Blokkerreclame oogt en - maar misschien was dat de bedoeling - slecht afge] werkt is met de bramen er nog aan. Wat een keuze voor aluminium betreft: het gewichtloze glimmateriaal associeert slecht met de zwaarte, de kracht die je nodig hebt om zo'n kraan te openen. He laas geen ding om trots neer te leggen eii aan anderen te laten zien met: 'Kijk, dit j maakt de Vereniging voor Penningkunst
Catherine Laimböck
Geachte opdrachtcommissie van de Jaarpenning. Hierbij ontvangt u het ideeën1 loos prulvoorwerp retour, waarvan u meent, hieraan het predikaat jaarpenning te moeten verlenen. Penningkunsi is een kunst op zich, daar heeft dit ding niets mee te maken. Het is een dieptepunt in het bestaan van de vereniging, die dit als kunst wil bestempelen. Hierbij zeg ik mijn lidmaatschap op.
O. van Loo-van Krieken
Weer een mooie penning aan mijn collectie toegevoegd. Hartelijk dank hiervoor.
Jet Schepp
Ik voel weinig voor het ontvangen van nog meer niet te plaatsen voorwerpen als gevolg van het om en om beleid. Zeker, het zakje van het handwiel is prachtig en ideaal voor de letters van mijn scrabblespel. Het brandkraantje zelf? Ik zou willen dat ik er een schijnfunctie aan kon geven.
Karin Beek
Hierbij stuur ik de jaarpenning 2008 retour. Deze heeft wat mij betreft niets met een penning te maken. Het bijbehorende stukje in De Beeldenaar 2008-5 van Mirjam Mieras maakt het er ook niet beter op: een buitenrand die meandert. .. sierlijk functioneel.. .een as om te tollen.... Wat een onzin! Een originele bronzen brandkraan is mooi, functioneel en voelt prettig aan in de hand. Dat is wat mij betreft allemaal niet het geval bij Handwiel van Guido Geelen. De washand vind ik mooi, voelt lekker aan en is oh zo functioneel, dus die houd ik!
Dolf van Weezei Errens
Als lid van de vpk ontving ik de penning in de washand. Handwiel vond ik als een soort 'objet trouvé' een bijzondere toevoeging aan de penninguitgaven. Ik heb ook met belangstelling het artikel van Mirjam Mieras gelezen. Als buitenstaander vind ik dat zij ontzettend goed waarneemt en verwoordt. Ik vond de afgebeelde Hyacint 2007 erg boeiend.
Frans en Mayke Ruys
Na bijna 40 jaar lid te zijn van uw vereniging - tot tevredenheid - willen wij u nu onze teleurstelling en misnoegen kenbaar maken over de onlangs ontvangen jaarpenning. Zowel afbeelding en uitvoering (280-450) vinden we beneden peil. Het gelijkt een schroef uit de gereedschapskist of een mislukte kinder-speeltol... We beleven er geen andere expressie aan. Wat spijtig - wat een gemiste kans voor de vereniging! We verwachten beter!
Jan Willem Messer
De laatste penning die u aan uw leden heeft toegestuurd, Handwiel, heeft mij gechoqueerd. Nu is dat choqueren niet erg. Niet alleen omdat ik een onbekend lid ben, maar ook omdat kunst zowel het oog kan strelen als kan choqueren met een eigenwijze indringende verbeelding van ongeacht welk onderwerp dan ook. Het vervelende is echter dat Handwiel niets anders is dan een afsluit-kraan. Het mist elke verbeelding van wat dan ook. In die zin is dit geen kunstwerk en geen penning. Het is alleen een flauwe grap.
Nadat het bestuur met een toelichting hierop had gereageerd, ontving het bestuur van de heer Messer de volgende reactie: Uw reactie doet mij vooral deugd omdat het interessante informatie geeft over uw gedachten en keuze met betrekking tot het handwiel. Uw toelichting geeft, veel meer dan het artikel van Mirjam Mieras, zicht op achterliggende gedachten en betekenis in de huidige tijd. Voor mij een verrijking en ook wat begrip voor uw keuze. Wellicht wordt de diversiteit van reacties die u hebt onderkend, positief beïnvloed als uw gedachten een groter publiek zouden bereiken. Hoewel Handwiel voorlopig zijn plaats in mijn verzameling zal behouden, hoop ik toch dat uw volgende penning dichter bij de kunst van de medailleurs blijft. Ik ben er als ruimtelijk vormgever (architect en stedenbouwkundige) van overtuigd dat de kleine platte ronde schijf nog oneindig veel vormmogelijkheden biedt (figuratief en abstract, ruimtelijk en verbeeldend) die boeiender zijn dan de onbeperkte en ongedefinieerde richtingen waarin de kunst zich in het algemeen ontwikkelt. Door de beperking ontstaat kwaliteit. Niet voor niets hebben veel bekende beeldhouwers zich gestort of zelfs beperkt tot de penningkunst. Het zou jammer zijn dat door de introductie van voorwerpen met een geheel ander uitgangspunt en andere symboliek de penningkunst zou vervagen en in kwaliteit zou afnemen. Het opzoeken van grenzen is leuk, zinvol en eigen aan kunst, maar de praktijk leert ook dat het overschrijden van grenzen, crisis en kwaliteitsverlies veroorzaakt. Dat zien we maar al te veel, juist ook in de hedendaagse kunst, waarin het unieke zo sterk wordt benadrukt dat diepgang en specialisatie verloren gaan en daarmee ook de herkenbare kwaliteit. In die zin blijft Handwiel voor mij een eenmalige grap die geen basis biedt om verder op door te gaan. Het slaat een weg in die de vrijwillig gekozen beperking van het penning-thema opheft en daarmee ook basis voor diepgang en kwaliteit. Wetend dat het stimuleren van vernieuwing niet eenvoudig is, maar wel noodzakelijk, wens ik uw bestuur wijsheid toe bij het maken van beleid en het kiezen van een echte penning-kunstenaar.Meer kritiek
In De Beeldenaar 2008-6 geeft Lucie Nijland als buitenstaander onder een treffende titel haar beschouwing over de symboliek van Handwiel. Veel van haar gedachten passeerden al eerder bij het bestuur bij de keuze voor deze jaarpenning. Gaarne mogen wij naar de kritiek van Lucie Nijland verwijzen. Handwiel is volgens Lucie Nijland geen penning, maar daar staat deze volgens Nijland (als wij haar goed begrijpen) niet alleen
in. Lees ook haar artikel Spagaat bij penningindeling, eenvoudige classificatie in De Beeldenaar 2008-3.Tot slot
De vpk heeft als beleid om binnen het uitgeven van traditionele en experimen- J tele penningen niet steeds meer van hetzelfde te bieden. Penningkunst mag verder kijken. Dat is een goede zaak. Het houdt ons scherp. Over the Edge is een goed idee. Tegelijkertijd moeten wij onz< wortels niet vergeten. Vandaar de keuze tot en met heden voor traditioneel naast experimenteel. Dat is wederkerig zeer in spirerend. Het over de rand heen kijken, dit is 'over the edge', mag echter niet hetzelfde worden als 'over the top' of over de kop gaan. Als gewoon lid zei uw voorzitter het een keer anders, naar aanleiding van de tentoonstelling Over the Edge: Ten penning kan een trui verbeelden, maar een trui is nog geen penning.'
Waar de grens van de penning ligt, ij een kwestie van zoeken en van discussie De ontvangen reacties geven aan dat Handwiel als piketpaal fungeert. De per ning van Guido Geelen is in de experimentele penningkunst geen brandkraar (Ceci n'est pas une pipe), maar heeft ee moderne eigenheid van een handzame sculptuur. Het heeft twee zijden en een zijkant. Het heeft tekst, een betekenis. Het maakt bovendien een eigen zuivere toon en is, last but not least, transparant. Daarmee is het een moderne penning geworden, waar andere daarop geïnspireerde uitgaven of spotpenningen of hommages jaloers mogen worden. We kregen er al één (vrij naar Geelen) van Freek Biesiot, art-director voor film- en televisieproducties (onder andere van de serie het Wassende Water), bekend met penningkunst en het thema milieu en watersnood, die hier als beeldende reactie is afgedrukt.
Het bestuur vond het heel boeiend en dankbaar om Handwiel met al haar zichtbare en onzichtbare functies en betekenissen uit te hebben mogen geven. Het hoopt dat deze penning in de loop van deze tijd met al haar veranderingen een waardevolle en steeds meer betekenis krijgende bijdrage zal zijn voor uw verzameling. Wij koesteren de washand en Handwiel. Beide staan voor iets. De penningkunst, traditioneel of experimenteel, is niet dood, maar springlevend. De vele reacties zijn een prikkel om verder te zoeken, vinden, sturen en vormgeven. Als we dat nodig hebben, zijn er water en een washand. Er is altijd een I moment van verfrissende ontspanning. Stromend water, levende penningkunst.
Gerrit Bogaers is sinds 2006 voorzitter van de Vereniging voor Penningkunst.Kerst-Boom-Stal
12 december - 7 februari 2010
Groep expositie - Kerst-Boom-Stal
zaterdag 12 december - 7 februari 2010
Guido Geelen - Piet Hein Eek Aankomende kerstperiode heeft het Museum voor Religieuze Kunst een primeur met de presentatie van de monumentale Kerst-Boom-Stal van beeldend kunstenaar Guido Geelen en meubelontwerper Piet Hein Eek. Zoals de titel van het werk suggereert, heeft het duo er voor gekozen om kerststal en kerstboom onder te brengen binnen één concept, samen te smeden tot één beeld: twintig, glas geblazen kerststalfiguren hangen aan de takken van een stalen boom tussen brandende kaarsen. Figuren en boom worden ondersteboven opgesteld. De uitschuifbare boom met een minimale hoogte van 2,6 meter staat met de punt op de vloer, de figuren hangen aan de takken met hun hoofd naar beneden. Ook in dit opzicht onderscheidt het werk zich van de klassieke boom en stal.
Anderzijds zijn de figuren ontleend aan een traditionele, middelgrote kerstgroep, die door de kunstenaar naar glas is omgezet en bewerkt. De binnenzijde van de beelden is van een zilverlaagje voorzien,
een verwijzing naar het, uit de volkskunst bekende 'armeluiszilver'. Deze relatie, dit spel met de traditie zal op de expositie worden doorgezet in de presentatie van
middeleeuwse kerstvoorstellingen en iconen uit de zestiende tot achttiende eeuw. Ook het 'armeluiszilver' zal niet ontbreken. De Kerst-Boom-Stal van Guido Geelen en Piet Hein Eek is door het museum aangekocht met steun van de Provincie Noord-Brabant.Een vergulde groep is het juiste beeld op de juiste plek
Een vergulde groep is het juiste beeld op de juiste plek
Juni, Smaak (Tanja Karreman)
Project - Een Nieuwe Laocoön
Voor de entree maakte kunstenaar Guido Geelen een eigentijdse versie van de Laocoongroep waarvoor hij werkte met menselijke modellen. Het bladgoud contrasteert met de klinker waarop de beelden staan.
Het juiste beeld op de juiste plek, dat mag een eenvoudige vraag zijn, het antwoord is nooit te voorspellen. En eenmaal gegeven is de beleving ervan onderhevig aan smaak en grillen van de tijd. Zie daar de wording en plaatsing van de beeldengroep van Guido Geelen die hij In opdracht van de Rijksgebouwendienst maakte voor de nieuwe Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De keuze van de locatie voor de vergulde 'groep' - bij de entree blijkt even bescheiden als pontificaal, even voorde hand liggend als onvermijdelijk, even terloops als ambitieus. Er ging een complexe omweg via opdrachten en/of bijna opdrachten aan meerdere kunstenaars aan vooraf. Een omweg die de grilligheid illustreert van een proces waarvan je niet op voorhand kunt voorspellen wat je krijgt.
De RCE-commissieleden stelden vanaf het begin als absolute voorwaarde dat het kunstwerk speciaal voor het gebouw bedacht, ontworpen en gemaakt zou worden. Daar bleek niet aan te tornen. Het kader voor de opdracht werd verder bepaald door de bijzondere en overweldigende architectuur van Navarro Baldeweg, maar vooral ook werd de kerntaak van het instituut vooropgesteld: beheren, behouden en ontwikkelen van erfgoed. Gedurende het selectieproces bleken de commissieleden te beschikken overeen bijzondere neus voor talent in relatie tot hun wens en het gestelde kader. Er werd niet zozeer gezocht naar een kunstenaar die in staat bleek de RCE op een corporate wijze te illustreren als wel naar iemand die met zijn bestaande oeuvre blijk had gegeven van het talent om processen, verhalen, geschiedenissen te kunnen materialiseren. Zo was er al in een vergevorderd stadium contact metde kunstenaar Giuseppe
Penone, wiens werk naadloos aansluit bij die wens, toen bleek dat hij alleen een reeds bestaand beeld bij de entree - binnen of buiten - wilde plaatsen. Daar was geen discussie over mogelijk. Er moest een nieuwe kunstenaar worden geselecteerd.
Bij het eerste bezoek van de kunstcommissie aan het atelier van Guido Geelen, dat op een uiterst geordende en overzichtelijke wijze bezaaid is met verhalen, vormen en dingen, werden we onbedoeld verwelkomd dooreen stapel boeken over het werk van Penone. Hoewel toevallig en hun beider werk en benaderingswijze weinig met elkaar te maken hebben, beklijfde toch het gevoel de juiste man voor de juiste plek eindelijk gevonden te hebben. Eerdere plannen van de kunstcommissie om de kunst nadrukkelijk en verspreid door het pand een spanningsveld met de architectuur te laten oproepen, raakten langzaam maar zeker op de achtergrond. Het enige seriële dat is overgebleven zijn de twee vuilniszakken die de bezoeker langs het kunstwerk het gebouw intrekken. Hoe meer Geelen zich verdiepte in het werk van Navarro Baldeweg (in nauw overleg met de vertegenwoordigend architect Wim Woensdregt), des te sterker groeide de overtuiging de architectuur ongemoeid te laten, en uit te komen bij de enige plek die een groot en vooral ander gebaar kan verdragen: de entree, waar de bestrating van buiten nog doorloopt, een plek tussen binnen en buiten, een plek die het kunstwerk recht doet en ook 's avonds zal functioneren als een ster aan de hemel. Hier bevestigen kunsten architectuur elkaars kracht.Ambitie
Vanaf het moment waarop hij de opdracht in ontvangst nam maakte Guido Geelen zijn ambitie duidelijk: hij wilde iets groots maken, zowel in relatie tot zijn eigen oeuvre - een topstuk- als in relatie tot, jawel, de hele kunstgeschiedenis: iets dat dè tand des tijds zou kunnen doorstaan, in onderwerp, techniek en uitvoering. Zonder vooropgezet plan ging hij voortvarend te werk. Hij sprak met de mensen van verschillende afdelingen, hij inventariseerde en documenteerde alsof hij zelf werknemer was bij een van de diensten van de RCE. Je weet maar nooit of je toekomstig bruikbaar materiaal tegen komt. Hij deed onderzoek naar alle aspecten van het gebouw alsmede naar de wijze van werken, behouden, conserveren, en ontwikkelen van erfgoed en de laatste stand van zaken hierover in de archeologie. Waar zou hij bij aansluiten, de architectuur, de mensen of de oneindige hoeveelheid materiaal van 350.000 jaar geschiedenis waar de Rijksdienst de hoeder van wil zijn?
Het mooiste moment in dit creatieve proces is getuige te zijn van de omkering die - hoewel in het hoofd van de kunstenaar een enorm gevecht moet hebben veroorzaakt voor 'buitenstaanders' altijd onverwacht komt en het gewenste effect van verbazing oproept. Het is het moment waar de betrokkenen onbewust op zitten te wachten omdat ze al die tijd stilzwijgend, respectvol, geduldig en meestal onuitgesproken dachten waartoe dit zou leiden met een gevoel dat het midden houdt tussen verwachting, medelijden en hoop. Een gevoel dat veroorzaakt wordt door de kunstenaar te zien verdrinken in zijn eigen enthousiasme en steeds verder weg te zien raken van zijn eigen werk, in zijn zoektocht oplossingen te willen vinden die er niet kunnen zijn: het onmogelijke - alles te willen omvatten. Anderzijds kon het niemand zijn ontgaan dat zijn wijze van werken een groter plan verried.
Dan is ineens het moment van de omkering daar! De eigen taal is teruggevonden, nadat op het nederige en dienstige af alle stadia zijn doorlopen. De belofte van een relatief oneigentijdse ambitie in een wereld waar niets meer voor de eeuwigheid lijkt te worden gemaakt, laat staan bewaard, werd ingelost met niets minder dan een nieuwe eigentijdse interpretatie van de Laocoön-groep. Het is niet verwonderlijk dat Geelen zich bij de keuze voorvorm en inhoud door de klassieke beeldhouwkunst liet inspireren. Het verhaal van de Laocoön - de priester die de Trojanen tegen beter weten in waarschuwde voor de list van de Grieken, en met zijn zonen werd vermoord door de slangen van Medusa - en de verbeeldingen ervan in de loop van de tijd zouden het kunsthistorische tegenwicht bieden aan de ambitie van de gebruikers van dit gebouw als hoeders van erfgoed en bovendien aan die van hem zelf-iets groots te willen maken.
De Laocoön-groep werd een paar decennia voor Chr. gemaakt, door Hagesandros, Polydoros en Athanadoros van Rhodos. Het beeld is na een aantal omzwervingen als gevolg van oorlogsbuit, via Frankrijk (Napoleon toonde het in het Louvre) weer in het Vaticaan terecht gekomen. Met de keuze voor dit onderwerp begeef je je al snel midden in een web van kunsthistorische krachtmeting en interpretaties. Desalniettemin is het Geelen gelukt zijn eigen oorspronkelijke variant aan deze traditie van interpreteren en herinterpreteren toe te voegen, onmiskenbaar Geelen, onmiskenbaar Laocoön.
Stijlelementen terughalen uit het verleden en daar een eigen wending aangeven kenmerkt het werk van
Geelen al vanaf het moment dat hij vooral vana fde jaren '80 met keramiek naam maakte. Door de kunstgeschiedenis te herinterpreteren, maakt hij een nieuwe inhoud, waarbij de techniek als onmisbaar middel fungeert. Met het formele spel van vol en leeg, van de suggestie van volume, ofjuist het zichtbaar maken van loze ruimte, zet hij klassieke beeldhouw-kundige principes op zijn kop. Het intact houden van de gietkanalen tergt alle vanzelfsprekendheid maar heeft zich in zijn werk de laatste jaren ontwikkeld tot een typisch Geeliaans stijlkenmerk.ECHT EN HEROÏSCH
De centrale werkruimte van de gieterij is gevuld met fel tl-licht. Metaal-gruis, stof, en heel veel lawaai van afzuigkappen, slijpmachines en radio maken verblijf zonder bescherming haast onmogelijk. In industriële rekken liggen onderdelen van bronzen armen, benen, onherkenbaar organisch objecten, alles is netjes geordend per soort. Mannen in overalls werken aan beelden die stuk voor stuk gemaakt lijken te worden voor eeuwigheid. Ze zijn half klaar, in verschillende stadia, van verschillende kunstenaars, in verschillende stijlen. De nieuwe Laocoön is te herkennen uit duizenden. Het bronzen onafgewerkte beeld van Geelen staat in het midden, bijna klaar om verguld te worden. Met een touw aan een kraan, alsof het beeld nog 'gezet' moet worden en de zwaartekracht zijn werk zal doen, als bij een arm die flink gebroken is, hangt het nog vast. Het beeld wordt omringd door mannen die al even kronkelend als de beeldengroep op aanwijzing van de kunstenaar de slang van bekertjes in de juiste positie proberen te brengen. De flexibiliteit van 'echte' wiebelende gestapelde plastic bekertjes ontbreekt eenmaal in brons gegoten. De drie figuren zijn - anders dan bij de relatief twee-dimensionale Griekse Laocoön groep -in een spiraal om elkaar heen verwerkt, waarbij de zoon op de grond gezeten de basis vormt. De vader is de kern waaromheen de andere twee figuren en de slang draaien; hij draagt de kleinzoon op zijn schouder die als enige uit kan kijken in de verte. Het realisme is bijna shockerend. Niet in aanstootgevende zin, maar juist door het letterlijk en figuurlijk blootgeven van alle details, inherent aan het in gipsen mallen vatten van modellen, word je als kijker op de feiten gedrukt: het leven is echt. Zelfs de afdruk van de huid is nog te zien. Niet voor niets koos Geelen een echte 'familie' als model, waarbij het niet gaat om de familiaire gelijkenissen maar om de 'echtheid' van de werking van het beeld. De pijn en moeite die van het beeld uitgaat- het meest zichtbaar in de tweede generatie, is een heel andere dan die van de mythische vertaling ervan. Volgens de 18deeeuwse kunsthistoricus J.j. Winkelman drukken de figuren van de Griekse Laocoön sereniteit en passie uit, in plaats van doodsangst om het naderende einde. Bij dit beeld wordt de generatie zelf uitgedrukt wars van heroïek en grote gevoelens. De gietkanalen bevestigen de eenheid op compositorische wijze maar ook de zwakte, in overdrachtelijke zin, alsof de hele generatie in de steigers staat, een structuur nodig heeft om te overleven die groter is dan zichzelf. Ook de gietnaden die bij ieder ander beeld weggewerkt worden, maar door Geelen juist worden gebruikt als onderdeel van het werk, benadrukken de kwetsbaarheid van het echte leven. De bekertjes en de vuilniszakken zijn meer dan een Calvinistische verwijzing naar verbruik en gebruik. Dit signaal in goud verwijst naar de archeologie van de toekomst. Wanneer je goed luistert hoor je boven het lawaai van de machines uit de muziek: we can be heroes van David Bowie. De tijdelijkheid die de tekst van dit lied impliceert staat aan de andere kant van het spectrum van wat hier wordt uitgedrukt, terwijl het tegelijkertijd de zeggingskracht van het beeld illustreert. Echt en heroïsch tegelijk te willen zijn, met een gouden groet.Ruimtelijk Manuscript
26 april
Project - Ruimtelijk Manuscript
Papier en inkt, de twee tastbare onderdelen van een boek, heb ik binnen de gestelde maat van 44 x 32 x 7 cm. gebruikt voor mijn beeld. De beschikbare ruimte is volledig gevuld met in verloren was techniek gegoten aluminium takken van eikenbladeren waaraan galappels zitten
De takken worden eerst in hete was gedompeld en daarna minutieus met ontluchtingskanalen aan de gietboom vastgezet. Als dit wasmodel klaar is wordt het in een vorm met hittebestendig gips geplaatst. Vervolgens gaat de gipsvorm in een oven. Door verhitting smelt de was en verbrand het hout. In de gipsvorm blijft een holle ruimte achter. De holle ruimte kan daarna met vloeibaar aluminium volgegoten worden. Het aluminium loopt via de trechter in het hoofdgietkanaal tot in elk detail van het beeld. De ontluchtingskanalen zorgen voor de doorstroming.
Aluminium is in vergelijking tot brons of ijzer in vloeibare vorm veel dunner en daardoor geschikt voor haarfijn gietwerk. Uit de galappels van eikenbladeren werd in het verleden inkt gemaakt door toevoeging van ijzersulfaat. Deze techniek was al bekend in de Romeinse tijd. De galappels bevatten veel looizuur dat een verbinding maakt met ijzersulfaat. Deze verbinding is in het begin kleurloos, maar wordt zwart door blootstelling aan de lucht (oxidatie).
Galappels: Galappels/noten vind je bij bomen. Het zijn een soort van gezwellen die op bomen zitten en gemaakt door parasieten. Er zijn genoeg insecten die er gebruik van maken. De galwesp bijvoorbeeld, die kan er eitjes in leggen. De galappel is een perfecte plaats voor een larve, want het bied veiligheid en eten. Als de Larve groot genoeg is zal hij de galnoot openbreken en wegvliegen. Er zijn duizenden soorten galnoten maar de Chinese en Japanse galnoten worden het meest gebruikt om inkt te maken. In de galnoten zit een zuur. "Tannin" genaamd. Dit zuur wordt gebruikt bij de bereiding van inkt. Oost-Indische inkt is een lichtechte diepzwarte inkt
De inkt bestaat uit moleculen zuivere koolstof (roet) die met water een scheikundige verbinding aangaat.
Koolstof werd al in de prehistorische oudheid ontdekt en gebruikt in de vorm van houtskool, dat bereid werd door organisch materiaal (meestal hout) te verhitten in een zuurstofarme omgeving.
(bron:wikipedia)Een Nieuwe Laocoön
Project - Een Nieuwe Laocoön
Collectiemanager van het Rijksvastgoedbedrijf Annemarieke Leendertz: ‘Onze collectie bestaat sinds de percentageregeling uit 1951. Die regeling bepaalt dat overheidsgebouwen een of twee procent van hun bouwsom of verbouwsom aan kunst moeten besteden, denk bijvoorbeeld aan ministeries, rechtbanken en vroeger ook postkantoren. Zo’n traject kan jaren in beslag nemen, meestal wordt een kunstcommissie van medewerkers samengesteld.
Voor het pand van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort begon het traject toen aan de nieuwbouw werd gewerkt. De kunstcommissie wilde graag een kunstwerk dat paste bij de architectuur en verspreid was door het gebouw. Eerst liepen er gesprekken met de Italiaanse kunstenaar Giuseppe Penone, maar hij wilde alleen een bestaand kunstwerk leveren, terwijl de voorkeur uitging naar een nieuw werk. Toen kwamen ze kunstenaar Guido Geelen op het spoor, hij heeft zich vervolgens in de organisatie verdiept. Deze installatie van verschillende sculpturen is geïnspireerd door de klassieke beeldhouwkunst en verwijst daarmee ook naar de taken van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.’
2008
Voor altijd schitteren op school
Voor altijd schitteren op school
20 maart 2008, Algemeen Dagblad (Wilma Matthey Nieuwegein)
Project - Leerlingen voor het Cals College
Twee leerlingen Cals College levensgroot vereeuwigd
Hun middelbare schooltijd zit er bijna op. Maar een stukje van zichzelf laten Marenthe Witte (18) en Martijn Verseveld (18) 'voor altijd' achter bij het Cals College in Nieuwegein. Op het dak en in de patio staan ze sinds deze week levensgroot vereeuwigd in verguld brons.
Over een poos gaan ze wellicht met hun eigen kinderen kijken hoe ze er uitzagen toen ze zelf nog jong en onbezonnen waren. De installatie van de beelden was een bijzondere gebeurtenis, Zeker voor de twee leerlingen die model stonden voor de beelden van kunstenaar Guido Geelen uit Tilburg.
Doordat ze druk waren met schoolexamens konden de gymnasiaste en vwo-er het inelkaar schroeven en plaatsen van de beelden niet meebeleven, Pas toen zo er eenmaal stonden hadden ze tijd het resultaat te bekijken. Martijn: „Het is prachtig geworden Als je aan komt lopen bij de school schitterd mijn beeld je tegemoet." Marenthe wist al een beetje hoe het beeld waar voor zij poseerde er uit zou komen te zien omdat ze foto's kreeg toegestuurd van de onderdelen. Daardoor was het voor haar niet vreemd zichzelf levensgroot vereeuwigd te zien.
Ijsselsteinse Marenthe en Vianense Martijn werden vorig jaar uitverkoren te poseren voor het kunstwerk dat Guido Geelen had bedacht voor het vernieuwde en uitgebreide gebouw van de scholengemeenschap. Het zijn twee 'bevroren' levensgrote sculpturen van een jongen en een meisje die jongleren met een bolconstructie. In de aula van de school hangt nog een bol. Het kunstwerk verbeeldt de immer doorgaande ontwikkeling en beweging van de mens. De bol roept associaties op met universum, aarde, wereld, atoom, oog, bal...
Marenthe en Martijn brachten vorig jaar een lange dag door in het atelier van de kunstenaar om hoofd, handen en het niet door kleding bedekte deel van hun armen te laten af gieten in gips. Dat alleen al was een bijzondere ervaring, temeer omdat Geelen hulp had ingeroepen van twee gespecialiseerde modelmakers. Een van hen was betrokken bij de verfilming van het laatste deel van The lord of the Rings. Tussentijds mochten de twee scholieren ook nog een bezoek brengen aan de gieterij in België, waar hun beelden zouden worden gegoten. Zo hebben ze een goede indruk gekregen van het maakproces via de zogenaamde veloren wasmethode
Op 10 april viert de school dat het kunstwerk klaar is. Marenthe en Martijn mogen daarbij ieder vijftig familieleden en vrienden uitnodigen. De vader van Marenthe wilde zolang niet wachten. Die ging de eerste de beste avond al kijken hoe zijn dochter staat te schitteren bij haar schoolLevensboom met stofzuiger en hond
Levensboom met stofzuiger en hond
9 februari 2008, Het Financieele Dagblad (Peter Kattenberg)
Project - Sculpture for the Mondriantower
Eén ding is zeker. Het menselijk leven voltrekt zich niet schadevrij. 'Niets is zeker' heette de jubileumtentoonstelling van verzekeraar Delta Lloyd, in 2007 twee eeuwen oud, dan ook. 'Deze expositie reflecteert op een indirecte manier, zeg maar onbewust, onze kunstcollectie', vertelt Enny Verhey, adviseur Beeldende Kunst en voorzitter van de Centrale Kunstcommissie van de Delta Lloyd Group. 'Belangrijk is dat het door ons verzamelde werk niet voorspelbaar is. Het is vaak figuratief of op de een of andere manier herkenbaar, maar wel altijd op een verrassende manier. Uitgangspunt voor onze collectievorming is dat het werk ergens over moet gaan zonder dat dit direct duidelijk is.’
'Daarom is het meest bijzondere werk uit onze collectie een sculptuur van Guido Geelen. Het is 5 meter hoog met een doorsnee van 2,5 meter en het staat in de centrale hal van de Mondriaantoren in Amsterdam. Het is een in-situ-sculptuur en speciaal voor deze plek gemaakt. Geelen moest voor deze opdracht rekening houden met verschillende omgevingsfactoren. Zo heeft de hal zowel ronde als rechthoekige vormen, is het tegelpatroon van de vloer streng geometrisch en het plafond sterk gedefinieerd.'
Geelen vertaalde de vraag naar een boom van steiger-pijpen waarin de levensloop van mens en dier zichtbaar wordt in alledaagse, van keramiek gemaakte, voorwerpen als telefoon, hond en stofzuigerslang. Op de aardkleurige chamotteklei bracht Geelen hier en daar goudluster aan. 'Hierdoor is een stralend, sterk en attractief beeld ontstaan', vindt Verhey.
Niet iedereen was er in het begin even gelukkig mee. Sommige medewerkers vonden het beeld ronduit kitscherig of begrepen niet waarom de kunstenaar steigerpijpen had gebruikt. Tekst en uitleg van de kunstcommissie was en is nodig. Verhey: 'Vorig jaar organiseerden we daarom voor Delta Lloyd-medewerkers een korte cursus kunst kijken & kunst kopen. Voor 2008 zijn er rondleidingen voor het personeel geagendeerd en is er het plan om elk kwartaal de aangekochte werken te tonen.'Religieuze kunst is weer een thema
Religieuze kunst is weer een thema
26 april 2008, Brabants Dagblad (Gerrit van den Hoven)
Groep expositie - 21 jaar Hedendaagse Religieuze Kunst
Na 21 jaar weer veel moderne religieuze kunst in museum Uden.
UDEN - Religieuze kunst is weer een thema in Nederland. Het heeft zeker te maken met de opkomst van de islam. We kunnen veel, zo niet alles zeggen over het christelijke geloof, maar over de profeet Mohammed mogen kennelijk geen grappen worden gemaakt. Die ontwikkeling heeft er mede toe geleid dat kunstenaars weer meer aandacht krijgen voor de christelijke traditie en beeldvorming. En die ververste blik zorgt er dan weer voor dat christelijke fundamentalisten zich gekwetst voelen. Dat bleek recent in Tilburg, waar een op de kruiswegstaties gebaseerd kunstwerk van Jeroen de Leijer en Nick J. Swarth tot felle protesten uit christelijke hoek leidde.
Het Museum voor Religieuze Kunst in Uden en - sinds enkele jaren - het Catharijneconvent in Utrecht zijn de enige instellingen in Nederland die hedendaagse religieuze kunst verzamelen. Het Udense museum laat nu, als een vervolg op een expositie in 1987 zien welke kunst de afgelopen jaren is aangekocht. De collectie moderne religieuze kunst in Uden ontstond tegen de stroom in. De angst om een kunstenaar zo als een -religieus te stigmatiseren, was groot en zorgde ervoor dat het museum nauwelijks naar buiten trad. In 1987 werd met steun van toenmalig minister Elco Brinkman van Cultuur een groot aantal kunstwerken aangekocht van traditioneel werkende kunstenaars als Frans Verhaak en Albert Troost. Dat vormde het startpunt van de collectie waarvoor jaarlijks 20.000 euro voor aankoop beschikbaar is. Met bruiklenen en schenkingen wordt die collectie verder aangevuld.
Soms is het problematisch om aan te geven wat religieuze kunst nu precies is. De in opdracht van kerken gemaakte kunst ging in de jaren zestig roemloos ten onder. Wat daarna voor religieus doorgaat, is pluriform. Bij de kunstenaars van de Tilburgse School, waar Paul van Dongen en Marc Mulders hun schouder onder zetten, is het wel duidelijk. De kunstenaars zijn religieus en het werk is gebaseerd op een katholieke traditie. Maar in het geval van de Surinaamse Natasja Kensmil bijvoorbeeld is het een stuk lastiger. Van haar kocht het museum in Uden in 2003 een donker schilderij dat gaat over haar voorouders en hun geloof in geesten. Ook Bas Meermans 'Thomas' uit 2007 is eerder homo-erotisch dan religieus. Een man voelt aan het lichaam van een andere man, in een scène die verwijst naar het verhaal van Thomas, de apostel die pas wil geloven dat Jezus is opgestaan als hij het zelfheeft gezien.
De collectie in Uden bevat een aantal belangrijke werken. De spraakmakende kunstwerken van Jacques Frenken uit de jaren zestig, bedoeld als een protest tegen de verkwanseling van beelden door de katholieke kerk, vormen een ijkpunt. He Udense museum bezit ook fotoseries van Marrie Bot over het religieuze leven.
Madonnahaspel 21 jaar Hedendaagse Religieuze Kunst, Museum voor Religieuze Kunst, Vorstenburg 1 in Uden. Van 26 april t/m 20 juli, open di t/m zo 10-17 uur.Hedendaagse Keramiek in Nederland
Hedendaagse Keramiek in Nederland
Piet Augustein
Groep expositie - Top Stukken, Hedendaagse keramiek in Nederland
Beeldend kunstenaar Guido Geelen geldt in de wereld van de keramiek als een buitenbeentje. Enerzijds is hij een voortrekker die voortdurend bezig is grenzen te verlegger en voor zijn beelden de materialen kiest die het beste passen bij de ideeën die hij heeft voor de uitvoering ervan. Met zijn onorthodoxe beelden heeft hij aan het traditionele materiaal klei vernieuwende impulsen gegeven. Anderzijds werkt hij graag met klei en kreeg voor zijn werk in 2006 zelfs de Nederlandse Keramiekprijs 200$. Zijn standpunt "Ik heb me altijd afgezet tegen de keramiekwereld" viel in die keramiekwereld dan ook niet altijd in goede aarde. Maar juist die vernieuwende impulsen, die frisse manier van omgaan met het materiaal, waren voor de jury aanleiding voor het toekennen van de prijs.
"Ik kan geen vaas maken", zei Geelen in een interview met Annemiek Engels (Keramiek, juni 2006). "Alle prachtige vazen zijn ooit al gemaakt. Het fenomeen vaas, daar wil ik iets mee doen." En dat iets resulteert al enkele jaren in beelden waarin bloemen geplaatst (kunnen) worden. Platina boomstammen met glazen cilinders waarin bloeiende takken zijn geplaatst (2006), een stierenkop met drie glazen cilinders in de nek op de plek waar een stierenvechter speren steekt (2003), gouden dierschedels met maïs vaasbeeld (2003), een hertenschedel met twee delen van een gewei (2005) en een achtdelige mannenfiguur (Anatomische les, 2005) waar op verschillende plaatsen verse bloemen groeien uit glazen cilinders. Omdat zijn beelden niet geglazuurd worden gebruikt Geelen cilindervormige laboratoriumbuizen om water voor bloemen in te doen. Maar hij giet ook bloemen af in brons en aluminium en combineert deze in tentoonstellingen met schilderijen en meubilair dat in situ aanwezig is. Of hij decoreert klassieke consolebeelden met goedkope plakplaatjes van romantische landschappen. Zijn beelden verenigen een groot aantal tegengestelde elementen in zich en zijn tegendraads en uitdagend, speels en oogstrelend, weerbarstig en verleidelijk, ambachtelijk en industrieel, eenvoudig en complex en zoeken de grens op tussen kunst en kitsch.
Ook in vroeger werk gebruikte Guido Geelen klei als materiaal. Boter, kaas en eieren (Robbelien K 015, halftransparant glazuur, 1988) is een editie van negen tulpenvazen, elk bestaande uit drie delen. In het beeld decoreerde hij kruislings gestapelde balken met transfers van Delftsblauwe tegels met molens, weilanden en zeilbootjes. Zonder titel (C.T. 55/23,1989) is een uit 49 delen bestaand beeld van bloempotvormen, Zonder titel (K115, 1989) bestaat uit 24 liggende balkvormige delen die zijn opgebouwd uit verschillende ornamenten en in Zonder titel (C.T. 55/15, R&S 63855 zwart, R&S 93602 wit, 1990) heeft Geelen een verzameling aangelegd van figuren uit de grafische industrie. Hij ontleende die aan de bestaande vormen van de Letraset, maakte sjablonen van de vormen en plaatste die op de spuitmond van de kleimachine. Er ontstonden letters en alledaagse voorwerpen die in kleiblokken zijn samengeperst.
Uit "Hedendaagse Keramiek in Nederland" (pag. 110/111)
geschreven door Piet Augustein
ISBN 978-90-803810-4-9Psalm 95, preek viering aan het water
Psalm 95, preek viering aan het water
Groep expositie - Iconen uit de LINK collectie
Denkt u voor de Viering vast na over de volgende vragen a.u.b. 1) Hebt u dit jaar wel eens geen geld gehad om te eten?
2) Zou u blij zijn, als uw beste maatje straks dodelijk door de bliksem werd getroffen?
3) Woont u in een gebied waar momenteel oorlog heerst?
4) Hebt u dit jaar al eens een complimentje gehad? Welk?
Als u hier drie keer NEE op hebt geantwoord en 1 keer JA, dan behoort u tot de 10% grootste geluksvogels van de wereld. Hebt u twee keer nee moeten zeggen en twee keer ja, dan leidt u een normaal leven. hebt u een andere score, dan adviseer ik u na de dienst even met mij te komen praten!
5) Wie hebt u afgelopen zomer een geweldige en fraaie verrassing bezorgd? Welke?
6) Hoeveel geld hebt u dit jaar uitgegeven aan goede doelen en hoeveel aan vakanties of andere verwennerij. BVV versus VVB (Willen deze mensen even gaan staan?)
7) Hoe vaak hebt u dit jaar geklaagd over de Kerk?
Is dat vijf keer of meer, dan is het verstandig om eens een brief aan de kerkenraad te sturen voor een goed gesprek. Is dat precies 5 keer dan is er niks aan de hand en hoeft u niks te doen. Hebt u echter minder dan 5 keer over de kerk geklaagd, dan kunt u trots zijn op uw kerkenraad en mag u wel eens een flesje wijn of bosje bloemen sturen aan een willekeurig kerkenraadslid. Daar hoort de dominee ook bij trouwens!
Nu denkt u misschien, waarom vraagt hij dat allemaal. Dat zal ik u vertellen. Ik zat vorige week onder het Lancester op het Damplein en naast mij zat een echtpaar met een kind. Ze hadden koffie besteld met een zo te zien heerlijk gebakje en zaten daar zwijgend en schijnbaar ongeïnteresseerd van te eten. Het kind kroop en liep rond tussen de tafeltjes en zat te sjansen met alle bezoekers. Op dat terras toverde dit kind bij veel andere gasten een brede glimlach op het gezicht. Maar niet bij de ouders. Je zag hun tanden alleen, als ze verveeld een hapje namen. Hij had wel wat, modern kapsel, hippe kleren, maar ik geloof niet dat hij zich had opgedoft voor zijn vrouw. Hij leek met zijn gedachten in een totaal andere wereld. En zij…zij had een verstrakt gezicht. Misschien was ze best aantrekkelijk geweest, als ze zou lachen, maar dat deed ze niet. Wel was zij de enige die probeerde hun kind af en toe nog enige aandacht te geven, als het bij de tafel van de ouders ging staan. Wat een diep ongelukkig gezin, dacht ik. Zouden ze er niet veel beter aan toe zijn geweest, als ze op zondag onze zeven vragen hadden beantwoord?Inleiding op Psalm 95
Nog even over dat echtpaar bij het Damhotel. Ik kon het niet laten om mij een beeld te vormen van hun leven. Het leken me vakantiegangers, die na een drukke periode eindelijk weer eens tijd voor elkaar hadden. Het hele jaar hadden ze vooral hun eigen leven geleid en nu waren ze ineens weer op elkaar terug geworpen. Je ziet dat vaak: mensen die een relatie hebben uit gewoonte. En zolang er geen schokkende dingen gebeuren, vieren ze gewoon hun 12 of 25 jarig huwelijk. Gewoon omdat het zo gaat. En zolang er reuring is met vrienden of familie gaat dat ook allemaal prima, maar dan ineens ben je samen op vakantie in Edam. En ineens zit je samen op het terras. En ineens denk je: is dit nou het leven waar ik van droomde? Is dit alles? Die man realiseert zich ineens dat hij de hele dag aan zijn buurvrouw denkt of aan zijn vrouwelijke collega. Leuke meid! Elke vrouw in Edam doet hem verlangen naar haar ogen, haar benen, haar hand op zijn borst. Vandaar dat hij zo afwezig is! En zij? Ze voelt de afstand. Een afstand van twee meter lucht. Hoe zwaar kan leegte zijn! Hoe lang een korte afstand! Zo zwaar dat ze niet bij machte is het tij te keren. Wat is er toch gebeurt met hun liefde?
Ik weet niet, hoe dat bij u is. Maar één ding weet ik wel: wij zijn allemaal omgeven door echtparen, die elkaar niks meer te vertellen hebben. Omgeven door duizenden stelletjes, die ’s avonds in bed stappen, in slaap vallen zonder nog te denken aan een zoen voor de nacht.
Laat staan dat er nog samen gebeden wordt of gevreeën. Nog niet zo lang geleden stond er een dominee in de krant, omdat deze zijn gemeente had gevraagd: bedrijf toch minimaal één keer per week de liefde! Een mooie Bijbelse gedachte.
We zijn omgeven door allemaal echtparen, die elkaar niks meer te vertellen hebben. Maar waar is het nou stuk gegaan bij dat echtpaar onder het lancaster. Je kunt daar natuurlijk allemaal redenen voor verzinnen, maar ik denk dat er één belangrijke reden uit zal springen. Een oorzaak die psalm 95 ons vandaag onthult. De teleurstelling in elke relatie begint bij de verwachtingen, die je koestert. Ik zie dat ook vaak bij bruidsparen. Heel veel mensen beginnen hun relatie met de gedachte dat ze volmaakt gelukkig zullen worden. Volmaakt gelukkig, dat is toch de droom van iedereen. Ik kom daar straks op terug. Maar ik kan jullie nu al zeggen: het volmaakte geluk zal niemand ooit bereiken. En dat besef wil Psalm 95 ons vandaag duidelijk maken. Niet om ons te deprimeren, integendeel. De dichter van Psalm 95 doet dat om ons het volmaakte geluk zo goed mogelijk te laten benaderen. En onze dichter doet dat als volgt. Hij heeft het trouwens niet over een echtpaar, maar het zou me niet verbazen, als hij dezelfde ervaring achter de rug heeft als die man en vrouw onder het Lancaster.
De dichter gebruikt echter een ander voorbeeld. Hij beschrijft hoe een groep pelgrims op weg gaat naar Jeruzalem. Ze zijn er helemaal vol van. In religieuze extase! Ze zien zichzelf al door de poorten treden van het Godshuis. Ze bezingen God in liederen met de hoogste lof. Ja, deze pelgrims zijn op weg om volmaakt gelukkig te worden. Maar dan klinkt ineens de stem van een profeet. … Nee Engele, stop! Dat komt straks. Maar, lieve mensen, wees hier even op bedacht. Met de tekst die ik nu ga lezen neemt onze dichter de al te vrome gelovigen een beetje op de hak. Het is een parodie, een in de maling nemen van mensen, die menen binnenkort het volmaakte geluk binnen te kunnen treden. Een parodie en ik ik lees ‘m voor:Psalm 95 (vertaling ds. Engele Wijnsma)
Kom, laten wij jubelen voor de Ene, juichen voor de rots van ons heil.
Laten wij hem naderen in dankbaarheid,
muziek maken ter ere van Hem.
Want de Ene wordt met recht ‘God’ genoemd!
De Ene is als een koning, machtiger dan alle andere goden!
Zijn handen omsluiten de diepten der aarde;
ook de bergtoppen behoren hem toe
Hem behoort zelfs de zee; hij heeft die gemaakt.
En ook het droge werd gevormd door zijn hand.
Ga naar binnen, laten we buigen in eerbied!
Laten we knielen voor de God die ons schiep!
Ja, voor ons is hij God met een hoofdletter.
Zoals een herder de schapen naar de beste weiden voert,
zo leidt de Ene ons leven ten goede.
Laten we luisteren naar zijn stem!Inleiding op deel 2 van Psalm 95
Het begin van psalm 95 is een parodie, een in de maling nemen van mensen die menen binnenkort het volmaakte geluk denken te bereiken. Eindelijk de tempel van Jeruzalem binnen treden, eindelijk die bungeejump, eindelijk de seks van je leven. Maar dan klinkt ineens de stem van een profeet. Hij zegt: jullie mensen zijn alleen maar bezig met je eigen “genoegen.” Weet je wel dat God walgt van al die mensen die steeds lopen te klagen, terwijl ze alles al hebben wat nodig is. Weet je wel, dat God er onpasselijk van wordt dat je helemaal opgaat in je eigen verlangens, je eigen extase. Of het nou de kerkmuziek is – o wat zingen we toch mooi- je verzameling plaatjes van Ferrari –ik word zo warm van dat rood van Ferrari!- je loeren naar het succes van een ander: als ik nu ook maar één keer…God walgt er van.
Je hebt toch alles al wat je nodig hebt. In Gods schepping is voor iedereen genoeg, maar niet genoeg voor ieders hebzucht! God heeft hele andere plannen met de wereld. En dus herinnert Gods profeet onze vrome pelgrims uit Psalm 95 maar eens fijntjes aan de tijd van Mozes. Toen de mensen voortdurend klaagden over hun lot…terwijl ze notabene net bevrijd waren uit de slavernij. Hij herinnert de pelgrims uit psalm 95 nog eens fijntjes aan Meriba en Massa. Namen die Mozes had gegeven aan de twee plaatsen waar het volk stond te klagen. Te klagen en het idee hadden zelf zeker te weten wat hen volstrekt gelukkig zou maken. Meriba is Hebreeuws voor: twist, ruzie. Massa betekent beproeving. Geen sympathieke namen voor de plaatsen waar Gods volk zat te morren. Luisteren we naar onze internistische profeet uit Purmerend.
‘Raak niet verhard, zoals ooit de mensen bij Meriba,
in de tijd van Mozes. Maak geen ruzie, zoals Israël
destijds bij Massa, in de woestijn,
God zei toen:
“Jullie voorouders stelden mij toen op de proef.
Jullie tartten mij, terwijl je toch wist wat ik voor je deed.”
God zei toen:
“Veertig jaar heb ik weerzin en walging gevoeld.
En ik moet zeggen: zij waren dwalend van geest.
Mijn wegen wilden ze niet kennen.”
Het was zo erg, ik heb in mijn woede gezworen”:
‘Nooit vinden ze rust, zelfs niet bij mij!”
Meriba = twist, ruzie (Hebreeuws)
Massa = beproeving (Hebreeuws)
Dit zijn namen, die Mozes gaf aan de plaatsen, waar het volk Israël in opstand kwam tegen God tijdens de veertig jaar dolen in de woestijn.Gemeente van onze Heer, Geliefde kinderen van God,
Op de achterkant van uw liturgie ziet u een bijzondere vaas, gemaakt door de kunstenaar Guido Geelen. Het is één van de vele topstukken, die momenteel geëxposeerd worden in onze Grote Kerk. Vertel eens, wat vind je van deze vaas?
Ik vind het een pracht ding, maar niet alleen om het uiterlijk, ook om het verhaal, dat de kunstenaar met deze vaas wil vertellen. Guido Geelen maakt nooit zomaar een sculptuur. Zijn beelden willen altijd een kritisch of ironisch signaal geven. Een boodschap om nog eens over na te denken. Aan deze vaas vallen drie dingen op.
1. Oud Hollandse regeltjes: dit is een verwijzing naar onze Hollandse huiselijkheid. De tulpen in de vaas onderstrepen die associatie.
2. De vaas heeft de vorm van een kruis. Gecombineerd met het vorige, elk huisje heeft zijn kruisje. En als je heel goed kijkt, als je inzoomt op de tegeltjes, dan zie je die gedacht terug in de vele barsten en scheuren in het tegelwerk.
3. En tenslotte: de puntige uiteinden, die als richtingwijzer alle mogelijke koersen aanduidt. Naar links naar rechts naar voor naar achter.
Als je 1, 2 en 3 optelt dan kan ik de boodschap van Guido Geelen niet anders uitleggen dan zo: Pas als je beseft dat je leven zo is als het is, als je het leven neemt zo als het is, pas dan komt je leven tot zijn recht. Wees nou maar gewoon trots op wie je bent en op wat je hebt en denk niet dat het geluk elders ligt. Streef niet naar het volmaakte geluk, verwacht niet te veel van de extase. Gelukkig zijn, je gezegend weten, dat begint met accepteerden dat het is zoals het is. Met alle breuklijnen die daarbij horen. En als je dat onderkent, dan kun je verder. Dan kunnen de bloemetjes buitengezet. Dan Die richtingwijzers, weet je nog, dan kun je alle kanten weer op.
Voor ons echtpaar onder het Lancaster had ik weinig hoop. Niet dat ik een pessimist ben, maar hij leek mij verliefd op een ander met zijn hippe kleren en zijn wat jeugdiger coupe. En zij was niet in staat het tij te keren. En zo’n zuurpruimerig hoofd doet er dan ook geen goed aan. En nog steeds denk ik: wat jammer! Zo’n lekker gebakje, maar ze genoten er niet van. Zo’n leuk kind, maar ze hadden er geen oog voor. Zo’n leuk stel: en elkaar volledig kwijtgeraakt. Ooit dachten ze samen volmaakt gelukkig te worden. Maar volmaakt geluk bestaat niet. En nu denken ze gelukkig te worden door uit elkaar te gaan. Maar ook volmaakt scheiden komt niet in de boeken voor. Dat wordt Maas en Meriba, Twist en Beproeving.
Dat echtpaar, die vaas en psalm 95: ze vertellen alle drie hetzelfde verhaal. Met dien verstande: dat psalm 95 ook nog een uitweg biedt. Een beproefd recept om uit deze situatie te komen. Laten we daarom nog even goed naar deze tekst kijken.
In het eerste deel maken we kennis met mensen op pelgrimspad. Het is één en al Halleluja. Ze laten alles achter om straks in de tempel in religieuze extase te raken. Net als die man op het Lancaster, die zijn vrouw en kind wil verlaten, denkend volmaakt gelukkig te worden met die ander. Net als het volk Israel dat net door God bevrijd uit de slavernij niet dankbaar is, maar klaagt over het eten en drinken. Alle drie klagen ze over hun leven en hebben moeite de breuken en barsten in hun leven een plaats te geven. Laat staan dat ze er de schoonheid van in kunnen zien. Ze missen de opgewekte kijk van een Annie Luten, die ooit zei: ik ben zo blij dat ik blaasontsteking heb. Want dan hoef ik ten minste niet bang te zijn om dat te krijgen.
Maar goed, laat ik bij het voorbeeld van de psalm blijven, want bood immers een uitweg uit de misère. Onze pelgrims verlangen naar hun extase in de tempel. Ze dromen van de herder, die hen naar de beste weiden voert. Daar straks, dan hebben we de schaapjes op het droge. Dat is het moment waarop we volmaakt gelukkig zijn. Dan hebben we alles wat ons hartje begeert. Maar God walgt van dat verlangen. En de dichter maakt die walging van God wel heel menselijk. Hij legt De Eeuwige woorden in de mond, die ik niet graag voor mijn rekening zou nemen. “Ik heb in mijn woede gezworen, nooit vinden ze rust, zelfs niet bij mij!” heftige taal, maar daarmee zet de dichter de boel wel op scherp. De zoektocht naar de schaapjes op het droge, de zoektocht naar gras dat bij de buren groener lijkt, de zoektocht naar het volmaakte geluk, het is een heilloze weg! En er is maar 1 uitweg, als je bent vastgelopen in dat heilloze verlangen. En da is: raak niet verhard, maak geen ruzie. Dus geen Meriba en Massa. Verhardding stoot af, ruzie brengt enkel verwijdering. De enige uitweg is deze: vers 10: Ken Gods wegen. Ga Gods wegen. Niet langer dwalend zijn van geest. Mooi beeld, vind ik dat: dwalend van geest. De enige uitweg is deze: Ken Gods wegen. Ga Gods wegen.
En dan denk je misschien: hoe ziet die weg eruit? Moet ik dan aan de Tien Geboden denken. Ik zou zeggen: ja, denk daar maar aan. Maar je kunt ook kijken Jezus. Naar zijn manier van leven. Altijd gericht op vergeving en verzoening, altijd geneigd de spanningen weg te nemen met een grapje of een woord van wijsheid, Altijd mikkend op bekering: dus mikkend op een andere manier van kijken. Ken Gods wegen. Ga Gods wegen. Niet alle schaapjes zul je op het droge krijgen, want er zullen altijd weer nieuwe schaapjes komen, nieuwe verlangens. Volmaakt gelukkig zul je er niet van worden. Volmaakt geluk bestaat immers niet. Maar je komt wel een heel eind. En wie weet: misschien ga je ooit de ander weer met nieuwe ogen zien. En wie weet worden wij meer en meer omgeven door echtparen, die elkaar weer wat te zeggen hebben.
Amen.Handwiel, Bij de VPK-jaarpenning 2008 van Guido Geelen
Handwiel, Bij de VPK-jaarpenning 2008 van Guido Geelen
September/oktober, De Beeldenaar (Mirjam Mieras)
Project - Jaarpenning 2008 VPK
Kraanwater vult de holtes van de plastic mal tot aan de rand. Het transport naar het vriesvak verloopt zonder de waterspiegel uit het oog te verliezen. Naast het bladerdeeg landt de mal. Rest nog het sluiten van de kleine pool, het toedrukken van de koelkastdeur en het opdweilen van wat gemorst water. Hoe lang neemt het bevriezen van 6x3 ijsblokjes? Het kleinood is gereed. De mal is gevuld met klompjes barre kou, het lossen kan beginnen: zorgvuldig onder een straaltje venijnig heet water uit de kraan of wat bruter: door de mal te torderen of ermee op het aanrecht te slaan, waarna achttien strakke klontjes boordevol ijsbloemen te voorschijn schieten. Guido Geelen (Thorn, 1961) maakt beelden die getuigen van eerbied en dwarsheid. Weloverwogen, maar met respect voor toeval gaat hij te werk. Een gegoten beeld blijft zoals het uit de gietvorm komt. Geen lassen, niet zagen, ciseleren of patineren. In de zomervleugel van Geelens verblijf staan beelden opgesteld. Zijn werken zijn opgenomen in kunstcollecties, staan in musea en in de openbare ruimte. De beelden in zijn huis zijn representanten van het oeuvre. Op een houten tafel ligt een levensgrote koeienkop in gebakken klei met gaten doorboord. Er staat een barok-object opgebouwd uit kleine stukjes klei, overgoten met spiegelend glazuur. Een stapeling van samengeperst huisraad en dieren in rode klei vormt een manshoge muur. In de zomervleugel ('s winters trekt Geelen zich terug in de overige zeeën van ruimte) staat ook recent werk: tulp, roos en hyacint in brons of aluminium. Een bol met worteltjes, stengel, stevig blad en bloem geflankeerd door ontluchtingskanalen en tap. Wonen doet Geelen in ruimtes die aangenaam sober zijn als een white-cube-museumzaal. Bed, bank en bad vat Geelen op als sculptuur en staan midden in de ruimte. De wanden van zijn werk- en woonvertrekken zijn overwegend leeg, de lange eettafel is omzoomd met oude Gispen-stoelen, stapels servies staan in een stellingkast. Prullen en nostalgie bergt Geelen zorgvuldig op in houten transportkisten. Geestdriftig diept hij uit één van de keurig gestapelde kisten een fluwelen doos op. Hij toont het beeldje behorend bij de prestigieuze Dr. A.H. Heineken-prijs voor de kunst die hij in 2000 kreeg. Hoewel vakkundig gemaakt in zilver is het beeldje een toonbeeld van cliché. Omsmelten of vervormen achtte Geelen ongepast, het ding vond gelukkig een plek op de schoorsteenmantel van zijn moeder, maar keerde na haar overlijden terug naar hem. Het lijkt één van de weinige dilemma's waar hij nog niet uit is. Hergebruiken of koesteren? Tot op het bot gaat zijn ordenen. In het immense atelier, de centrale ruimte tussen de andere vertrekken, liggen in slagorde rijen gipsmallen op pallets. Er staat een keurige waspan op wieltjes. De ruiten zijn gelapt en het gras in de strakke tuin is pas gemaaid.Samenhang
Een mal omsluit exact het oorspronkelijke object zoals de bolster een kastanje. Door de holte van de mal te vullen met was wordt het oorspronkelijke object herschapen. Zou er massief gegoten worden, zoals bij ijsklontjes, dan wordt het beeld zwaar, kostbaar en raakt het, als gevolg van temperatuurverschillen en krimp, onbedoeld vervormd. Ingegoten was stolt aan de wanden van de mal en vormt een dun laagje dat sprekend lijkt op de buitenkant van het oorspronkelijke voorwerp. Het teveel aan was wordt weer uitgegoten. De holle replica in was laat zich makkelijk bewerken. Hier slaat Geelen zijn slag. Hij doorboort de waslaag waardoor we zicht krijgen op de binnenzijde van het beeld. Hij plaatst kleine figuurtjes op en in het beeld. Uit boomstammen snijdt hij de kopse kanten zodat ze hol blijken. Hij voegt voorwerpen samen tot een ogenschijnlijk onnavolgbare chaos en voegt gietkanalen toe. Het werk in was wordt vervolgens ingevormd in gietmassa, uit-gestookt en de ontstane holle ruimtes met vloeibaar metaal ingegoten. Hij maakt gebruik van alle mogelijkheden die het materiaal hem biedt. In zijn keramische beelden gebruikt hij popperige transfers en opzichtige glazuren. Hij borduurt voort op de traditie van keramiek en maakt van zijn beelden gebruiksvoorwerpen door in de gaten glazen bloemenhouders te plaatsen. Sculptuur wordt vaas.Geelen werkt nauw samen met experts in ateliers en fabrieken. Deze vakmensen bepalen o.a. hoe de gietkanalen, giet-technisch het beste kunnen lopen. Hun inbreng op het werk is dus niet onaanzienlijk en dat is precies wat Geelen beoogt. Materiaal en techniek hebben een intrinsieke eigenschap die bepalend is. Beperkingen zijn voor Geelen net zo inspirerend als mogelijkheden. Alledaagse voorwerpen ondergaan een gedaanteverandering. De sculpturen tonen de samenhang die Geelen in het alledaagse aanbrengt. In de hal van een bouwonderneming staat een beeld van twee bouwvakkers. Zij dragen de archetypische gereedschappen van bouwmeesters bij zich: passer, winkelhaak en troffel. Beide mannen bestaan uit een dunne laag brons die zichtbaar wordt dankzij de kieren in het beeld. Geelen confronteert de bonzen op het hoofdgebouw met de uitvoerders, door middel van een sculptuur die gaat over ambacht, over bouwen en over gieten.Handwiel
De penning die Guido Geelen voor de vpk ontwierp is een handwiel, een gietsel in aluminium uit een bestaande industriële coquillemal. Zo'n handwiel kennen we allen als kraan van een brandslang. Het wiel is opgebouwd uit vijf dunne segmenten metaal en vijf brede segmenten niets. De buitenrand meandert van spaak naar spaak en maakt het object sierlijk en functioneel. Vanuit het centrum van Geelens handwiel loopt een as met twee verschillende diktes. Op de dikke as kan het wiel staan, om de dunne as kan het wiel tollen. Liggen doet de penning diagonaal, op een van haar assen en op haar zij. Geelen werkt nooit in oplage en signeert zijn werk niet. Voor de vpk maakt hij voor beide een uitzondering. Op de buitenzijde van de penning staat een randschrift: handwiel 211*450 guido geelen vpk*2008. De tekst wordt op elke penning, letter voor letter met de hand ingeslagen. Iedere penning krijgt zijn eigen oplagenummer en gaat vergezeld van een geblokte washand waarop een afbeelding van de penning zelf is ingeweven alsook titel, maker, oplagenummer, opdrachtgever en jaartal van uitgifte. Het oplagenummer van het handwiel en de washand komen overeen. De washand werd vervaardigd in het Textielmuseum te Tilburg dat ontwerpers en kunstenaars graag de gelegenheid biedt te ontwerpen voor hun weefmachines. De jaarpenning 2008 gaat over het handwiel als archetype, oogt industrieel en is ook een persoonlijk werk dat gaat over Guido Geelen. Het past binnen zijn zorgvuldig opgebouwde oeuvre over gieten, over de eigenschap van materiaal, over ware grootte: één op één.
2007
Tentoonstelling sculpturist/beeldhouwer G.G. op D.S.M. - 09/2007
Tentoonstelling sculpturist/beeldhouwer G.G. op D.S.M. - 09/2007
Heerlen, 13-09-2007 (A.M.A. Groot)
Solo expositie - Guido Geelen, Sculpturen (Heerlen)
Met plezier heb ik ja gezegd op te vraag om als kunstliefhebber het woord tot u te mogen richten als introductie bij de opening van de tentoonstelling van de sculpturist/beeldhouwer G.G. op D.S.M.
Mijn dank voor de uitnodiging gaat naar de kunstenaar en bestuur van D.S.M., in het bijzonder de heer Jan Zuidam, voorzitter D.S.M. Kunstcollectie Kunstcommissie en ook naar Catharien Romijn, curator D.S.M. Kunstcollectie, voor deze uitnodiging.Afzien
Als kunstliefhebber aan het begin van de 21e eeuw is het afzien. Alle stromingen in de kunst die de 20e eeuw m.n. na 1945 heeft zien komen, werken op één of andere wijze door in hedendaagse kunst en kunstuitingen, waarbij de oriëntatie van de kijker – ik betrek dit op beeldende kunst – zwaar op de proef wordt gesteld.
Vergeet niet dat ik als een goedwillende amateur kijk, bereid te leren dat wel, maar wat komt er veel op je af …Kiezen
De keuze voor of tegen een kunstwerk, kunstenaar of kunststroming komt voor een
zeer groot deel uit een gevoel van binnen dat het werk of de man/vrouw bij je past, je intrigeert, het liefst in je hoofd binnendringt en voortdurend in de herinnering opduikt. Tegelijk zijn er thema’s die rond de keuze spelen: voor mij o.a. beleving van de werkelijkheid en positie van de mens in de wereld der mensen/dingen/in de tijd.
G.G. speelde al jaren op in mijn hoofd, totdat via wederzijdse kunstvriend Ronald Zuurmond een afspraak op het atelier in Tilburg tot stand kwam.
Dat atelier … u zoudt het moeten zien… DSM-laboratorium-kwaliteit gelijk met een ruimte beleving die voor mij tot dan toe uniek was.
En dan de man: open naar de vreemde snoeshaan die zijn privacy betreedt,
communicatief, professioneel maar bovenal bereid te delen.
In de afgelopen 2½ jaar heb ik de houding van G.G. altijd als zeer positief ervaren,zowel over werk, ’t leven, etc.: hij kent het woord onverschilligheid volgens mij niet.
Het nieuwe werk waar hij toen mee bezig was, gegoten aluminium en bronzen
bloemensolitairs c.q. boeketten, bleek verrassend vernieuwend en even fantasievol als het eerdere werk.
Opnieuw begreep ik mijn fascinatie voor zijn werk.Vormenrijkdom
De vormenrijkdom is er een waarin delen en fragmenten van voorwerpen, dieren,
bloemen en ook mens – delen (zoals u in deze expositie kunt zien) eerder verbonden dan gescheiden zijn in een schijnbare chaos, die gedisciplineerd geregisseerd en gemanipuleerd is en perfectionistisch uitgevoerd; delen elkaar vervolmakend in beelden die unieke inhoud en presentatie paren.
Het werk oogt esthetisch bij oppervlakkige beschouwing, nadere observatie levert fascinatie en roept vele vragen op over inhoud en betekenis, ook over materiaalkeuze
en over kunsthistorische perspectieven.
Ook de vraag of iemand die gaten in zijn eigen werk schiet beeldmaker of
beeldhouwer is, werd al eerder gesteld. Hij laat gietkanalen gevuld met gietmateriaal staan zonder er in te “houwen”.
Sterk aandachtspunt: het werk confronteert, laat zich niet eenvoudig duiden, maar is nooit moraliserend.
Ook getuigt het werk van liefde voor het vak en groot besef van verbondenheid met de werkelijkheid om hem heen, een werkelijkheid waarvan hij lagen van inhouden verbeeldt, die als gezegd blijven verrassen en intrigeren.Vitaliteit
G.G. durft het eigen werk te verbinden met al die belangrijke kunsthistorische voorbeelden waarvan hij ons als kijker nogmaals deelgenoot maakt. Hij kent zijn plaats in de galerij der kunsten en maakt met eigen vitaliteit aanspraak op zijn unieke aanvullende plaats daarin.
Het is speciaal de vitaliteit, naast een enorme fantasievolle creativiteit, vakmanschap – discipline incluis – en groot besef/inzicht in het kunstenaarschap, die mij, en ik hoop
ook u, als u deze beleving met mij nog niet deelde, het werk van G.G. tot een
verrijking van het bestaan strekt, zoals dat, denk ik, een groot kunstenaar betaamt.Vazen met tuiten
Gemeente Museum Den Haag
Groep expositie - Vazen met tuiten
De gestapelde tulpenvaas bestaat uit drie losse segmenten die op verschillende manieren te rangschikken zijn.
De vaas is samengesteld uit een rechthoekig en twee vierkante segmenten met piramidevormige uiteinden. De segmenten zijn op verschillende plaatsen doorboord waarin glazen cilinders zijn geplaatst om de bloemen in te steken. De segmenten zijn gedecoreerd met transferprints met Oudhollandse motieven van molens en schepen, op sommige vlakken loopt de voorstelling over het gehele vlak, op andere lijkt het meer alsof een tegel is afgebeeld, inclusief de hoekornamenten. De transferprints zijn in twee of drie losse delen opgebracht, waardoor er een scheur over de voorstelling loopt. De gaten tonen aan de binnenzijde de rode kleikleur.
Guido Geelen maakte van 2002-2006 deel uit van de Tilburgse School, een samenwerkingsverband van vijf kunstenaars (naast Geelen: Paul van Dongen, Marc Mulders, Reinoud van Vught en Ronald Zuurmond) die allen de behoefte kenden om vandaag de dag te werken met ambachtelijke technieken als aquarel en olieverf, klei en brons of glas-in-lood. De vijf kunstenaars gingen uit van het materiaal en de techniek om zo oude tradities nieuw leven in te blazen. Sinds kort is een ieder weer zijn eigen weg gegaan.
Geelens werk kenmerkt zich door een zoeken naar de relatie tussen vrije en toegepaste kunst. Hij is een beeldhouwer die met plastische materialen werkt. In zijn werk liggen ambacht en industrie dicht bij elkaar, of beter gezegd: gaan moeiteloos in elkaar over. De met de hand gegoten objecten krijgen door de herhaling een industrieel karakter, terwijl de afgegoten, industrieel vervaardigde objecten een rustiek karakter uitstralen (Den Besten). SBSamenwerking Guido Geelen en Piet Hein Eek
Samenwerking Guido Geelen en Piet Hein Eek
BOEK, Piet Hein Eek (pagina 347) Guido Geelen
Dit project, dat Eek samen met kunstenaar Guido Geelen uitvoert, lijkt een beetje op het samenwerkingsverband met zijn vrouw Jeanine (pagina 30 & 58) lang geleden. Guido gaat uiterst zorgvuldig te werk en concentreert zich op het kleinste detail, terwijl de ontwerper, gedwongen door de beperkingen van het productieproces, vaker keuzes moet maken. Voor dit project ontwikkelen ze speciale emballagesokkels waarop de beelden van Guido gepresenteerd en in vervoerd kunnen worden. Hij ervaart de samenwerking met Guido als zeer verfrissend. Soms is hij bijna jaloers op de grote zorgvuldigheid waarmee Guido te werk gaat en zijn extreme aandacht voor detail die zichtbaar is tijdens het werkproces en in het eindproduct.Eén van de dingen die beeldhouwers altijd fascineren, mijzelf daarbij inbegrepen, is de intieme relatie tussen sculptuur en sokkel. Brancusi (1876-1957) bijvoorbeeld, effende de weg voor Carl Andre, die tientallen jaren later sculptuur en sokkel samen liet smelten en deze zelfs reduceerde tof een metalen vloerplaat (1967) waar mensen overheen kunnen lopen. Een aantal jaren geleden ontwikkelde ik het plan om een sokkel voor een sculptuur te maken, die ook kon worden gebruikt als transportkist. Dan zouden er geen extra kosten voor verpakking en opslag mee gemoeid zijn. Op zich geen revolutionaire gedachte, maar dit was nog niet eerder vertoond in de kunstwereld. Als logisch gevolg daarvan, hoewel niet met opzet, klopt de verhouding tussen sculptuur en sokkel altijd, omdat de afmeting van de kist in rechtstreeks verband staan met die van de sculptuur, En omdat ik niet in de schoenen wilde gaan staan van de meubelmaker en vanwege het feit dat het een toegevoegde waarde had voor het concept om een goede ontwerper voor de sokkel te vragen, was de keuze snel gemaakt, ik vroeg Piet Hein Eek voor de klus.Ik maak al jaren mijn eigen voetstukken en sokkels, ik weet precies wat ik wil en ik wilde graag samen met Piet Hein werken om nieuwe presentatie-oplossingen te vinden. Het was een verfrissende ervaring om gezamenlijk nieuwe Ideeën uit te diepen. Mensen maken altijd een onderscheid tussen kunst en ontwerp, maar onze partnerschap brengt deze werelden op een succesvolle manier samen en dit is goed ontvangen. We hebben dezelfde manier van denken en op basis van Piet Heins tekeningen, reageren we heel snel op elkaar. Details zijn voor ons beiden belangrijk.Soms denk ik dat het voor hem moeilijk moet zijn om deze details te vertalen voor de eigenlijke makers, de medewerkers in zijn werkplaats. Ik heb de indruk dat ze niet altijd precies in de gaten hebben en voelen wat hij wil en het een verspilling van tijd en energie is om het goed te krijgen. Er gebeurt veel bij hem en er is veel afleiding en misschien zou het goed voor hem zijn, wanneer hij zichzelf meer tijd zou gunnen. Ik heb zeker tijd nodig om over mijn werk na te denken en om er, indien noodzakelijk, dingen aan te veranderen. Hij werkt door totdat hij bijna de deadline heeft bereikt, waardoor hij geen tijd meer heeft om veranderingen aan te brengen; ik denk echter wel dat hij een mens is die onder druk moet werken!Zijn werk staat prachtig in verhouding tot traditie, wat voortvloeit uit zijn geweldige materiaalkennis. Hij is vindingrijk, duidelijk en precies. De samenwerking met Piet Hein is geweldig. Wij zitten volledig op dezelfde golflengte. Hij heeft genoeg aan een half woord. Snel en efficient worden de uiterste grenzen van het gestelde probleem besproken en worden er beslissingen genomen. Dit proces is niet alleen zeer inspirerend, maar de uitkomst is vooral groter dan de som der delen.Biografie
Guido Geelen
1961 Born in Thorn, The Netherlands.
Lives and works in Tilburg
2006
Geen kunst zonder traditie
6 april 2006, Dagblad de Limburger (Wildo Smeets)
Solo expositie - Guido Geelen, Stil Leven
Het keramisch werk van Guido Geelen vindt gretig aftrek bij zowel verzamelaars als overheden, bedrijven en musea. Zijn succes staat hem toe vrijuit te oordelen over de kunstwereld. „De vrijblijvendheid op de academies is funest, de basis die de studenten meekrijgen, is prut.”
Soms staan de mensen op zondagmiddag met hun neus tegen zijn vensters geplakt. Dan vraagt hij ze vriendelijk doch dringend om weg te gaan. „Ja maar", luidt dan de verbaasde repliek, „u bent toch Guido Geelen?”
Dat hij als 'bekende kunstenaar' als publiek bezit wordt beschouwd, verbaast Geelen nog steeds. „Mensen kunnen zo onaangepast zijn. Ze lopen over de gazons, zetten hun auto op mijn parkeerplaats. Terwijl iedereen toch ziet dat dit privé-terrein is." Dus komt er binnenkort een rhododen-dron-haag om de inkijk te verkleinen, en een poort om parkeergrage automobilisten op afstand te houden.
Sinds 1997 woont en werkt Guido Geelen (Thorn, 1961) in een voormalige sociale werkplaats aan de rand van Tilburg. Het 3600 vierkante meter tellende bedrijfspand heeft hij in de loop der jaren naar zijn hand gezet. Voor bouwkundige oplossingen zorgde de in de stijl van de Bossche School werkende architect Peer Bedaux. Centraal in de geometrische bouw ligt het circa duizend vierkante meter grote atelier, ooit de opslagruimte van de sociale werkplaats. Het dak heeft hij een vijftal meter 'opgetild, zodat het daglicht van vier zijden binnenvalt. De werkplaatsen en kantoren zijn verbouwd tot woon- en expositieruimtes, die vaak ongemerkt in elkaar overlopen.
Geelen is zo'n kunstenaar die zowel bij kenners als bij het grote publiek in de smaak valt. In 2000 kreeg hij de Heinekenprijs voor de Kunst, eind vorig jaar de Nationale Keramiekprijs. Toch kwam zijn kunstenaarschap schoorvoetend tot stand. Als zoon van de hoefsmid in het witte stadje Thorn zat hem het ambachtelijke als het ware in de genen. Zijn eerste probeersels in de voor keramiek zo geschikte Maasklei bracht hij naar dakpannenfabriek Van den Boel, aan de rand van het dorp. Na de middelbare school ging hij niet naar de kunstacademie, maar naar de lerarenopleiding. Artistieke neigingen, alla, maar je moet er wel je brood mee kunnen verdienen. Eigenlijk vindt Geelen dat nog steeds. Jonge academiestudenten die „met grote mappen onder de arm interessant lopen te doen", hij kan er nog steeds fel over worden. Zoals hij ook veel kritiek heeft op de volgens hem van subsidies aan elkaar klevende kunstwereld. „Wie kwaliteit heeft, komt heus wel aan de bak. De klassieke zolderkamerkunstenaars die onopgemerkt blijven, bestaan niet meer. Talenten worden op de academies al gescout, sinds de komst van internet kun je de hele wereld laten zien wat je kunt." Met kunstacademies heeft hij weinig op, ondanks de gastdocentschappen die hij er vervulde. „De vrijblijvendheid op de academies is funest, de basis die de studenten meekrijgen, is prut. Maar wat wil je met kunstenaars die er als docent hun leven lang blijven plakken omdat ze een gezin hebben en een hypotheek. Een vast inkomen staat haaks op het kunstenaarschap. Ik weet niet wat ik volgend jaar verdien." De academies leveren volgens hem slecht onderlegde kunstenaars af. „Je merkt hetals je ze naar hun mening vraagt. Er komt niks zinnigs uit omdat ze niet eens de tradities kennen waar ze in staan." Geelen neemt zijn métier serieus. „Kunst doet een uitspraak. Als je werk dat niet doet, beschouw het dan voor mijn part als therapeutisch en hou het binnenshuis. Ik althans zit er niet op te wachten."
Geelens werk uit de jaren negentig bestond vooral uit collages: stapelingen van tv's, huisraad, toetsenborden, flessen, een hond, vaak in elkaar gedrukt alsof ze bestemd waren voor de shredder. Daarnaast maakte hij veel vaasachtige ensembles, samengesteld uit vissen, stofzuigers, telefoons, boeken en autobanden. Allemaal gebakken uit klei. In zijn vormen zit het werk van Geelen vol met afvalproducten, schedels, beenderen en verlepte bloemen. Vergankelijkheid blijkt een terugkerend thema, „maar het is geen truc die ik eindeloos tentoonspreid. Bij een keramist ligt het gevaar van serie-werk altijd op de loer, maar zo werk ik niet. Ik wil me elke keer weer binnenstebuiten keren, mezelf klem zetten voordat ik verder kan."
Hoe herkenbaar zijn werk ook is, op zijn tijd gaat het roer rigoureus om. Vaak tot frustratie van zijn omgeving. „De kunstwereld kan daar moeilijk mee omgaan, dan blijkt Guido Geelen ineens niet meer te duiden." Om die reden werkt hij al jaren niet meer met een vaste galerie. „Veel galeristen willen een claim leggen op een trucje dat je beheerst en er vervolgens met de helft van de opbrengst van door gaan." Ook hij heeft het meegemaakt dat de prijzen omhoog schoten, dat hij van expo naar expo holde. Die mallemolen heeft hij achter zich gelaten. „Op enig moment moet je mensen in dienst gaan nemen. Dat wil ik niet. Dan heb ik meer het gevoel dat ik gezinnen aan het onderhouden ben, dan dat ik kunstenaar ben. Je kunt dan wel je zakken vullen, maar dan gaat het niet meer om de kunst. Je bent dan een speelbal in een circus".
Geelen is in zijn werk altijd op zoek naar tradities; daarin voelt hij zich verwant met generatiegenoten als Marc Mulders, Paul van Dongen, Ronald Zuurmond en Reinoud van Vugt. Samen vormen ze de 'Tilburgse School': liever een pas op de plaats maken en af en toe achterom kijken, dan steeds achter het nieuwste van het nieuwste aanhollen. „Het werk moet een plek binnen de kunstgeschiedenis krijgen." Voelde hij zich vroeger vooral beeldenmaker, tegenwoordig durft hij zich beeldhouwer te noemen. Hoewel het stapelen van beeldelementen hem nooit los zal laten, is hij steeds meer bezig met het modelleren, in de traditie van de klassieke beeldhouwers. Zoals de liggende beelden die hij nu maakt voor de expositie Stil leven in het Frans Halsmuseum in Haarlem: herkenbare, maar broze menselijke lichamen. Her en der steken er laboratoriumbuizen uit die fungeren als vazen. Er komen verse snijbloemen in, die snel zullen vergaan. Nieuw leven en vergankelijkheid in één. In vormentaal en materiaalgebruik probeert Geelen een teloorgaande wereld een nieuwe ziel te geven. „Ik heb grote bewondering voor het werk van Folkert de Jong, maar ik maak geen beelden van piepschuim. Dat valt over twintig jaar uit elkaar. Ik ben eigenwijs en ijdel genoeg om te willen dat mijn werk mij overleeft."Van katholieke huize
Karel Schampers
Solo expositie - Guido Geelen, brengt de bloemen terug naar
Guido Geelen (1961) geldt in de wereld van de keramiek als een belangrijke voortrekker die voortdurend bezig is de grenzen op te rekken. Met zijn brutale en onorthodoxe beelden heeft hij aan het traditionele materiaal klei een vernieuwende impuls gegeven.
De bijzondere kwaliteit van zijn werk is dat het tegendraads en uitdagend is, maar tegelijk ook speels en oogstrelend. Altijd is er die gewaagde tegenstelling tussen stekelige weerbarstigheid en weldadige verleiding. Zo wordt een koeienkop van gebakken rode klei met veel gevoel voor ironie omgetoverd tot een bizarre bloemenvaas. Worden klassieke consolebeelden gedecoreerd met goedkope plakplaatsjes van romantische landschappen. Raken bronzen, met bladgoud bedekte irissen in hun Jordaanse opzichtigheid aan het grensgebied tussen kunst en kitsch. Worden twee levensgrote afgietsels van een man, die als door een aanslag in ruwe brokstukken uiteen zijn gereten, bijna vredig opgesierd met witte bloesem. Vooral in dit laatste beeld komt zijn katholieke afkomst onvervalst aan de oppervlakte: de niet te onderdrukken neiging om het pijnlijke en navrante toe te dekken met een deken van gesublimeerde schoonheid. Het is als de Heilige Mis, waarin het gruwelijke lijdensverhaal van Christus wordt opgefleurd met kaarsen, muziek, gezang, bloemen en goudbestikte kazuifels.Guido Geelen
Juni 2006, Keramiek (Annemieke Engels)
Solo expositie - Guido Geelen, Stil Leven
Een tentoonstelling Stil Leven in het Frans Halsmuseum, een expositie van bloemstukken bij Brutto Gusto in Rotterdam en de onthulling van een monument tegen zinloos geweld in Tilburg. Het zijn de presentaties van beeldend kunstenaar Guido Geelen (Thorn (L), 1961) in de maand mei 2006. Guido werkt dag en nacht. Hij beperkt zich niet tot een bepaalde techniek of materiaal. Het monument in Tilburg is in brons gegoten, de bloemen werden gemaakt in aluminium, brons en goud en de vaasbeelden zijn een combinatie van klei, glas en levende bloemen. Guido neemt keramiek niet als uitgangspunt. Toch kende de jury juist hém de Nederlandse Keramiekprijs 2005 toe.
Het juryrapport meldt dat het de vraag was, of Guido Geelen wel de nominatie voor de keramiekprijs zou accepteren. "Ik heb me altijd afgezet tegen de keramiekwereld", licht Guido toe. "Dan moet je je wel even afvragen of je mee wilt dingen naar een keramiekprijs. Toen ik vernam dat kunstenaars uit verschillende disciplines genomineerd werden, vond ik dat wel interessant. Ik bedacht me dat ik wel mee moest doen omdat ik anders zou ontkennen wat ik voor de keramiek betekend heb en beteken. Keramiek was voor kunstenaars lang een vies woord. Ik heb daar veel in losgemaakt. Als ik de nominatie had afgewezen zou ik dat hebben ontkend. De prijs kwam voor mij onverwacht. Ik vermoedde dat hij naar Rudy Uytenhaak zou gaan om keramiek en architectuur op de kaart te zetten. Er werd echter gekozen voor beeldende kunst, ledere prijs vind ik op zijn eigen manier op een bepaald moment belangrijk. Een nominatie accepteren betekent wel datje ook verplichtingen moet aangaan zoals het geven van een interview. Dat is de consequentie als je metzo'n circus meedoet."Hedendaagse kunst
Op de vraag waarom de jury traditionele keramisten niet vernieuwend noemt, antwoordt Guido: " Keramisten zijn vaak heel goed in keramiek als techniek. Dat wil niet zeggen dat ze goed zijn in beelden maken of ontwerpen. Keramiekbladen interesseren mij niet. Ik doe er geen inspiratie uit op. Bij iedere afbeelding zie ik wat er niet goed is. Het is prima dat die bladen er zijn, maar alles wat ik zie is oninteressant. Keramisten kijken te weinig om zich heen en laten zich niet door goede kunstenaars inspireren. Het is een cultuur waar ik me niet in thuis voel. De wijze waarop de groep keramisten zich manifesteert en profileert kan veel beter. Die verschillende disciplines bestaan eigenlijk niet meer. Je hebt het tegenwoordig over hedendaagse kunst. Eerst zoeken naar een goed concept en daarna pas aandacht voor ambachtelijkheid. Veel keramisten willen kunst maken zonder bekend te zijn met dit gebied. Ze doen pogingen om de keramiek te verlaten en zich aan te sluiten bij de beeldende kunst. De diepte van die oceaan onderschatten ze echter.
Dat vaasje kennen we wel. Het wordt snel gefröbel. Maar het moet een sculptuur worden. Ik kan geen vaas maken. Alle prachtige vazen zijn al ooit gemaakt. Het fenomeen vaas, daar wil ik iets mee doen."Klei en glas
"Mijn vaasbeelden hebben geen glazuur vanbinnen", vertelt Guido, "Ik heb er cilindervormige laboratoriumbuizen ingestoken om water voor bloemen in te doen. Zo'n cilinder is voor mij de meest pure glasvorm die er bestaat. Op die manier heb ik klei klei gelaten en glas er apart aan toegevoegd. Voor een tentoonstelling in Frankrijk met het thema 'bloemen' maakte ik een ode aan Picasso. Als je meedoet aan een tentoonstelling in het buitenland kun je natuurlijk hier iets maken en daar naar toe brengen. Interessanter is om te kijken wat daar de historie is. Picasso heeft er geleefd en maakte stillevens met schedels en bloemen in kubistische stijl. Met zo'n kop wilde ik iets doen. Het werd een stierenkop met drie glazen cilinders in de nek op de plek waar een stierenvechter speren steekt. In de cilinders zet ik gelijke bloemen die per seizoen verschillen. Behalve de stierenkop maakte ik een schedel van een hert met ernaast twee delen van een gewei. Aan zo'n schedel zet ik dan wel een oor, rechtovereind, zodat het geheel niet helemaal 'dood' is. Daarna kwamen de mens- en boomfiguren."Monument
Echte bloemen per bos giet Guido in aluminium of brons of laat hij vergulden. "Van chrysanten houd ik niet zo, maar als kunstwerk vind ik ze het aantrekkelijkst. Gladiolen en rozen zijn lastig te bewerken en zonnebloemen wel het moeilijkst omdat daar veel ongedierte in zit. Voor de bloemen namelijk afgegoten kunnen worden moet ik zevoorzien van een waslaag om er vervolgens een gipsvorm van te kunnen maken. In was zetten lijkt eenvoudig, maar soms moet de hele bloem uit elkaar om daarna met stokjes verstevigd te worden. En dan kan het alsnog gebeuren dat de steel rot of er beestjes tevoorschijn komen waardoor de waslaag breekt. De eerste bloem maakte ik voor het monument ter nagedachtenis aan Marietje Kessels, een elfjarig meisje dat in 1900 in Tilburg in een kerkgebouw na ontucht werd omgebracht. Het monument bestaat uit een hinkelbaan voor kinderen, een haan als symbool voor waakzaamheid en twee bidstoelen waarvan een versierd met aronskelken. Ik dacht eerst aan een lelie als Mariabloem. Die bloem vond ik in brons echter op prikkeldraad lijken. Het werd toen de calla ofwel aronskelk die een rondere vorm heeft en wat erotischer is. Het tweede herdenkingsmonument dat ik mocht ontwerpen was het gedenkteken tegen zinloos geweld dat net gereed is gekomen. Twee geweldsdelicten waren voor het gemeentebestuur aanleiding hiervoor 35.000 euro te reserveren. De overige 75.000 euro moest door inzameling van kleine bedragen door de bevolking bijeengebracht worden om zoveel mogelijk mensen bij de totstandkoming te betrekken. Ik heb een in brons gegoten antieke kabinetskast bedacht waarin herinneringen aan slachtoffers van geweldsdelicten gelegd kunnen worden. Het is niet zo dat het realiseren van het tweede monument emotioneler was dan het eerste vanwege het tijdsverschil van een eeuw. In het eerste geval ging het om een kind en dat blijft altijd aangrijpend. Het is mooi dat je gevraagd wordt voor een goed doel, maar het is natuurlijk geen inkomstenbron."Tilburgse school
"Het is toch niet slecht om met Tilburg bezig te zijn?", merkt Guido op als hem gevraagd wordt of die stad niet erg veel aandacht van hem krijgt. "De Pont is hier toevallig, ik ben gevraagd voor de commissie openbare ruimte waar ik af en toe mag roepen wat ik van iets vind en ik vorm met een groepje van nog vier kunstenaars de Tilburgse School. Dat laatste is een gouden formule. Je stimuleert elkaar enorm en er komen hele mooie projecten uit voort. Maar ook werkt ieder voor zichzelf of samen met een ander als het zo uit komt. De Tilburgse school heeft niets gemeen met de Haagse school of zo. We volgen niet dezelfde stijl maar hebben wel dezelfde kijk op dingen. De naam is ons
gegeven als geuzennaam. We werken vanuit traditie en ambachtelijke technieken die zeer gevarieerd zijn. Veel van onze producten hebben iets te maken met geloof. En daarmee bedoel ik niet religie, maar spiritualiteit. Er is meer dan het hier en nu."Kunstenaar
Voor het Textielmuseum leverden Guido Geelen en Mare Mulders ontwerpen voor tapisserie en damasten tafelkleden. Dat de kleden in de aanbieding gingen, maakt Guido niet uit. "Zo kunnen mensen voor een redelijk prijs toch een kunstwerk kopen", vindt hij. "Om het monument tegen zinloos geweld te kunnen financieren heb ik net als vele andere kunstenaars een werk ingeleverd dat voor 200 euro is verkocht. Dat is ook geen geld. En ik heb voor een bank eenmalig honderd bronzen tulpen gemaakt voor een gering bedrag. Mijn standpunt is datje van je werk als kunstenaar moet kunnen leven. Toen ik van de academie kwam, heb ik van mijn startstipendium een oven aangeschaft en ben vervolgens financieel in het diepe gesprongen. Alles wat ik koop is voor de kunst. Het is niet goed te kiezen voor een huis of luxe. Waarmaken datje kunstenaar bent, is belangrijk. Je moet ook geen les gaan geven of kinderfeestjes organiseren om rond te komen. Lukt het niet om kunstenaar te zijn, dan moet je een ander beroep kiezen. Keramisten en beeldhouwers klagen nogal eens dat ze niets verkopen omdat beelden ruimtevreters zijn en zeggen dat schilders het veel gemakkelijker hebben. Dat is flauwekul. Wie een beeld mooi vindt, doet wel een stoel weg. Je moet geen excuus zoeken. Als je een andere baan neemt kun je keramiek altijd nog als hobby houden."Website
Dat de website van Guido in 2001 voor het laatst is bijgewerkt heeft niets te maken met kritiek vanuit zijn werk op de sterk op consumptie gerichte westerse maatschappij. "Die link had ik zelf niet gelegd", zegt hij lachend. "Ik heb er gewoon geen tijd voor om hem bij te werken en de oude opzet werkt gewoon nog. Ik kom steeds meer bekende kunstenaars tegen die hun website niet up-to-date hebben. Ik moet eigenlijk een hele nieuwe site opzetten, maar het maken van kunst gaat voor."Monument tegen zinloos geweld
Gemeente Tilburg
Project - Monument tegen zinloos geweld
In het algemeen beleidsplan dat de gemeente Tilburg voor de periode 1999-2002 eft vastgesteld was de oprichting van een monument tegen zinloos geweld opgenomen. Aanleiding vormden twee incidenten in Tilburgse uitgaanscentrum waarbij in 1996 Floris Sebregts en een jaar later Justus Hertig om het leven kwamen.
De Tilburgse kunstenaar Guido Geelen werd gevraagd een ontwerp te maken.
Omdat de gevolgen van zinloos geweld diep ingrijpen in het leven van het slachtoffer en zijn omgeving koos Guido Geelen voor een voorwerp dat in het privéleven thuishoort en bedoeld is om kostbare zaken in op te bergen. Hij stelde voor een antieke kabinetskast in brons te gieten De deuren van de kast staan open waardoor het de aanblik van een altaar krijgt.
Het monument biedt de betrokkenen van slachtoffers tegen zinloos geweld de mogelijkheid hun persoonlijke herinneringen een plaats te geven in deze kast. De herinneringen kunnen voorwerpen zijn die varieren van foto’s, knuffels, teksten tot voetbalschoenen. Iedereen die daar behoefte aan heeft kan voor het monument bloemen leggen of kaarsen branden.
Scholen kunnen het monument bij toerbeurt adopteren. Hiervoor is een lesprogramma ontwikkeld.
Het monument is geplaatst in de tuin aan de zijflank van de Heikese kerk waar ook het beeld van Mgr. Zwijsen staat. De tuin is opnieuw ingericht en het beeld van Zwijsen is naar voren geplaatst zodat het beter tot zijn recht komt. Tenslotte is er andere verlichting gekomen die de glas-in-lood ramen van de kerk beter zichtbaar maken. In de omgeving van de Heikese kerk zijn meerdere monumenten aanwezig zoals de gedenknaald Koning Willem II en het monument Koninklijke Ned. Brigade Prinses Irene.
In 2005 is er een actiecomité o.l.v. burgemeester Vreeman opgericht om het financieringstekort voor de realisering van het monument op te lossen. De stichting Tilburg tegen zinloos geweld voerde een actie genaamd "200.000 harten, één gedachte" om geld bij elkaar te krijgen en de boodschap over te brengen dat het monument van en voor alle Tilburgers is. Het monument is op 5 mei 2006 onthuld.
Guido Geelen (Thorn, 1961, woont in Tilburg) voltooide eerder het Marietje Kessels project in de Elzenhof in Tilburg. De gedachte om dezelfde kunstenaar te nemen lag voor de hand omdat er een link ligt tussen het Monument tegen zinloos geweld en het Marietje Kessels project.
Gebruik Monument tegen zinloos geweld.
Het monument tegen zinloos geweld heeft de vorm van een bronzen kabinetskast waarin iedereen die daar behoefte aan heeft een aandenken kan plaatsen ter herinnering aan een slachtoffer of een daad van zinloos geweld in Tilburg.
Indien u een aandenken in de vorm van een voorwerp, foto of brief wilt plaatsen in het monument tegen zinloos geweld dan kunt u dagelijks wanneer het hekwerk geopend is (tussen zonsopgang en zonsondergang) een voorwerp in de bovenste lade van de kast plaatsen. Elke dag (behalve zondag) zullen de toezichthouders van de gemeente Tilburg rond 11.00 uur het voorwerp in de kast plaatsen. U kunt een voorwerp anoniem in de lade leggen maar u moet wel in een begeleidend schrijven aangeven of u het voorwerp zichtbaar geplaatst wil hebben of onzichtbaar in de "buik" van de kast. Indien u liever het voorwerp onder begeleiding in de kast wilt plaatsen dan kunt u een afspraak maken en hiervoor bellen met de Toezichthouderspost: telefoon: 013-5838780. Gelieve er rekening mee te houden dat de kast niet waterdicht is.
De aandenkens die gedoneerd worden om in de kast te plaatsen worden op eigen risico afgestaan en mogen niet in strijd zijn met artikel 1 van de grondwet: "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Het is toegestaan bloemen te plaatsen en kaarsen te branden.De Tilburgse School& Piet Hein Eek: 'Ark van Noach' III
De Tilburgse School& Piet Hein Eek: 'Ark van Noach' III
Liesbeth de Jong
Groep expositie - De Tilburgse School, De Ark van Noach III
Bij een bezoek aan Museum De Pont te Tilburg bots je bijna onmiddellijk na binnen binnenkomst tegen de ‘Ark’ aan. Je kunt er moeilijk omheen. Ook letterlijk niet. Bijna ingeklemd tussen de muren van de doorgang naar de immense expositieruimte van het museum verspert het zwartgeschilderde gevaarte je als het ware de weg. Het heeft nog het meeste weg van een omgekeerde zeecontainer. Op ranke pijlers geplaatst, rust het op een ‘vlonder’, waar levensgrote diersculpturen onmiddellijk je nieuwsgierigheid opwekken. Doorboringen in de glanzende ‘huid’ tonen dat de wirwar aan bogen en uitstulpingen van kleine diersculpturen en in tact gehouden gietkanalen ook binnenin het lijf voortwoekert. Inmiddels heb je zo als vanzelf de spaarzaam verlichte binnenruimte van de ark betreden. Langzaam wennen je ogen aan het schemer en steeds ontdek je weer een ander schilderstuk of ets die er is opgehangen tegen de donkere achtergrond waarmee de ‘ark’ van binnen is bekleed. Een stilleven van dode vogels die aan een spijker aan de muur hangen te versterven. Symbolische verwijzing naar Christus aan het kruis. Elders directe beelden daarvan. Planten en bloemen in diverse stadia weergegeven, van kleurige zomertooi tot kaal en (schijnbaar) doods, brengen metamorfose en de kringloop van het bestaan tot uiting.
Maar ook die achtergrond zelf onthult. Het zwart laat een stortvloed van beelden over ondergang en lijden maar ook beelden van hoop en troost in flarden fotocollages bovendrijven. Het totaal ontvouwt een schouwspel dat in lijn met het oerverhaal van Noach’s ark wil ‘vertellen’ van behoud en belofte ondanks chaos en vernietiging.
De vijf kunstenaars (Paul van Dongen, Guido Geelen, Marc Mulders, Reinoud van Vught, en Ronald Zuurmond), die werk in deze installatie hebben bijeengebracht, vormen al langere tijd een verbond dat van lieverlee de naam De Tilburgse School is gaan dragen. Allen hebben hun wortels in Tilburg, hechten aan het werken met klassieke materialen en technieken en voelen zich door mentaliteit en vriendschap met elkaar verbonden. Met de ‘Ark van Noach’ hebben ze op een heel speciale wijze vorm gegeven aan een van de wezenlijke kenmerken van De Tilburgse School, het steeds opnieuw naar voren halen van een gezamenlijk motief dat voortkomt uit de geestelijke en picturale erfenis van het christendom, jodendom en humanisme. “Wij beschouwen ons (toch heel verschillend) werk als een soort ark van de christelijke iconografie, of althans een bijdrage daaraan. Als een bijdrage aan het bewaren, behoeden en herinneren van de beelden en verwoordingen van ‘gelovige’ inhouden en ervaringen. Er is een hele canon van religieus zijn die het gevaar loopt op te lossen in een mist van niet meer verstaan worden. Die canon behoeden en beschermen door hem levend te houden en in een nieuwe vorm om te zetten, zien we mede als onze taak.”
Zij vroegen de bekende Nederlandse vormgever Piet Hein Eek een moderne ark te ontwerpen en te bouwen, waarin zij hun werk in wisselende presentaties kunnen tonen. De ‘Ark van Noach’ is inmiddels op de vierde plek aangeland. Na Amsterdam, Berlijn en Antwerpen doet de ark nu Tilburg aan.
2005
Centrale hal
Januari 2005, In tijdelijk gebruik (Guido Geelen)
Project - Sculpture for OCW
In de centrale hal waar medewerkers en bezoekers het ministerie van OCW betreden, zijn twee ruimten gereserveerd, één aan de stationskant en één aan de centrumkant, voor wisselende tentoonstellingen. Hier verzorgen kunstopleidingen en postacademische werkplaatsen in ieder geval tot eind 2007 wisselende tentoonstellingen van eigen studenten. Hiermee is de actualiteit in diverse kunstdisciplines vertegenwoordigd.'
Ik werd gevraagd om voor de twee receptiebalies bij de entree's van de Hoftoren een werk te maken. Ik koos voor vaasbeelden in de vorm van een school samengeklonterde kabeljauw vissen van platinaglazuur. Ze zijn ontstaan vanuit de volgende overwegingen. Het vele glas van de Hoftoren-architectuur maakt een soort aquarium van de entreehal. De keuze voor vissen is dan snel gemaakt. Onderwijs/scholing past ook goed bij vissen. Vaasbeelden zijn in mijn werk een vervolg op de traditionele Hollandse stillevens, 'Natura Morta'... pronken met mooie kostbare bezittingen en gelijktijdig een memento mori. Van vitaal belang zijn dan ook de verse bloemen in de vaasbeelden. Ze volgen de seizoenen en raken na op hun mooist te zijn geweest in verval en versterven.'
Guido Geelen, beeldend kunstenaar TilburgGeschiedenis als staalboek
2005, Brabant Cultureel (Clairette Gitz)
De Eerste Keramiekprijs 2005 is toegekend aan Guido Geelen voor zijn gehele oeuvre: 'een kunstenaar, wiens werk getuigt van originaliteit, lef en visie en vooral een ijzersterk beeldend vermogen', zoals het juryrapport zegt.
Een grotere tegenstelling is niet mogelijk. De genomineerden voor de eerste Nederlandse keramiekprijs zijn geselecteerd uit verschillende disciplines. Dat neigt naar chaos: architecten, ontwerpers, keramisten en beeldend kunstenaars. Bewust is gekozen voor het vergelijken van appels en peren met één gemeenschappelijke noemer, namelijk de toepassing van keramiek op een vernieuwende manier. Bijzonder is de nominatie van twee architectenbureaus. Het bureau van Rudy Uytenhaak springt er uit, omdat hij al jaren bezig is met vernieuwende geveltoepassingen en productontwikkeling. Zijn 'golfsteen' is het meest bekend. De keuze is gevallen op Guido Geelen (Thorn, 1961), die de prijs uitgereikt kreeg op het eerste 'Keramiekbal' in november 2005. Dat werd gehouden in het provinciehuis in 's-Hertogenbosch in het kader van DBKS (Den Bosch Keramiekstad). De chaos van de keuze van de genomineerden kreeg weer orde door er een oeuvreprijs van te maken.Perforatie
Het is niet voor het eerst, dat Guido Geelen een prijs ontvangt. In 2000 werd hem de prestigieuze dr. A.H. Heineken-prijs uitgereikt, vanwege de onorthodoxe en vernieuwende manier waarmee hij met klei omgaat. Geelen heeft geen opleiding als keramist gevolgd. Klei is een van de materialen, die hij gebruikt naast onder meer brons en aluminium. Op bezoek in Tilburg toont hij mij zijn werk.
Hij bewaart steeds een enkel stuk. Terwijl we langs de beelden lopen en hij vertelt, wordt de ontwikkeling in zijn werk duidelijk. Het is geen rechte ontwikkelingslijn, maar het is eerder een wereld, die je doet verwonderen en vragen stellen.
Op een tafel ligt een grote koeienkop van ongeglazuurde terracotta. Er steken glazen buizen in gevuld met water en bloemen. De associaties schieten door je hoofd: kadaver en bloemen, dood en leven, is dit een vaas, glas en onge'glaz'-uurde klei, het pure van de glazen laboratoriumbuis en het macabere van de bruin-rode dode koeienkop. Een stukje verder staan vrolijke bosjes tulpen in brons gegoten in een groep van vijf op de grond. De bosjes worden bij elkaar gehouden door de gietbuizen. De ongekleurde tulpen roepen door hun vorm in je geheugen hun kleur op. Een grote massa doorboorde keramiek staat bij een muur. Het is de nauwelijks nog herkenbare vorm van een televisie toestel op zijn kant, een afdruk die geheel geperforeerd is met grote ronde onregelmatige gaten. Bij welke mate van perforatie blijft een vorm van een ding nog zichtbaar, wat is de grens van de uitholling van de massa, waarbij iets instort of wat gebeurt er vervolgens met de krimp tijdens het drogen en bakken. De grens van het technisch mogelijke zoekt Geelen graag op en de spanning wordt in het object zichtbaar. Hij past vaak afdrukken toe van bestaande objecten, stofzuigers, honden etc. Spannend is de verborgen wereld van de conso-lebeelden: ergens in je geheugen borrelt het beeld op van porseleinen herders en herderinnetjes, maar ook het beeld van de soepterrine van je oudtante.Barok
Kijken naar kunst is niet alleen emotie, maar vraagt ook kennis van de geschiedenis.
In deze beelden wordt gespeeld met dit collectieve geheugen, maar ook het kijken verschaft plezier door de vele verborgen verrassingen. De hoofdvorm fragmenteert hier naar kleine beelden, een vrouw, een dier. De toegepaste porseleiniconen, plakplaatjes, verschaffen de kleur door bloemen, jurkjes etc. De plaatjes zijn versmolten met het glazuur. Zijn verzamelen van objecten, die worden samengesteld tot een nieuw beeld, verwijst naar het maniërisme, een kunststroming aan het einde van de renaissance. Ook wordt zijn werk barok genoemd, in de zin van het construeren van ruimtelijke structuren.
Het meest expliciet zijn de gestapelde gebruiksvoorwerpen en dieren van terracotta die tot een muur zijn samengedrukt. Fragmenten blijven zichtbaar. Het is een werk in de collectie van het museum De Pont in Tilburg.Geluk
Guido Geelen ordent zijn universum met veel discipline en gebruikt de geschiedenis als een oneindig staalboek. Uit 2004 stamt een hangsculptuur met platina-glazuur in het ontvangsthuis van de Westerschelde-tunnel. De sculptuur is opgebouwd uit elementen van deze tijd, als 'archeologische’
vondsten uit de Westerschelde. Onlangs heeft hij voor de nieuwbouw van het kantoor van Heijmans in Rosmalen voor de hal een bronzen beeldengroep ontworpen. Deze verwijst naar de peilers van het bedrijf, de werklui. Het werk van Geelen is opgenomen in de collecties van verschillende musea en hij exposeert internationaal zoals nu in Antwerpen bij galerie Van der Mieden. 'A good work of art lifts you out of your earthly existence' is de titel van de lezing die Guido Geelen gaf bij de uitreiking van de Heineken prijs. Hij verwijst naar dat ene moment van intens geluk bij het maken of beleven van kunst, het moment waarop het zijn in het hier en nu verdwijnt. Het is een bijna goddelijke moment. Hij beleeft het ook bij het maken. Het heeft te maken met intens en hard werk, het moment waarop je je verliest, het werk met jou aan de haal gaat en de openheid om het te laten gebeuren. Het eist veel toewijding en gedrevenheid. En zo eindigt ook het juryrapport van de Keramiekprijs 2005:
'Zijn onconventionele, virtuoze en uitermate serieuze aanpak zijn voor de jury van doorslaggevende betekenis geweest bij het toewijzen van de prijs.'Meten is weten
April 2005, Kunst bedrijven (Rob Smolders)
Project - Bouwmeesters voor Heijmans
Hoeveel tijd wordt er op de bouwplaats nog besteed aan het meten? In deze tijd van prefab-montage steeds minder. Ooit ontleende de bouwer hieraan zijn status, dat hij niet alleen steen kon bewerken maar ook kon passen en meten, dat hij wist van waterpas en windbestendigheid. Van oudsher ligt in deze rol van het bouwgilde de associatie met de vrijmetselarij. Zoals God ooit de oermaterie vorm gaf en orde schiep in de natuur, zo bouwt de mens aan zijn eigen omgeving op aarde en streeft daarbij vanzelfsprekend het goede na. De broeders van de vrijmetselarij worden voortdurend herinnerd aan deze oorsprong van hun genootschap door de symbolen die zij gebruiken: passer, winkelhaak, troffel en schietlood.
De bouwer, de vakman op de bouwplaats van nu, zou waarschijnlijk wel even glimlachen om de hoogdravende vergelijking tussen de constructeur van het heelal en zijn eigen bezigheden.
Guido Geelen heeft hem tot onderwerp gemaakt van zijn sculptuur. Herkenbaar voor iedere voorbijganger, voor de bouwvakker zelf, en ook voor de vrijmetselaar want de twee bronzen figuren dragen samen de symbolen van de vrijmetselarij. Het beeld plaatst de bouwers op een voetstuk, een voetstuk dat ze nota bene eerst zelf opgemetseld lijken te hebben.
In de kunst zijn afbeeldingen van arbeiders vrijwel altijd gemaakt vanuit het besef dat zij het menselijk kapitaal vormen van het bedrijfsleven. Vroeger werden aan de gevels van belangrijke gebouwen wel beelden geplaatst van ´de nijverheid´, in de vorm van een sterke, halfnaakte man met gereedschap in de hand. Meestal werd hij vergezeld door een figuur die ´de handel´ voorstelde. Het was monumentale beeldhouwkunst, die dikwijls werd geplaatst aan de hoofdingang van zo´n pand waar de gewone man nooit kwam.
In de Nederlandse kunst werd de arbeider pas een mens van vlees en bloed toen Mari Andriessen in 1950 het beeld van de Dokwerker maakte, als herinnering aan de Februaristaking van 1942. De onverzettelijke havenarbeider was hier het symbool van opstand tegen de onderdrukking. Het beeld is nog elk jaar het middelpunt van een herdenking, waarmee tegelijk een eerbetoon wordt gebracht aan de mensen die de ruggengraat vormen van onze maatschappij.
De mannen die Guido Geelen voor Heijmans maakte, zijn verre nazaten van deze figuren. Hun realistische uitbeelding komt dichter bij de dokwerker dan bij de anonieme figuren die de nijverheid moesten voorstellen. Toch gaat ook de vergelijking met het beeld van Andriessen mank. De imposante havenarbeider heeft immers het werk in de steek gelaten om zijn aandacht te richten op iets dat groter en belangrijker is. De bouwvakkers van Guido Geelen zijn juist verdiept in hun werkzaamheden en lijken niet van plan zich daarvan af te laten leiden. Ze voegen iets toe aan het beeld van de werkende mens èn aan het werk van hun maker.
Het vroege werk van Guido Geelen, gemaakt tussen 1985 en 1994, bestond vooral uit rechthoekige stapelingen van keramische elementen. In het begin waren dat abstracte vormen, conisch zoals emmers, of kubus- of buisvormig. De beelden hadden de naturelkleur van gebakken aarde, soms waren ze overgoten met kleurige glazuren. Geleidelijk verving Geelen deze anonieme vormen door afgietsels van herkenbare, alledaagse voorwerpen. [img]artikelen/meten2.jpg[/img]Televisietoestellen, wasmachines, vazen, honden, alles wat met klei in een mal gemodelleerd kan worden, kwam erin samen. De nog zachte kleivormen perste hij in rechthoekige kisten waar ze na het bakken als merkwaardig samengestelde bouwstenen weer uitkwamen.
In het werk van na 1995, heeft hij zijn werkwijze drastisch veranderd. Het zijn nog steeds stapelingen van gewone voorwerpen, die nu met elkaar verbonden worden door een staketsel van buizen en dwarsverbindingen. Veel van deze verbindingen zijn de giet- en luchtkanalen die de bronsgieter nodig heeft om het metaal in de holle vorm te krijgen, en de lucht eruit. Gietkanalen zijn sporen van het werkprocédé en worden over het algemeen weggeslepen. Guido Geelen gebruikt ze, hij maakt ze tot onderdeel van het beeld. De twee bouwers bij Heijmans, op het eerste gezicht zo levensecht, zijn op een aantal plaatsen doorsneden en doorboord. Daar kun je met eigen ogen vaststellen dat de schijn bedriegt. In hun lijven is vlees noch bloed aan te treffen. In plaats daarvan worden de fragmenten van hun lichaam, die slechts uit een bronzen huid bestaan, bijeengehouden door een intern frame. De kunstenaar heeft de tegenstelling tussen het realisme van het beeld en de techniek waarin het is gemaakt, tot het uiterste opgevoerd. Hij doet dat niet omdat hij het onderwerp niet serieus neemt. Door bij de ingang van het kantoor twee herkenbare werkers in overalls te plaatsen, herinnert hij de werknemers met witte boorden eraan dat er buiten mensen aan het werk zijn voor het bedrijf.
Tegelijkertijd maakt hij je ervan bewust dat dit beeld een maker heeft. Iemand die weet van passen en meten, die orde schept en betekenis geeft. De kunstenaar en de bouwmeester, ze lijken wel een beetje op elkaar.Beeldhouwer
December 2005, Tilburg Magazine
Groep expositie - Toonbeelden
Guido Geelen koos als beeldhouwer voor het meest driedimensionale dat zeefdruk te bieden heeft. Hij bedrukte de voorkant met de contour van een kruikezeikerskruik - niet geheel toevallig voor een beeldhouwer. "Een echt Tilburgs fenomeen waarmee Tilburg en de Tilburgers hun geschiedenis uitdragen", aldus Geelen. Om het ruimtelijke te versterken bedrukte hij de achterkant met een afbeelding van een van zijn grote terracottawerken, dat in De Pont staat. Doordat de poster 's avonds doorschijnt verschijnt dit werk in het witte vlak.Korte toespraak bij de inauguratie van het beeld van Guido Geelen
Korte toespraak bij de inauguratie van het beeld van Guido Geelen
woensdag 6 april 2005, door Daan Van Speybroeck
Project - Beeld voor Tandheelkunde
Korte toespraak bij de inauguratie van het beeld van Guido Geelen
in het Studiecentrum Tandheelkude van het UMC St Radboud in Nijmegen,
op woensdag 6 april 2005, door Daan Van Speybroeck
Dames en Heren,
Het beeld van Guido Geelen Laat ons twee handen van een tandarts zien op de wijze waarop hij als tandarts zijn materiaal vasthoudt wanneer hij ons in de mond kijkt De kunstenaar heeft een bestaande situatie genomen, ontleend aan de dagelijkse praktijk van de
tandarts en deze in brons gegoten. Het betreft echter slechts een onderdeel: twee handen die een houding aannemen om goed te kunnen zien wat daar - in de mond - aan de gang is.
In zekere zin ontdoet de kunstenaar, door een 'detail' - als ik het zo mag zeggen - van de tandartsenpraktijk te isoleren, de situatie van haar context: het bezoek aan de tandarts.
En meteen transponeert hij de situatie naar een ander gebied: namelijk dat van het kijken. Hij zegt dan niet zozeer iets over de tandheelkunde maar over het kijken. En zo belanden we plots, onverwachts in de beeldende kunst waar het uiteindelijk om het kijken gaat. Of eerder het betreft een zigzaggen tussen
tandheelkunde en beeldende kunst.
Bij beide gaat het om een wijze van kijken in het perspectief van iets te zien dat zich op het eerste gezicht niet laat kennen, maar zich pas bij een grote concentratie prijs geeft.
En als toeschouwer raken we erin betrokken: want wie kijkt uiteindelijk? Niet zozeer de tandarts - die is niet te zien -, niet zozeer de kunstenaar - die toont in het beeld enkel zijn handen -. Hun zogenaamde afwezigheid nodigt ons uit zélf te kijken en aldus nauw betrokken te raken bij het beeld.
Guido Geelen versterkt de trek of de hang naar de kunst door duidelijk te laten zien dat het om een artefact gaat: een beeld dat zich als beeld duidelijk poneert en zich met een bijzondere status bekleedt door zijn gouden kleur.
Goud is van oudsher verbonden met tandheelkunde: denken we maar aan de gouden tanden die we al dan niet hebben. Dit goud lijkt af te stralen op de hier getoonde handen van de tandarts van wie we 'gouden handjes' verwachten wanneer hij in onze mond aan het werk is.
Goud sluit echter ook het gevaar in dat het alleen om opsmuk gaat. Maar dit raakt onmiddellijk getemperd, ja gecorrigeerd, door de gietkanalen van het aluminium blijvend te laten zien. Aldus wordt het geen patserig, maar een eerlijk beeld.
En als zo'n beeld - na ontdaan te zijn van zijn context - daarna weer in de context van de tandheelkunde wordt binnengebracht - hier in de voortuin van het Studiecentrum tandheelkunde - dan laat Guido Geelen op subtiele wijze de tandheelkunde onder een ander aspect dan haar kunde zien, namelijk daar waar tandheelkunde tandheelkunst wordt. Dit beeld van Guido Geelen kan dan ook enkel een verrijking voor deze tak van de medische wetenschap zijn.
2004
Twintig Vijfentwintig 95 06
20 jaar NBKS in 25 kunstopdrachten voor de openbare ruimte
Project - Splash, 7 parts
In 1992 startte in Bergeijk de nieuwbouw voor Sociaal Cultureel Centrum De Kattendans. In dit gebouw werd een aantal zalen voor verschillende vormen van artistieke expressie (theater, dans, beeldende vorming) ondergebracht, in combinatie met een ruimte voor ouderen, voor jongeren, kantoorruimten, vergaderzalen en het Eicha Museum voor archeologische bodemvondsten uit de Kempen. Samen met de NBKS boog de voor dit doel in het leven geroepen kunstcommissie zich over de procedure voor een kunstopdracht. Vier kunstenaars werden uitgenodigd voor een gesprek. Op basis van deze gesprekken besloot de commissie een schetsopdracht te verstrekken aan Guido Geelen.
Guido Geelen is vooral bekend met zijn keramische werk. Als kleine jongen haalde hij met zijn vriendjes al klei bij de steenfabriek in Thorn, het dorp waar hij opgroeide. Met een beetje geluk mochten hun maaksels bij de dakpannen in de oven. De vrijheid van toen lijkt hij voor altijd vast te hebben gehouden. Zijn experimenten met het materiaal, zowel in techniek als in toepassing en vorm, hebben keramiek als modern medium onder de aandacht gebracht. Zijn werk is aangekocht door gerenommeerde musea als Museum Kröller-Müller in Otterlo, De Pont in Tilburg en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Guido Geelen ontving de laatste jaren diverse kunstprijzen, waaronder de Dr. A.H. Heinekenprijs. In het juryrapport van deze prijs wordt hij geroemd om 'de onorthodoxe wijze waarop hij de toepassing van het materiaal klei een vernieuwende impuls heeft gegeven’.
Het werk dat Geelen voor De Kattendans realiseerde, lijkt een omslagpunt te vormen in zijn oeuvre: het is zijn eerste beeld in brons. Geelen stelde voor om het gebouw drager te laten zijn van een bronzen waterval. Een ogenschijnlijk eenvoudig idee, dat in de uitvoering zijn specifieke problemen kende. Experimenten met druppels vallend water gemodelleerd in was, die met behulp van de 'cire perdue' ('verloren was') methode in brons gegoten werden, leverden de kunstenaar niet het resultaat op dat hem voor ogen stond. In overleg met de bronsgieter koos hij voor een andere methode: het brons werd rechtstreeks op een hittebestendige plaat gegoten. Toeval bepaalde zo de vorm van de 'druipers'. Een werkwijze die bij nader inzien parallellen vertoont met zijn behandeling van klei. Ook daar laat hij de uiteindelijke vorm vaak over aan de oven. Opnieuw leverde zijn onorthodoxe werkwijze verrassende resultaten op.
De waterval kreeg in overleg met de architect van het nieuwe complex zijn plek boven de trap. Door de beweging die het werk suggereert wordt een natuurlijke verbinding tussen de boven- en de benedenverdieping gelegd. Het werk lijkt uit de architectuur zelf voort te komen. De wand is zowel sokkel als onderdeel van het werk. De geraffineerde eenvoud van het kunstwerk is indrukwekkend. In de toelichting bij zijn werk zegt Geelen zelf: 'Het werk appelleert sterk aan de fantasie en het associatieve vermogen van de beschouwer. Zo is er voor elk wat wils: psychedelica voor de jongeren, bevroren actie voor de dansers, studiemateriaal voor het Eicha Museum, hersengymnastiek voor de ouderen'. De kennismaking met de cire perdue methode waarmee de eerste proefmodellen gemaakt werden, heeft in de jaren erna sterk zijn werk beïnvloed. De opdracht voor De Kattendans in Bergeijk bleek voor Guido Geelen de aanzet tot een nieuwe ontwikkeling in zijn werk.
2003
Het menselijke brein
Nieuwe Brabantse Kunst Stichting, oktober 2003
Project - Sculpture for GGZ
... is het thema van het kunstwerk dat Guido Geelen voor GGZ-Midden-Brabant ontwierp. Het werk bestaat uit 24 keramische elementen die in de centrale hal van het nieuwe GGZ-gebouw aan de Lage Witsiebaan in Tilburg hangen. De elementen hangen met staalkabels aan een constructie van gegalvaniseerd staal.
De 24 vormen die aan de stalen constructie hangen zijn vervaardigd van gebakken klei. Het zijn halve bollen, waarvan één zijde uit ruwe, ongeglazuurde terracotta bestaat en de andere kant glad en glimmend is. De glimmende kant is bewerkt met een goudluster (een vorm van metaalglazuur). Deze glimmende zijde toont herkenbare onderwerpen uit ons dagelijkse bestaan; een koffer, gitaar of radio. Maar ook fruit, dieren, wijnflessen of hoeden.
De ruwe, ongeglazuurde kant is veel organischer en verbeeldt de keerzijde van de zichtbare werkelijkheid - dat wat zich in ons hoofd afspeelt. Hier is sprake van direct modelleren in de natte klei, van een onopgesmukte, rechtstreekse expressie.
Guido Geelen kreeg van GGZ Midden-Brabant als opdracht mee een kunstwerk te ontwerpen dat aansluit bij de werkzaamheden die in het gebouw plaatsvinden. Hij realiseerde een werk dat verwijst naar het menselijke brein en al zijn verschillende facetten, zoals de zintuigen en het vermogen om wat door de zintuigen wordt waargenomen te benoemen, de mogelijkheid te redeneren en ervaringen in een context te plaatsen. Of het geheugen en de rol van intuïtie en emoties. De hersenen als zetel van geestelijke vermogens en zintuiglijke gewaarwordingen.
De voorwerpen die op de gouden zijden van het kunstwerk zijn afgebeeld zijn niet gemakkelijk te herkennen. Ze zijn door de bolvorm gedeformeerd en laten ruimte voor meerdere betekenissen en associaties. Geelen vindt het belangrijk dat niet alle afbeeldingen op voorhand worden ingevuld. Iedere toeschouwer zal het kunstwerk op zijn eigen manier waarnemen en relateren aan een persoonlijk scala van kennis, herinneringen en gevoelens. Het kunstwerk is in verschillende opzichten de verbeelding van al datgene wat een menselijk wezen tot een persoonlijkheid maakt.
Guido Geelen werd in 1961 in Thorn geboren. Hij volgde de Academie voor Beeldende Vorming in Tilburg en woont en werkt al jaren in deze stad. Geelen is intussen uitgegroeid tot een erkend en gewaardeerd kunstenaar. Monumentale werken van zijn hand zijn bijvoorbeeld te zien in de ontvangsthal van het hoofdkantoor van Interpolis in Tilburg en op Schiphol. Zijn werk is aangekocht door gerenommeerde musea als Museum Kröller-Müller in Otterlo, De Pont in Tilburg en het Stedelijk Museum in Amsterdam. In 2000 ontving Guido Geelen de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst. Hij kreeg de prijs onder andere voor "de onorthodoxe wijze waarop hij de toepassing van het materiaal klei een vernieuwende impuls heeft gegeven". De jury schreef verder: "De keramische sculpturen van Geelen bewegen zich tussen het industriële en het ambachtelijke, tussen respect voor en verachting van het materiaal klei, tussen chaos en structuur, tussen het hogere en het alledaagse, misschien zelfs tussen kunst en kitsch; kortom ze zijn een spel van uitersten die niet onder één noemer te vangen zijn". Het is een beschrijving die perfect aansluit bij dit nieuwe werk dat Geelen voor GGZ Midden-Brabant realiseerde.Een zevenhondervoudig kunstwerk!
Een zevenhondervoudig kunstwerk!
Maart 2003, Schooldomein (Peter van Kester)
Project - Coathooksculptures for primary schools 'De Kleiberg' and 'De Toermalijn'
Kunstenaars zijn vaak net grote kinderen die in hun beelden en schilderijen naar hun jeugd terugkeren. Maar zijn kinderen ook altijd kunstenaars? Geleerden hebben er dikke boeken over geschreven. Kinderen zouden nog onbevangen reageren en een natuurlijk contact hebben met kunst. Het zou hen kunnen helpen in hun ontplooiing. In Tegelen onthulden de basisscholen De Toermalijn en De Kleiberg eind vorig jaar een uniek kunstwerk dat dergelijke vragen actueel maakt. Het is geen sculptuur maar een kapstok die zich als een reusachtig lint door de twee scholen slingert met ruim zevenhonderd beeldjes erboven in allerlei vormen en kleuren. Bijzonder is dat de meeste beeldjes door de leerlingen zelf zijn gemaakt.
Het is een opmerkelijk samenwerkingsproject tussen twee onafhankelijke scholen. De openbare Jenaplanschool De Toermalijn en de katholieke basisschool De Kleiberg hebben elk hun eigen gebouw maar gebruiken een aantal lokalen gemeenschappelijk als overloop. De afgelopen jaren pleegden ze nieuw- en verbouw en werkten met dezelfde architect en aannemer. In het kader van de percentageregeling wilde De Toermalijn een kunstwerk. Via via kwam men in contact met de Amsterdamse organisatie Kunst en Bedrijf die gespecialiseerd is in het begeleiden van kunstopdrachten op scholen. Adviseur
Mari Boeijen besprak met de kunstcommissie de wensen en mogelijkheden. Vervolgens selecteerde hij uit het brede bestand van Kunst en Bedrijf twaalf kunstenaars die hem voor deze opdracht geschikt leken. Inmiddels bleek ook De Kleiberg geïnteresseerd en al snel besloten de partijen de kunstactiviteiten te bundelen. Van de twaalf voorgestelde kunstenaars gooide het werk van Guido Geelen bij beide scholen hoge ogen. Voor De Kleiberg die graag de streekgeschiedenis van de tegel- en dakpanindustrie in het kunstwerk wilde betrekken, speelde mee dat Geelen vaak met klei werkt.Kapstok als sculptuur
Vanaf het begin probeerden Kunst en Bedrijf en Geelen de samenwerking tussen de scholen, die vooral pragmatisch is, vorm te geven in het project. Al snel ontstond het idee één kunstwerk te maken dat beide gebouwen visueel zou verbinden. Geelen dacht aan een klei-sculptuur die zich als een uitvergrote bedelarmband door de gangen van beide scholen zou bewegen. Bij nader inzien vond hij dit te voor de hand liggend. Ook zouden de vele 'haken en ogen' voor de kinderen gevaarlijk kunnen zijn. Toen is er gekozen voor iets functioneels: een kapstok waarvoor de leerlingen en leerkrachten zelf beeldjes zouden maken. Zo zou iedere haak iets eigens krijgen, passend bij de gebruiker.
Mari Boeijen: "Essentieel bij kunstopdrachten is dat de partijen actief samenwerken. Wanneer de school zich afwachtend opstelt, moet alles van de kunstenaar komen. Als de school actief meedenkt, kan er iets bijzonders ontstaan, iets dat ze niet verwacht hadden. Deze wisselwerking proberen we op gang te brengen en nauwlettend te bewaken. Daarom hebben we in Tegelen de leerkrachten allemaal naar het atelier van Geelen gehaald, waar ze tekst en uitleg kregen. Het was essentieel dat beide scholen het project samen droegen en het resulteerde in een bijzonder kunstwerk."Thema's
Geelen trad op als coördinerend regisseur: "Ik heb gegalvaniseerde steigerbui-zen gekozen en speciale aluminium haken ontworpen, met kleine plateaus erboven voor de sculptuurtjes. Met de leerkrachten hebben we thema's vastgesteld die aansloten bij de lessen en de belevingswereld van de leerlingen: muziekinstrumenten, dieren, knuffels, cijfers, het alfabet, het klimaat, het bos maar ook typisch Nederlandse symbolen als trapgeveltjes, molentjes en Maxima en Willem-Alexander. Zo ontstonden er fraaie reeksen." Ook de leerkrachten maakten een ontwerp. Deze werden met bladgoud afgewerkt zodat er op de kapstokken regelmatig vergulde haken opduiken die voor een soort ordening zorgen.Veel handwerk
Op een stuk tempex ter grootte van een ansichtkaart maakten de Toermalijn-leerlingen een tekening die Geelen vervolgens uitsneed. Zo verkreeg hij kleine modellen die in aluminium werden afge-goten. Op De Kleiberg hebben de kinderen hun beeldjes zelf geboetseerd, onder begeleiding van Geelen. Geelen: "Dat ging niet vanzelf. De oudere leerlingen hadden de neiging hun beeldjes te ingewikkeld te maken, met armpjes en uitsteeksels die in het gebruik makkelijk afbraken. De jongste leerlingen waren eigenlijk nog te klein. Dit losten we op door hen zandbakvormpjes te geven zodat ook zij iets konden maken." Het was een enorm karwei om de ruim zevenhonderd beeldjes stuk voor stuk uit te zagen en af te gieten of bij te werken, te glazuren en te bakken. In de alumini-umgieterij was Geelen alleen al twee dagen bezig om de beeldjes te sorteren! Ook mochten de werkstukken hun kinderlijke uitstraling tijdens de afwerking niet verliezen. Dus moest Geelen ieder stuk zelf ter hand nemen en kon hij niets uitbesteden aan assistenten.Gemeenschappelijk project
Bijzonder waren de educatieve kanten van het kunstwerk. De leerlingen maakten excursies naar de aluminiumgieterij waar ze zelf konden zien hoe hun werkstukken werden gegoten. Ook leerden ze zich te verplaatsen in anderen want ze maakten hun beeldje eigenlijk voor iemand anders. Want tegen de tijd dat hun haak klaar was, schoven de leerlingen door naar een volgende groep en kregen ze een andere haak. Het figuurtje moest persoonlijk maar tegelijk algemeen zijn zodat het over tien jaar nog boeit. Geelen die bekend staat als perfectionist, is zeer te spreken over de samenwerking met Kunst en Bedrijf: "Zo'n gemeenschappelijk en intensief project kost veel extra inspanning. Soms zag ik het even niet meer zitten maar dan wist Kunst en Bedrijf de partijen steeds weer op een lijn te krijgen. Het is echt een gemeenschappelijk project geworden!"Trots
Vorig jaar november is het kunstwerk opgeleverd en iedereen is enthousiast, vooral ook de mensen die aanvankelijk nogal sceptisch tegen het project aankeken. Hans van der Ven van De Toerma-lijn: "De kinderen en docenten zijn er trots op. We vreesden dat de haken misschien niet goed zouden voldoen maar dat bleek onterecht; ze werken prima. Nog steeds krijgen we reacties van bezoekers die verrast vragen of we de kapstokken zelf hebben gemaakt. Ze zijn er verrukt over!" Maar ook de kinderen blijven enthousiast. Sommigen proberen al lang van te voren hun favoriete haak voor het volgende jaar te reserveren.Balans
Kunst langs kanalen
Project - Scales for the Haarsluis
Voor de Haarsluis is, net als voor de Sluis de Punt één schetsontwerp gemaakt op uitnodiging van de provincie. Deze sluis heeft een aanzienlijk ander karakter dan de twee andere waar een kunstwerk werd gerealiseerd in 2001. De Haarsluis is kleinschaliger, kent een minder groot verval en ernaast staat een gerenoveerde dienstwoning.
Door de kleinschaligheid is er sprake van een nogal breekbare omgeving. Bovendien hebben de opvarenden continue overzicht op het gebied rondom. De locatie leent zich daarom veel meer voor een werk naast of in het gebied van de sluis. De gedachten gingen daarbij vooraf uit naar een werk dat een commentaar zou zijn op de aanwezige karakteristieke gebruiksvoorwerpen, zoals bijvoorbeeld een bolder of een reddingsboei.
Beeldend kunstenaar Guido Geelen verwerkt in zijn beelden bestaande vormen en gebruiksvoorwerpen. Hij maakt replica's in klei, brons en aluminium van bijvoorbeeld televisies, autobanden, vazen en andere alledaagse voorwerpen en bouwt daar vervolgens beelden mee. Geelen verwerkt en bewerkt deze beelden op zeer uiteenlopende wijze. De replica's in klei stapelt hij bijvoorbeeld in een kist terwijl ze nog nat zijn, wat maakt dat ze na het bakken zijn samengeperst in een bijzondere opeenhoping. Sommige bronzen en aluminium beelden voorziet hij van gaten, bij andere laat hij de gietkanaien zitten. Hij verwerkt zijn beelden soms tot vazen en beplakt of verguldt ze. Door de merkwaardige en schijnbaar toevallige combinaties van bijvoorbeeld antieke kunstvoorwerpen en prullaria die hij zo maakt, is in zijn werk sprake van tegenstellingen tussen orde en chaos, heden en verleden, kunst en kitsch.
Geelen ontwierp voor de Haarsluis een werk dat wel refereert aan de thematiek rondom de sluis, maar daar geen letterlijk commentaar op vormt. Hij plaatste een balans naast de sluis, waarbij de gewichten gevormd worden door twee vergulde bronzen emmers. Het zijn replica's van echte, maar erg nadrukkelijk juist beelden doordat de gietkanaien niet verwijderd zijn. Bij het gieten van het brons in de mal wordt gebruik gemaakt van kanalen. Als het werk gehard is, verwijdert men de mal en zaagt gewoonlijk de uitsteeksels die door gietkanaien zijn ontstaan weer weg. Geelen laat ze zitten, ook in veel van zijn autonome beelden. Een van de emmers kan geleidelijk water verliezen waardoor de balans beweeglijk is. Hoog wordt afgewisseld met laag, waarmee het werk verwijst naar de wisselende waterstanden en het hoogteverschil.
Tegelijkertijd brengt het werk van Geelen het Oudhollandse liedje Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen in gedachten, waarmee het een speelse verwijzing is naar de functie van de sluis. Het pompen en verplaatsen van water wordt niet letterlijk verbeeld, maar opgeroepen. De balans bij de Haarsluis is zorgvuldig in de omgeving geïntegreerd. De paal waarop zij staat, is qua vorm en kleur in overeenstemming met andere palen - van bijvoorbeeld de lantarens - in het gebied en het werk vond zijn uiteindelijke plek in het hart van de sierbestrating ter hoogte van de reddingsboei. Het ziet eruit alsof het nooit anders is geweest, alsof de balans volstrekt vanzelfsprekend bij de sluistechniek hoort.
2002
Zonder titel, Pietà
Museum voor Religieuze Kunst, Uden, juli 2002, Leon van Liebergen
Groep expositie - Pietà
Het beeld heeft iets van een kinderpuzzel, een raadsel dat door lijnen te trekken langs een stippellijn opgelost kan worden. Je volgt die lijn door van het laagste cijfer naar het hoogste getal te gaan. Hier en daar heeft de maker van de puzzel een aanwijzing gegeven voor de totale figuur. Tussen de stippellijn zijn bijvoorbeeld een neus, een paar ogen, een hand of een voet weergegeven. Is de opdracht vervuld dan verschijnt de gehele afbeelding.
Bij het werk van Guido Geelen (1961) ontbreken de stippellijnen en zijn de aanwijzingen voor de voorstelling meer concreet. Schijnbaar willekeurig heeft hij een tweetal voeten en handen op, voor en in de directe omgeving van een aambeeld op een stronk geplaatst. Eén paar handen en voeten is kleiner en getekend door het leven, één paar jonger en groter. Het zijn de ledematen van een moeder en haar zoon. De gerimpelde handen van de moeder liggen geopend op het aambeeld, haar voeten steunen naast elkaar aan de rechterzijde tegen de boomstronk. Op het donkere aambeeld ligt nog een hand, uitgestrekt en half gesloten. Een tweede valt, met de rug naar de toeschouwer gekeerd, schrijlings neer voor dit meest robuuste hulpmiddel van de smid. Ook deze hand is als verlamd gevangen in het gegoten aluminium en wijst met een geknakt gebaar naar de grote voeten die links van de stronk staan opgesteld.
In deze verstilde compositie heeft Guido Geelen zich beperkt, laat hij de gebruikte materialen het verhaal vertellen. Het oprechte ijzer van het aambeeld mag daarbij in aardse zin contrasteren met het vergulde aluminium, een materiaal gebruikt om het goddelijke te duiden.
Hier ontmoet de smidse van zijn vader, het dagelijks leven waar het brood verdiend moet worden in het zweet des aanschijns, het onmenselijk lijden gevangen in begrippen als liefde, overgave en lijden. Guido Geelen heeft de klassieke piëta vertaald, binnenshuis gehaald. Zelf zegt hij hierover: " Er is een houten zetel waarop een aambeeld staat. Het aambeeld waar mijn vader met kracht en vuur ijzer kneedde en boetseerde. Op het aambeeld liggen de handen van mijn moeder te rusten en te waken. Aan de voet van het hout wortelen de voeten van haar zoon".
L.L.
2001
Sculptures pour un paysage d'hiver
Sculptures pour un paysage d'hiver
Solo expositie - Sculptures pour un paysage d'hiver
La prochaine manifestation de l'Aquarium, galerie de l'Ecole des Beaux-arts, sera consacrée au travail de l'artiste néerlandais Guido Geelen, dont ce sera la première exposition, personnelle ou collective, en France.
Depuis plus de dix ans cet artiste réalise des sculptures en argile et en céramique, parfois des moulages en bronze ou comme ici en aluminium _ des sculptures de céramiques prennent la forme d'empilements généreux, ingénieux et baroques d'objets ou d'animaux : biche, chien, urinoir _ tous identifiables, parfois un peu écrasés, modifiés pour qu'ils s'inscrivent mieux dans la forme sculpturale.
Ces objets assemblés ressemblent aux objets réels de la décoration intérieure kitsch, mais pas tout à fait. Par les manipulations, les distorsions que Geelen leur impose, l'illusion de vérité, de réalité est cassée et le fait que ce travail traite de représentation (mentale) et non de copie fidèle de la réalité est évidente.
C'est la même chose avec les moulages de bronze ou d'aluminium _ le choix de ces matériaux au fini parfait et précieux extrait les figures des sculptures de leur environnement naturel, pour les poser dans un registre artistique et une réflexion sur la sculpture et ses qualités.
Par la technique de l'addition et de la soustraction, de la création et de la destruction en éventrant l'enveloppe de la sculpture, sa peau d'argile, l'intérieur de la sculpture est mis à jour pour proposer au spectateur non pas un objet, mais plusieurs, à considérer de différents points de vue. Tous les objets, sous la force de l'implosion et de l'éclatement qui leur est imposé perdent leur lisibilité initiale et leur physionomie première. De cette intégrité éclatée nait alors une sorte de narration nouvelle entre familiarité et étrangeté.
Bien-sur l'utilisation de ia céramique par un artiste néerlandais évoque une tradition locale, mais ici le kitsch fondateur devient autre chose par la combinaison et l'éclatement des formes ; surtout en élargissant les possibilités de la sculpture de céramique et de la technique du moulage, en leur conférant des qualités nouvelles, en jouant de leur justesse et de leurs subtilités Guido Geelen fonde une sculpture aboutie et forte, et souligne aussi la fétichisation de l'objet dans notre société.Handen alfabet
Art in The Hinge
Guido Geelen is interested in everyday artefacts, transforming them into objects which allude ironically to Dutch prosperity. His work is characterised by the sumptuous aesthetic of the Baroque era. The artificial beauty of the works is deliberately distinguished from its natural counterpart, by surfaces rendered in gold and silver or featuring motifs from delftware tiles. The underlying concept of his work is an orbis pictus of the civilised world. His installation for the European Patent Office is a symbolic commentary on communication: 26 hands, made of cast aluminium, form the letters of the hand alphabet. As is often the case with his cast sculptures, the artist has allowed traces of the production process to remain as part of the artistic form. The work is installed on the way to the Conference Centre, the focus of communication at the Office.Monument Marietje Kessels onthuld
Monument Marietje Kessels onthuld
23 augustus 2001, De tilburgse Koerier
Project - Memorial for Marietje Kessels
De meest bekende meisjesnaam in Tilburg is, helaas, waarschijnlijk wel Marietje Kessels. Het meisje dat op 24 augustus 1900 vermoord werd gevonden in de voormalige Noordhoekse kerk. Een schokkende gebeurtenis, omdat bleek dat de elfjarige Marietje ook verkracht was. De moord op Marietje schokte het Tilburg van toen. Uit vele beurzen en spaarpotjes werd het benodigde geld bijeen gebracht om een bijdrage te kunnen leveren aan het grafmonument van Marietje op de begraafplaats aan de Bredaseweg.
Daarna was het lange tijd stil, al werd het verhaal van Marietje zeker in het begin van de vorige eeuw ais waarschuwing aan menig meisje verteld. In 1988 werd Marietjes dood weer aktueel, toen het boek 'Moordhoek' verscheen. Nooit werd echt duidelijk wie de moordenaarvan Marietje was. Tilburger Ed Schilders 'heropende' het onderzoek in zijn boek. Theatergroep 'Ons' wist met de voorstelling over Marietje Kessels ook buiten de regio de aandacht te richten op de gebeurtenissen rond dit Tilburgse meisje. Ook het Marietje Kessels-project, dat leerlingen uit de hoogste groepen van het basisonderwijs zelfverdediging en het daarbij noodzakelijke zelfbewustzijn bijbrengt, dankt haar naam aan Marietje.
Marietjes verhaal blijft leven. Dat was voor een aantal initiatiefnemers, waaronder drie moeders van jonge kinderen, de drijfveer om te streven naar de oprichting van een Marietje Kessels-monument. Een blijvend aandenken aan Marietje met een boodschap: 'ooit zal deze samenleving veilig zijn voor kinderen'. De sponsoring van het monument kostte ruim een jaar. Maar: op de 101-ste sterfdag van Marietje, op woensdag 22 augustus werd het
door Guido Geelen ontworpen monument officieel onthuld. In de wijk waar Marietje opgroeide, in de voormalige kloostertuin aan de Dionysiusstraat, staat nu een blijvend aandenken aan haar.
Het bronzen kunstwerk is gemaakt door Guido Geelen en bestaat uit vier objecten vol symboliek. Een hinkelpad, waarvan de vorm verwijst naar een plattegrond van de kerk; een haan als symbool van waakzaamheid; een omgevallen en in jute verpakte bidstoel en een tweede bidstoel aan het einde van het hinkelpad, waarover een voile stof gedrapeerd is en waarop aronskelken liggen.Marietje leeft nog steeds in tilburg
Marietje leeft nog steeds in tilburg
23 augustus 2001, Brabants Dagblad
Project - Memorial for Marietje Kessels
TILBURG - Tientallen witte ballons lieten kinderen gistermiddag op in de voormalige kloostertuin aan de Diony-siusstraat in Tilburg. Daarmee werd het monument voor Marietje Kessels onthuld. De onthulling had plaats precies 101 jaar na de 'gruweldaad', de nooit opgehelderde moord op de destijds elfjarige Marietje Kessels. Het monument in de binnenstad ligt vlakbij de plek waar de moord gepleegd werd. Prof. dr. G. Rooijakkers, hoogleraar in de volkscultuur, herhaalde voor zo'n 200 belangstellenden de geschiedenis. De elfjarige die werd verkracht, vermoord en vervolgens in een jutezak weggestopt op het verwulfsel van de intussen gesloopte Noordhoekkerk. Ook riep Rooijakkers de bedenkelijke rol van de pastoor en de koster in herinnering. Beiden zouden na de moord 'leugenachtige verklaringen' hebben afgelegd.Koesteren
„De waarheid is nooit onthuld waardoor de mythe rond Marietje steeds is blijven voortbestaan", sprak Rooijakkers. Hij riep op die mythe te koesteren en sprak zijn waardering uit voor kunstenaar Guido Geelen die met zijn bronzen objecten het gruwelijke voorval van 101 jaar geleden zo treffend heeft weten te symboliseren. „Marietje Kessels leeft nog steeds in Tilburg", sprak Nico-le van Wagenberg, een van de initiatiefnemers voor het monument. Zij maakte dat gistermiddag op uit de grote belangstelling voor de onthulling en de steun die zij de afgelopen twee jaar heeft ondervonden bij de realisering van dat monument. Uit haar handen ontving de neef van Marietje Kessels, M. Horbach, een portret van Marietje. Dat portret is lang geleden door nonnen gemaakt van het haar van het vermoorde kind.Gruwelijk gedode Marietje krijgt na eeuw monument
Gruwelijk gedode Marietje krijgt na eeuw monument
23 augustus 2001, Volkskrant
Project - Memorial for Marietje Kessels
'Ooit zal deze samenleving veilig zijn voor kinderen', luidt de tekst aan het eind van Guido Geelens hinkelbaan, omgeven door een bronzen haan en twee beklede bidstoelen. De kunstwerken vormen een monument ter nagedachtenis van Marietje Kessels, het 11-jarige Tilburgse meisje dat werd verkracht en vermoord in de Noordhoekkerk. Het werd woensdag onthuld in de voormalige kloostertuin aan de Dionysi-usstraat, precies 101 jaar na de 'ongekende gruweldaad', zoals de kranten destijds kopten. "Van de zotte', vond buurtbewoonster Nicole van Wagenberg het dat Tilburg nog steeds geen monument had voor Marietje. Ze nam vorig jaar het initiatief en zamelde met enkele buren bijna een ton in. Ook de gemeente deed een duit in het zakje, waarna Guido Geelens de Tilburgse mythe in brons gestalte gaf.
Want ook na een eeuw wordt in Tilburg nog volop gesproken over de gruwelijke dood van de fabrikantendochter. Vorig jaar vonden enkele advocaten de oude processtukken terug. Maar ook na bestudering van de gerechtelijke dossiers konden zij geen dader aanwijzen. Destijds werd een huisschilder van de verkrachting en moord verdacht, maar vrijgesproken. Andere verdachten waren de koster en de pastoor. Hoogleraar volkscultuur Gerard Rooijakkers meent dat het niet oplossen van de spraakmakende moord heeft bijgedragen tot de mythevorming: 'Door de verhulling van de waarheid is de mythe nog steeds levend.' Veel theorieën deden en doen nog steeds de ronde.
Gisteren ging het gerucht dat in 2005 het testament van de pastoor openbaar wordt. Misschien dat dat een nieuw licht laat schijnen over de Tilburgse gruweldaad.
2000
A good work of art lifts you out of your eartly existence
A good work of art lifts you out of your eartly existence
KNAW Heineken Lectures
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
The Dr A.H. Heineken Prize for Art 2000 was awarded to Guido Geelen,
creator of sculptures, for the unorthodox and innovative way in which he
uses the traditional material of clay.
Why this title? Because for me, good art is a necessity in my life, as important as food and drink. In addition, the existence of art has enriched my life enormously. So it's unimaginable for me that I should miss out on the pleasures of enjoying art.Art: more than 'just messing about’
The word 'art' is often used much too lightly. To give an example, people are quickly inclined to describe a drawing by a five-year-old as art. I think they're way off the mark. Because a work of art is most definitely something more than just a thoughtless daub of paint on paper, or, as the Dutch artist Karel Appel famously said: 'just messing about a bit'. Creating a work of art is a very deliberate form of 'messing about', based on an inner need and vision.
All too often, people make quick judgments about art: a work of art is attractive or ugly, fantastic or worthless. In reality, however, appreciating and judging the quality of art requires some background knowledge. Similarly, an English poem cannot be fully appreciated and understood without some command of the English language.
In the past, as a child, I had no idea what art was, and in a way you could say that for me everything was art. But that's a bit too easy, because it is definitely possible to draw a distinction. There are the traditional forms of art such as a painting, a sculpture, a piece of music, a building, and so on. But today, the representations of a road network on large motorway signs is also regarded as art.
With all this in mind, within the whole arsenal of what we call art, I would like to apply the distinctive characteristic 'good'. After all, a work of art can be a failed painting, a bad building or a terrible piece of music.A good work of art lifts you out of your earthly existence
A good work of art must immediately move your heart, touch your soul, reach into your bones. When you see and feel a good work of art, you forget for an instant that you are there. It's a sort of religious experience. When you're back with both feet on the ground again - something which might take a few hundredths of a second - you discover that something very complex is going on. You then try to analyse this complexity: Who created the work of art? How was it created? From which period does it date? In which context can it be placed? And so on.
The maker of a work of art is a specialist. Of course, he has his vision; that is a given. In my view, the starting point must always be the transformation of reality. A work of art portrays something of the here and now. It does something with what we see around us; it transforms it, captures it. It must also have something innovative, otherwise it's just a repetition of that reality, not a transformation. The specialist has a number of means at his disposal to achieve that transformation. We can expect him to use those skills in an expert fashion - after all, being a specialist, he has trained for this. Of course, there are always people who are born geniuses, who simply have 'the gift', like Mozart. And there are also self-taught artists who have a particular desire to create something. By constantly working in and with the subject matter or the material, they gradually become more and more comfortable with it.
If the specialist has employed the factors I have just mentioned correctly, and has also incorporated into his work the cliches of life and death, old and new, beautiful and ugly, black and white, light and dark, and so forth, then we might expect that the puzzle which is the creation of a good work of art is complete. However, a good work of art always has an additional, indefinable factor - call it mystery, emotion, intuition, chance - which plays a key role in the creation process.
If you come across a good work of art in the right place at the right time, it can evoke a response which can perhaps be described as the religious experience I spoke of earlier. Such moments are so intense and blissful that we suddenly feel as if there is more to this earth than, say, our day-to-day worries. That's what I mean by lifting us out of our earthly existence.The inner need to create images
There have been a few moments when a good work of art has evoked a sensation like that in me - and without alcohol or drugs, I should add; a completely pure sensation, in other words. And when that happens, you obviously want to know how it happens and what precisely is happening. If it's a piece of music, for example, you might try to discover what was going on in the composer's mind. You can read about this, or you can try to discover what happens by making music yourself. I think the same thing happens with visual art. At an academy of art you learn by carrying out assignments how the process of creating visual images operates. At a certain point, you have enough insight and a need arises to strike out on your own, to create your own images. You don't need any more assignments. You are then able to give form to your inner need to create an image. The question then, of course, is whether your own image is also able to evoke that intense experience. For me, the kick is using material to make something which gives me a feeling of intense happiness. But it's a very short-lived feeling. That's where the 'drive' comes from, that makes you go on producing new images.
Because that moment of bliss is so short-lived, I also try to experience 'quality moments' in my daily life. For me, the setting is important and also provides a frame of reference which enables me to hold my own. I expect the same commitment from the specialists around me, each in their various disciplines. That's why I can get so angry when fellow-specialists - artists, architects, design-ers, and so on - don't do their work well. Without asking to, I am then forced to encounter their pollution. This is anything but uplifting art.The visual arts as my chosen field
Sadly, I'm no homo universalis, and as I can't make a contribution to society in all domains of art, I've chosen to try to excel in one artistic discipline. That discipline is the visual arts; sculpture is my field. Since 1985 I've used clay in my work because that's the material in which I can give form to my thoughts and feelings in the most striking way. Precisely because it's so unformed and meaningless on its own, clay creates possibilities for imparting form and meaning. The idea of creating an image from clay which is a result of my own actions, right down to the tiniest detail, is something that fascinates me enormously. In 1994 I also began working in bronze and later still in aluminium.The Dr A.H. Heineken Prize for Art
The Dr A.H. Heineken Prize for Art 2000 was awarded to Guido Geelen for the unorthodox and innovative way in which he uses the traditional material of clay. Guido Geelen, who prefers to be called a creator of sculptures, creates images in which ceramics form an important element. These images are often constructed from ceramic reproductions of a wide variety of everyday objects. Guido Geelen has, for example, created a ceramic sculpture composed of dogs, car tyres, vacuum cleaners, televisions and computers, all made of red clay compacted together. By organising these items in a particular way and then stacking them on top of one another, Guido Geelen has created a ceramic wall which fascinates viewers despite - or perhaps because of - its seemingly morbid character.
Guido Geelen was born in Thorn, the Netherlands, in 1961. He attended the Institute for Draughtsmanship, Craftsmanship and Textiles (tehatex) in Tilburg and went on to study at the Academy of Fine Arts for two years. Guido Geelen was awarded the incentive prize for applied art by the Amsterdam Fund for the Arts in 1988, the Charlotte Kohler Prize for Sculpture in 1989, and the incentive prize for fine art by the Amsterdam Fund for the Arts in 1990.
Guido Geelen's work can be viewed at the Stedelijk Museum of Modern Art in Amsterdam, the ptt Art and Design Collection in The Hague, the Kruithuis Museum for Contemporaiy Art in 's-Hertogenbosch, the North Brabant Museum in 's-Hertogenbosch, the Kroller-Muller Museum in Otterlo, the Boijmans van Beuningen Museum in Rotterdam and the De Pont Museum in Tilburg.
The 2000 DrA.H. Heineken Prize for Art (Dfl 100,000) is being awarded to an artist who works in ceramics. The Netherlands has a rich tradition in ceramic art, ranging from the centuries-old Delftware industry to the innovative Dutch pottery from around 1900 (when independent potters first began to flourish) and right up to the revolutionary ceramic work being produced in our own day. It is precisely this aspect that the jury has decided to emphasise by awarding the Dr A.H. Heineken Prize for Art to artist Guido Geelen for his entire oeuvre.
The jury that has awarded this prize has acted independently of the Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences. However, a number of Academy members took part in the jury in a private capacity.Geelens klei spot met rigide vorm
Geelens klei spot met rigide vorm
3 oktober 2000, De Volkskrant (Sacha Bronswasser)
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
Voor de sloopbal er tegenaan gaat, kan de Nieuwe Vleugel van het Stedelijk Museum nog eens laten zien waar Willem Sandberg hem ooit voor had bedoeld. Met de beelden van Guido Geelen erin is de vleugel weer een etalage. En wat voor één!
Verleidelijker waar dan die van Geelen zag je er zelden. Naar binnen moet je, dichterbij, tot je op je hurken zit, je neus erbovenop, om ook dat ene koetje in het binnenste van dat varken te zien.
Afgelopen vrijdag ontving Guido Geelen (39) de A.H. Heine-keriprijs voor de beeldende kunst De kunstenaar maakt beelden van aardewerk, porselein, brons en aluminium. Vooral de conventies uit de keramiekwereld lapt hij daarbij aan zijn laars.
Geen kop en schotels, maar wasmachines en televisies van porselein. Glazuur en platina druipen over het oppervlak. Kitscherige decoratieplaatjes van serviesgoed worden als kleur gebruikt. Beelden worden met zoveel gaten doorboord, dat ze nog maar net samenhang houden. En vazen? Oké, Geelen maakt vazen, als je bereid bent om je bloemen in de buik van een kroelende aardewerken fox-terriër te steken.
De tentoonstelling Vuur-werk 1987-2000 geeft een overzicht van het oeuvre van Geelen in ruim tien werken. Elk exemplaar vertegenwoordigt een stijl waar binnen
Geelen alle mogelijkheden verkent, voor hij op naar het volgende hoofdstuk gaat. Dat hij daarbij soms inventief gebruikt maakt van zijn vroegere werk, zorgt ervoor dat er na vijftien jaar daadwerkelijk al sprake is van een oeuvre.
Eén van de bekendste, een sleutelwerk, is waarschijnlijk de 'muur' van aardewerken voorwerpen uit de collectie van De Pont (zonder titel, 1992). Geelen maakte mallen van alledaagse voorwerpen (een tv, teddybeer, porseleinen honden en andere dieren, fruitmand, toetsenbord, gitaar, kandelaar) en perste de nog natte voorwerpen in rechthoekige bekisting voor ze de oven ingingen. Het werden bouwstenen voor een fikse muur, een minimalistische sculptuur, volgepropt met huiskamerprullen.
Heel slim verwijst de muur naar van alles: naar bakstenen, naar het minimalisme. Naar stapelingen van de nouveaux réalistes. Naar verstikkende volgestouwde interieurs. Achteruit, naar de stapelingen van klei die Geelen hiervoor maakte. En vooruit, naar beelden waarin steeds meer kleine beelden (honden, koeien, kippen) opduiken.
In de vroege werken (tot 1990) lijkt Geelen streng. Hij stapelt witte klei tot ritmische muren, met diabolo's, bollen, kubussen, 'broodjes'. Maar al van veraf zie je dat de klei spot met de rigide vorm. Slappe drollen zijn het, natte lappen in een keurslijf geperst.
Een werk verder doet de figuratie zijn intrede: de strengen klei zijn eerst door een mal gedrukt, en
daar waar de stroken afgesneden worden verschijnt de vorm van een letter, een bloem of een paar-denkop. En dat ook nog eens afwisselend bespat met zwarte en witte glazuur.
De 'vulling' en de detaillering gaan steeds meer overheersen, tot Geelen die strakke buitenvormen helemaal loslaat.
Het pronkstuk van de tentoonstelling, een verguld varken en dito kip, laten een veel frivolere Geelen zien (Zonder titel, 2000). Beide dieren zitten gevangen in een stelsel van gietkanalen. Daaruit loopt na het gieten het overtollige brons weg, en Geelen laat die
littekens' gewoon zitten. Het varken heeft daardoor een stok aan de buik hangen; de kip wordt door een staaf aan de grond gespiest.
Vervolgens, zijn de beesten met een rondboor opengewerkt en verguld. Over de rug en in de buik van het varken lopen kleine koetjes.
Die kleine beestjes vind je overal terug. Kruipend uit een delft-blauwe wasmachine, verscholen tussen de golven van een met de handen geknede schaal. Uitgevoerd in grofpukkelig rood aardewerk, of gladgestreken glazuur, bedekt met bloemenplakplaatjes. Steeds weer moet je inzoomen,
om te zien dat die kruimel in de hoek eigenlijk een varkentje in een schuimende zee van aardewerk is.
De kleur van aardewerk loopt als een rode draad door het werk, zelfs onder al die lagen verguldsel, glazuur en plakplaatjes. Guido Geelen groeide ermee op. Zijn jeugd bracht hij door in Thorn, Limburgs dorp in het Maasdal, waar veel fabrieken voor dakpannen en aardewerk zijn. Als kind al haalde hij er emmers klei en mocht af en toe iets laten meebak-ken, in de grote ovens.
De liefde voor het materiaal zie je terug. Aardewerk werd door hem losgemaakt van bloempotten en dakpannen; en met dezelfde inventiviteit ging hij ander materiaal te lijf.
Zelfs in een relatief kleine presentatie zie je de ambachtsman terug. Geelen kent zijn métier door en door, en giet brons of plakt Delftsblauw met evenveel aandacht. Wat hij maakt is even belangrijk als de manier waarop hij het doet en dat zorgt voor meer betekenis.
Aan de entree van de expositie hang een tros beelden van handen. Ze zijn gemaakt in opdracht van uitgeverij Wolters Kluwer en beelden het vingeralfabet voor doven uit. Weer dat staketsel van gietkanalen. Dunne gietsporen lopen als extra bloedvaten over de handpalmen. En daar waar het aluminium er in- en uitstroomde, is een trechter blijven zitten; een schetterende trompet voor een doodstil alfabet.Kunsthistorische zoektocht
2000, Beelden (Astrid Tanis)
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
In het jaar 2000 stond de prestigieuze Dr. A.H. Hei-nekenprijs voor de Kunst in het teken van de keramiek. Niet vreemd dat de jury met deze invalshoek bij Guido Geelen uit kwam. De manier waarop deze kunstenaar met klei omgaat is vernieuwend en origineel. Het werk staat daarentegen niet los van de geschiedenis van de kunst, overal in het werk ontdek ik kunsthistorische tekens en verwijzingen. Het bezoek aan de tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam blijkt achteraf een intellectuele reis naar het verleden van de kunst.
Keramiek kent in Nederland een lange traditie. Meestal blijft de discipline echter hangen in de vormgeverssfeer van potten, schalen en vazen. Dit is begrijpelijk, het materiaal is breekbaar, zwaar en modeleerbaar. Deze eigenschappen drijven vormgevers en kunstenaars vaak richting gebruiksvoorwerpen en siervoorwerpen. Dunne wanden en holle objecten van bescheiden afmeting zijn favoriet.
Slechts weinig kunstenaars lukt het om de keramiek uit de ketenen van dit'esthetisch verleidelijke' traject te bevrijden en de vorm een gewichtigheid te geven die de zwaarte van het materiaal toekomt. De kunstenaar David van der Kop was een van de bekendste Nederlandse beeldend kunstenaars die in de twintigste eeuw, keramische beelden vervaardigde waar monumentaliteit de esthetiek een lesje leerde. Niet de verleiding, maar de visuele impact en het volume dwong respect af.Terwijl beschaafde verzamelaars van keramische voorwerpen met handschoenen hun nieuwste aanwinsten verplaatsten en verschoven naar veilige plekken voor menselijke onbehouwenheid, dwongen de 'Van der Kop beelden' de bezoeker zelf een pas op de plaats te maken, om al te pijnlijke confrontaties te voorkomen. De beelden vroegen geen handschoenen maar ontzag. De beelden van Guido Geelen horen thuis in de keramische traditie van Van der Kop. Geen ijle voorwerpen maar beelden met een lichaam. Geen 'hebbedingetjes' maar fysieke monumentale confrontaties, waarvoor menig huiskamer te klein is.Eigenheid en originaliteit
De prijstoekenning brengt het werk van Geelen tot in de Nieuwe Vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze zijvleugel ervaar ik - vreemd genoeg - altijd als een aanhangsel van het museum. Het werk staat daar afgezonderd van de rest van het gebouw.Teleurgesteld, over de eerder bezochte tentoonstelling van Rob Birza, stap ik er binnen. Birza vult prominent en ongebreideld de bovenzalen van het Stedelijk Museum. De teleurstelling over het werk van Birza ebt tussen de beelden van Geelen snel weg.Wat ik bij Birza mis, heeft Geelen volop; eigenheid en originaliteit. Beelden als deze zie je nergens, ze zijn niet inwisselbaar met werk van andere kunstenaars. Visuele materie In een televisie-interview met Hanneke Groenteman hoor ik Geelen bescheiden zeggen, dat hij inmiddels niet zo'n moeite meer mee heeft met de term 'kunstenaar'. Vroeger prefereerde hij 'beeldenmaker'. Ik kan me hierbij iets voorstellen. Het begrip keramist schept verwachtingen die Geelen overstijgt en de term kunstenaar pretendeert iets dat je eerst moet waarmaken. Geelen staat in het Stedelijk, is aangekocht door verzamelaars van naam, krijgt prestigieuze prijzen en zelfs een internationaal bekende criticus als Donalt Kuspit is onder de indruk van zijn werk. Het begrip 'kunstenaar' lijkt inmiddels verdiend.
Toch laat de uitspraak'beeldenmaker' mij niet los.'Beeldenmaker' impliceert de activiteit van het scheppen. Bij de term kunstenaar staat meer de persoonlijkheid van de maker of bedenker centraal. Geelen is een schepper van visuele materie dat onder de naam kunst te vatten is. Zijn beelden raken je visueel in hun materialiteit, de kunstenaarspersoonlijkheid blijft op de achtergrond. De activiteit vanwaaruit de beelden ontstonden blijft prominent voelbaar in het werk, daar heb je het verhaal van de kunstenaar niet bij nodig.
Opvallend is de vanzelfsprekendheid waarmee het materiaal de beelden kracht geeft. Geelen weet wat hij doet, hij denkt in klei en zet deze gedachten in trefzekere vormen vast. Het geeft de beelden hun zeggingskracht. De televisie-uitzending waar hij sprak, komt mij weer voor de geest, Geelen vertelde hoe hij als kind met zijn vriendjes al klei ging halen bij de dakpannenfabriek in de buurt.Wat de kinderen van de klei maakten, ging in de oven bij de dakpannen. Hij beleefde hier veel plezier aan. Deze kindertijd zorgt voor een voorsprong op andere 'keramische' kunstenaars. Geelens carrière begon in zijn kinderjaren. Naast deze voorsprong heeft Geelen talent en een grote werkdrift. Deze drie aspecten maken hem wat hij nu is; een kunstenaar met internationale erkenning.Religieuze uitstraling
Ik loop langzaam tussen de beelden door, sommige werken zag ik eerder. De beelden bezitten een autonome visuele kracht die zich onafhankelijk van de locatie waar ze staan manifesteert. Het Stedelijk Museum geeft ze geen meerwaarde; ze zijn wat ze zijn en dat is goed. Ze zijn niet gebonden aan één plek en verliezen ook niet aan impact op een 'mindere' locatie. Dat kan je niet van alle kunst zeggen. Onwillekeurig denk ik aan het werk van Birza in de bovenzalen en vermoedt dat van zijn schilderijen en installaties niet veel overblijft als je ze loskoppelt van de museale context en het oeuvre waarin ze gewaardeerd en beschermd worden. De werken van Birza klampen zich vast aan de pretentieuze locatie, ze hebben houvast nodig om iets te zijn. De beelden van Geelen blijven stoïcijns zichzelf onder iedere omstandigheid. Ik loop door de zaal en kijk naar de veelheid aan vormen en tekens die ik in de beelden zie. Een mobiel van handen die de gebarentaal uitdrukken. De beelden zien er compleet uit. De handen zijn gegoten in aluminium, de gietkanalen blijven zichtbaar. Bij Geelen zijn de gietkana-len niet overbodig, het procédé waaruit de beelden ontstonden, blijft onderdeel; de activiteit van het maken en afgieten verdwijnt niet. Dezelfde gietkanalen zie je bij het gouden varken dat de kunstenaar bovendien nog eens doorboorde met gaten; een gouden 'doorkijkvarken'. Het bladgoud geeft het beeld een glanzend egaal aanzien. Er ontstaat hierdoor een onbedoelde religieuze lading; geen gouden kalf maar een gouden varken. Ernaast staat een haan, hetzelfde procédé maar veel kleiner. Iets verder op een houten blad op twee schragen liggen koeienkoppen in rood keramiek, ook hier zie je gaten maar minder'georganiseerd' waardoor een ervaring van 'kadavers' ontstaat. Het beeld roept de associatie op met het stilleven van een slachttafel of offertafel.Horror vacui
De beelden mogen dan locatie onafhankelijk zijn, inhoudelijk zijn ze dat niet. Ze vermengen zich met anderen concepten en kunststijlen uit de voorbije tijd. Ondanks de eigenheid en eigentijdsheid van de beelden, maken ze bij mij herinneringen los aan de geschiedenis van de kunst.
Het kunsthistorische begrip'horror vacui' bekruipt mijn gedachten.'Horror vacui' betekent angst voor leegte, waardoor kunstenaars tekeningen en schilderijen volledig vulden met beeldende tekens. De beelden van Geelen zijn vol en verzadigd, er kan niets bij. De grote terracotta muur is een opeenhoping van beelden: autobanden, tv's, honden, apen en meer. Bij historische werken denk je dan direct aan iconografische verwijzingen. Bij Geelen niet, misschien is het een monument voor de
wegwerpmaatschappij of een ode aan de vlooienmarkt, dat kan allebei.Voor mij is het een hommage aan de menselijke verzamelwoede.Allemaal voorwerpen die op zichzelf nietszeggend zijn. Samengevoegd wordt het een monumentaal beeld en een zoekplaatje van wat voor individuen van waarde is, was of leek. De tot een rechthoekig blok samengeperste inhoud van een vergeten zolder. Door de veelheid vervallen de afzonderlijke beeldende verwijzingen tot ornament. Historische ornamenten verschijnen echter symmetrisch en in een regelmatige ordening. Daarvan is hier geen sprake, het blijft samengevoegde chaos, zonder consistentie.Eclecticisme
Vreemd genoeg schieten de kunsthistorische begrippen 'actionpainting' en 'expressionisme' mij bij andere werken te binnen. De hondenvaasjes bezitten een hoog'Wil-lem-de-Kooning-gehalte'. Het zijn kleine artistieke explosies in klei, de kunstenaar had blijkbaar behoefte aan expressie. De beroemde actiefilmpjes van Karel Appel en Jackson Pollock verschijnen onwillekeurig in mijn visuele geheugen. De rustige glimlachende Geelen die ik op de televisie zag, lijkt in geen opzicht op deze persoonlijkheden. Maar wie weet, breekt het beest in hem los, achter zijn gesloten atelierdeur. Ik zie twee op elkaar gestapelde eigentijdse toestellen van keramiek, ze doen me aan de Pop-art beelden van Claes Oldenburg denken. Ze dragen echter een Delftsblauwe horror vacui huid. Over deze Delftsblauwe huid zie ik drippings die Pollock doen herleven. Bijzonder dat ik deze kunsthistorische overdaad niet als 'overdone' ervaar. De romantiek herleeft een paar meter verder in drie overdadig versierde vazen op een sokkel. Ik kijk nog een laatste maal de zaal rond, deze eclectische veelheid vertoont zich als eenheid. Het is de hand van de kunstenaar die alles verbindt. Ik vraag me af, minimal art? Nee dat zie ik nergens .... of toch, in het midden van de zaal, die stapeling regelmatige diabo-lovormen? Bijzonder toch hoe ik het eclecticisme van Birza als gebrekkig plagiaat ervaar, terwijl ik dat bij Geelen juist als kwaliteit herken.Kritiek - Guido Geelen
26 oktober 2000, De Volkskrant (M. Februari)
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
De werking van de kunstkritiek heb ik pas goed begrepen toen ik ooit een verhaal las van de Israëlische satiricus Ephraïm Kishon. Dat verhaal beschrijft het wrede lot van een journalist die post krijgt van een anonieme bewonderaar. De journalist, schrijft deze bewonderaar, is de beste in zijn soort. Zijn stijl is ongeèven: aard, zijn scherpzinnigheid is uniek. Lange tijd ontvangt de journalist brieven van zijn fan, met steeds dezelfde boodschap.
Maar dan verandert er iets. De fan betoont zich kritisch over een artikel. Het is niet erg, schrijft hij, en het is waarschijnlijk een eenmalige uitglijder. Maar toch. De journalist schrikt op en doet extra zijn best. De fan is niet tevreden. Wat is er toch gebeurd, schrijft hij, dat de kwaliteit van uw werk de laatste tijd zo overduidelijk achteruit holt? De journalist krijgt de schrik nu goed te pakken en schrijft zijn stukken met nog meer inzet dan voorheen. Het baat niet, de fan (in feite natuurlijk de aartsvijand van de journalist) wendt zich teleurgesteld af. De journalist stort in.
Dat je diep zult vallen, wanneer je tot grote hoogten bent gestegen, is algemeen bekend. What goes up, must come down. Maar er wordt weinig gesproken over het causale verband tussen dit stijgen en dit vallen. Zoals het verhaal van Kishon laat zien, is het vallen pas werkelijk pijnlijk wanneer het wordt veroorzaakt door dezelfde criticus die het stijgen- teweeg heeft gebracht. En soms speelt dit hele angstaanjagende proces zich af binnen het bestek van één enkele recensie.
Janneke Wesseling (NRC Handelsblad) begint enthousiast te schrijven over de tentoonstelling Vuur-werk van de beeldhouwer Guido Geelen in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ze staat in haar enthousiasme niet alleen. Geelen kreeg onlangs de prestigieuze dr. A.H. Heinekenprijs, een kunstprijs die dit jaar werd bestemd voor keramiek. Tentoonstelling en prijs geven aanleiding tot veel publiciteit.
Sandra Spijkerman in trouw ('fascinerend werk'), Sacha Bronwasser in de Volkskrant ('na vijftien jaar daadwerkelijk al sprake van een oeuvre'), Franchise Ledefyoer in de GPD-bla-den ('Geelen verdient de vanzelfsprekende extra publiciteit ten volle'): allemaal zijn ze vol lof. Het werk is onorthodox, verrassend, technisch perfect. Het Brabants Dagblad is voornamelijk trots dat de Tilburgse kunstenaar Geelen in Amsterdam exposeert en komt met een verslag van de opening: 'Ook moeder Geelen, 81 inmiddels, was van de partij.' De Telegraaf houdt het met 232 woorden wel erg kort, maar komt met de prachtige zin: 'Van het recente werk valt vooral zijn gouden varken op.'
In NRC draagt Janneke Wesseling aanvankelijk flink bij aan de feestelijke stemming. 'Ook wie niet vertrouwd is met keramiek herkent direct de virtuositeit van zijn beelden,' schrijft ze. En 'een beeld van Geelen is nooit een beeld zonder meer'. Het belooft een lovende recensie te worden. Wesseling gebruikt aangename woorden als 'poëzie', 'exuberantie', 'ongerijmd en grappig', 'verleidelijke kleuren', en 'venster, waardoor een hele wereld is te zien'. Geelen treft hier duidelijk een bewonderaar.
Dan sluipt het woord 'maar' de recensie binnen. En: 'niet'. En: 'geen'. Het oeuvre van Geelen 'heeft geen stilistische of inhoudelijke constante,' schrijft Wesseling, 'geen echte noodzakelijkheid. De enige constante is de ambachtelijke vaardigheid van de maker.' De waardering voor Geelens virtuoze vaardigheid die het eerste deel van de recensie kleurde, wordt nu opeens door het woord 'weliswaar' opgeslokt: 'Deze vaardigheid, die op zichzelf weliswaar bijzonder is...'
Drie zinnen voor het einde van het stuk valt het mes: 'Deze vaardigheid, die op zichzelf weliswaar bijzonder is, leidt tot spielerei. Niet tot sculptuur, tot beelden met een betekenisvolle vorm.' En zo kan het gebeuren dat een recensie onder de kop 'Virtuositeit van Guido Geelen', eindigt met de afgrond van het woord 'zwakte'.Virtuositeit van Guido Geelen
17 oktober 2000, NRC Handelsblad (Janneke Wesseling)
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
De technische beschrijving van het werk van Guido Geelen (Thorn, 1961) laat zich lezen als poëzie. „Robbelien KOI 6, gesmoord door Janssen-Dings, gebakken klei". Of: „N.G.I.1991, R.& S.93602 & 8B.C, platina-, goud-, koper-, brons- en irisluster, gebakken klei." De combinatie in deze beschrijvingen van aan de ene kant technische precisie en aan de andere kant exuberantie en sprookjesachtigheid typeert het werk van Geelen. Ook wie niet vertrouwd is met keramiek herkent direct de grote virtuositeit van zijn beelden. De klei is zwaar en log of licht en transparant, ongekleurd of geglazuurd in vele lagen, zorgvuldig gemodelleerd of eenvoudigweg door de gehaktmolen geperst: deze keramist draait zijn hand nergens voor om. Zijn werk is één groot celebreren van het materiaal. Geelen ontving onlangs de dr. A.H. Heinekenprijs voor de kunst (ƒ 100.000), die dit jaar bestemd was voor het medium keramiek.
Bovenop een wasmachine leunt, half ingezakt, een televisietoestel. De huid van de keramische apparaten is bedekt met taferelen in Delfts blauw, waar een glanzend platinaluster in lome slierten van afdruipt. Bovenop het bouwsel paraderen talloze kleine figuurtjes, en het oog van de wasmachine herbergt een arcadisch herderstafereel van keramische poppetjes. Her en der balanceren koeien langs afgronden en gluren over randen. Ze zijn een soort miniatuuruitvoering van de koeien aan de gevel van de kathedraal van La-on, die ons, nietige passanten op straat, bekijken. De Wasmachine (1995) van Geelen, 163 centimeter hoog, is een extravagant, ongerijmd en grappig werk.
Een beeld van Geelen is nooit een beeld zonder meer. Ieder werk is een opeenhoping van onderdelen die op allerlei manieren naar de omringende werkelijkheid verwijzen. Deze onderdelen zijn vaak afgietsels van bestaande voorwerpen, variërend van appels en speelgoedhondjes tot complete stofzuigers. De kleivoorwerpen worden samengeperst tot een muur, of samengevoegd tot een wand- of vloerbeeld. Het is alsof het Geelen nooit genoeg is, er moet steeds meer bij, meer lagen, meer voorwerpen, meer verwijzingen. De Gatenbeelden, afgietsels in rode gebakken klei van onder andere kachels en strijkbouten, zien er uit als stukken Emmenthalerkaas, met grote gaten erin gestanst waarin weer kleine afbeeldingen zijn verstopt. En ook de meest eenvoudige beelden, zoals stapelingen van cy-linders, zijn nog bedekt met lagen glazuur in verleidelijke kleuren.
Een beeld van Geelen is een soort archief, een geheugen. De herinneringen die erin liggen opgeslagen zijn verhalend, niet beeldend, van aard. Het is als met de wanddecoraties in een rococo-pa-leis, waarbij op kleine panelen gedetailleerde landschappen zijn geschilderd. De versierde randen van de panelen werken als venster, waardoorheen een hele wereld is te zien. Het is een spel met perspectiefwisselingen, en met een illusionaire ruimtebeleving. Veel beelden van Geelen doen trouwens ook
denken aan Rocaille, de vormeloze schelp- en kalkachtige decoraties en stroperige 'kwabornamenten' van de rococo. Er is wel een belangrijk verschil. Een rococo-wandschildering heeft zijn plaats en functie binnen een duidelijke context. Maar de beelden van Geelen zijn ontheemd; ze kunnen maar niet beslissen waar ze bij horen. Nu eens lijken ze toegepaste kunst te zijn, bijvoorbeeld als tulpenvaas of tuinomament. Dan weer lijken ze aan te willen sluiten bij de autonome kunst. Het doet er niet toe welke autonome kunst: het kan zowel Carl Andre als Jeff Koons waar ze aan refereren. Dat zijn twee uitersten die moeilijk met elkaar te verzoenen te zijn. Het oeuvre van Geelen valt dan ook uiteen, het heeft geen stilistische of inhoudelijke constante, geen echte noodzakelijkheid De enige constante is de ambachtelijke vaardigheid van de maker. Deze vaardigheid, die op zichzelf weliswaar bijzonder is, leidt tot spielerei. Niet tot sculptuur, tot beelden met een betekenisvolle vorm. Ambachtelijkheid is zowel de grote kracht van Geelen als ook zijn zwakte.Waar bloemenvazen honden blijken te zijn
Waar bloemenvazen honden blijken te zijn
10 oktober 2000, Trouw (Sandra Spijkerman)
Solo expositie - Guido Geelen, Vuur-Werk 1987-2000
Drie zacht glanzende, zilverkleurige honden liggen in de Sandberg-vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam op hun rug. Met de hondenlijven licht gekronkeld, de poten in de lucht en kopjes achterover lijken ze de bezoeker te willen verleiden hen eens over hun bastje te kroelen. Niemand zal daartoe overgaan, want deze harige viervoeters, volgestoken met bloemen, doen dienst als vaas. Het zijn drie beelden van de beeldhouwer Guido Geelen (1961). Eind vorige maand kreeg hij de Heinekenprijs voor de beeldende kunst uitgereikt.
Aangenaam verrast was Guido Geelen toen hij in april van dit jaar hoorde dat de jury, onder leiding van de oud-direc-teur van het Rijksmuseum in Amsterdam, Henk van Os, hem had uitgekozen voor deze tweejaarlijkse prijs. Geelen kende de Heinekenprijs wel - vorige keer was die aan Jan van der Pavert toegekend - maar de beeldhouwer had geen weet van het voortraject van deze ronde. Het geld dat aan deze prijs verbonden is, heeft Geelen gedeeltelijk besteed aan een prachtige oeuvre-catalogus, die op het moment van de prijsuitreiking uitkwam. Een overzicht van zijn werk van de afgelopen veertien jaar is momenteel onder de titel 'Vuur Werk 1987 -2000' te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Van een afstand lijken Geelens beelden te bestaan óf uit grote, vaak geometrische vormen, óf uit een vormeloze organische massa. In het eerste geval doen de hoofdvormen sterk denken aan de sculpturen van de minimal art uit de jaren zestig en zeventig. In beide gevallen blijkt echter als je dichter bijkomt, dat de hoofdvormen zijn opgebouwd uit allerlei kleinere onderdelen. Een werk uit de collectie van kunstcentrum De Pont in Tilburg oogt als een muur van rode klei. Dichterbij worden tv's, hondjes, een poef, flessen en veel andere huisraad en gebruiksvoorwerpen zichtbaar.
Hetzelfde gebeurt bij het naderen van een serie sculpturen die op het eerste gezicht veel weg hebben van vazen van het beroemde Meissen-por-selein uit de achttiende eeuw. Op de barokke vorm, van een afstand organisch, bijna amorf aandoend, bevinden zich allerlei kleine speelgoedboerderij-figuurtjes. De eerste sculptuur is ongeglazuurd, de tweede is van een zilverkleurig glazuur voorzien en de derde is overwoekerd met 'plakplaatjes, uit de porseleinindustrie. Grappig is de ontdekking dat een koe bedekt is met het plaatje van een vis.
Zoals zoveel kunstenaars uit de twintigste eeuw is Geelen een kunstenaar die assembleert. Hij modelleert zijn beelden niet langer uit klei of een ander materiaal, noch hakt hij ze uit hout of steen. Nee, hij stapelt. Die stapelingen bestaan bij Geelen bovendien uit bestaande voorwerpen waarvan hij, in veel gevallen, afgietsels heeft gemaakt. Er zit dus nog een stap tussen. Het gebruik van afgietsels uit een en hetzelfde materiaal met eventueel eenzelfde afwerking (glazuur) zorgt voor de uniformiteit van éen beeld. Door die uniformiteit heb je pas in tweede instantie in de gaten dat je naar iets anders kijkt dan je op het eerste gezicht dacht. De bloemenvazen blijken dan tot je verbazing - en genoegen -ineens honden te zijn. x
Hoewel klei voor Guido Geelen altijd een belangrijk medium was en is, heeft hij vanaf 1994 ook werken in brons en later, vanaf 1998, ook in aluminium uitgevoerd. Niet zozeer dat Geelen uitgekeken was op klei; eerder waren het de opdrachten en de situaties waarvoor hij de beelden maakte, die om een ander materiaal vroegen. Zo heeft hij voor het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht beelden op het dak gemaakt. In zware materialen als klei en brons hadden deze beelden niet kunnen worden gerealiseerd. Het lichtere aluminium bleek wel geschikt. Net als de Mei benadert deze kunstenaar ook brons en aluminium op een onorthodoxe wijze. Hij laat de gietkanalen, die normaal gesproken worden weggehaald en afgewerkt, met opzet intact. Op die manier ontstaat er een netwerk van buizen waarmee de verschillende onderdelen van een beeld aan elkaar verbonden zijn. Als bloedvaten verbinden de gietkanalen de onderdelen en maken het tot een levend(ig) beeld. Daarnaast laat het tevens de manier van ontstaan zichtbaar, zoals de architecten van Centre Pompidou aan de achterkant van het gebouw ook alle transportkanalen zichtbaar hebben gemaakt.
Het in- en uitzoomen dat voor Geelens beelden noodzakelijk is, de doorboringen, de verwijzingen naar de geschiedenis 'van de kunst die in zijn werk opgesloten liggen en de tegenstellingen die erin versmelten - oud en nieuw, het banale met het verhevene, structuur en chaos - dat alles zorgt er voor dat de beelden van Geelen letterlijk en figuurlijk een even complexe als duidelijke gelaagdheid bezitten. Het is die gelaagdheid en het eigengereide materiaalgebruik die de jury ervan hebben overtuigd dat dit jaar aan Guido Geelen de Heinekenprijs moest worden toegekend. Daar kun je ze geen ongelijk in geven, want het is fascinerend werk, dat met grote helderheid en met een perfect gevoel voor detail is gemaakt.